| 
  • If you are citizen of an European Union member nation, you may not use this service unless you are at least 16 years old.

  • You already know Dokkio is an AI-powered assistant to organize & manage your digital files & messages. Very soon, Dokkio will support Outlook as well as One Drive. Check it out today!

View
 

Hypothyreoïdie en depressie

Page history last edited by Paula M.C. Mommersteeg 6 years, 10 months ago

Op basis van deze wiki kunnen geen diagnoses worden gesteld en er mogen geen rechten ontleend worden aan deze pagina. Om terug te keren naar de startpagina klik hier.

 

Aantal bezoekers tot nu toe: 

 

 

 

Figuur 1. Aangepast overgenomen [1]

 

Er bestaan verschillende schildklieraandoeningen, waarbij de schildklier zowel te snel (hyperthyreoïdie) als te langzaam (hypothyreoïdie) kan werken [2]. Een niet goed werkende schildklier kan allerlei soorten klachten veroorzaken, waaronder vermoeidheid en gewichtstoename [3]. Daarnaast kan een te traag werkende schildklier leiden tot depressieve verschijnselen en stemmingswisselingen, variërend van mild tot ernstig [3]. Het verband tussen de schildklierfunctie en stemmingsstoornissen, met name depressie, wordt al langer erkend [4].

 

In deze wiki wordt daarom ingegaan op hypothyreoïdie, depressie en de interactie hiertussen. De wiki is voornamelijk geschreven voor mensen met zowel hypothyreoïdie als depressie, hun behandelaren en andere geïnteresseerden. Wij willen erop wijzen dat deze pagina geschreven is in 2017 en er altijd nieuwe inzichten kunnen komen. Daarnaast zullen er altijd individuele verschillen bestaan, waar rekening mee gehouden moet worden.

 

Aangezien er veel afkortingen aan bod komen is er een overzicht gemaakt met de afkortingen en hun betekenissen. Het is aan te raden om het overzicht erbij te houden om hier eventueel op terug te kunnen vallen bij het lezen van deze wiki. Klik hier voor het overzicht.


 

Inhoudsopgave

 

 



 

 

Ziektebeeld van hypothyreoïdie

 

Schildklier: werking en functie

In deze sectie wordt de werking van de schildklier uitgelegd. Om het nog beter te begrijpen kan eventueel deze video bekeken worden (in het Engels), waarbij aan de hand van tekeningen de werking van de schildklier wordt uitgelegd.

 


 

De schildklier, ook wel de thyroïd genoemd, is een endocrien (hormonaal) orgaan dat aan de voorkant van de hals ligt, tussen het strottenhoofd en de luchtpijp (zie Figuur 2) [5]. De schildklier produceert schildklierhormonen die een aantal belangrijke functies in ons lichaam vervullen [5]. Zonder deze hormonen zijn mensen niet in staat om te leven. Schildklierweefsel bestaat uit follikels (kleine blaasjes), waarin de aanmaak van schildklierhormonen plaatsvindt [5]. De blaasjes zijn gevuld met colloïde, een taaie vloeistof waarin een reservevoorraad schildklierhormonen ligt opgeslagen [5]. Het bloedvatennet rondom de follikels zorgt ervoor dat deze schildklierhormonen naar de rest van het lichaam kunnen komen [5].

De aanmaak van schildklierhormonen gebeurt in verschillende stappen.

  1. Jodium komt via voeding in het lichaam [7]. Jodium zit bijvoorbeeld in keukenzout en brood [7].
  2. Jodium wordt via de lever opgenomen in het bloed (nu heet het jood), waardoor jodium in de schildklier terecht kan komen [5].
  3. Jood wordt in de schildklier omgezet in de schildklierhormonen thyroxine (T4) en triiodothyronine (T3) [5]. Waarbij de schildklier met name T4 (90%) aanmaakt en afgeeft aan het bloed [5].
  4. In andere delen van het lichaam, waaronder nieren en hersenen, wordt het meeste T4 omgezet in T3 en afgegeven aan het bloed [5].
  5. Een deel van T3 en T4 wordt in het bloed gebonden aan eiwitten (belangrijke bouwstoffen van ons lichaam[8]) [5]. Deze vormen als het ware een reserve-opslag [5].
  6. Het andere deel, wat niet aan eiwitten is gebonden, wordt opgenomen door de weefsels [5]. Dit noemt met vrije T3 (fT3) en vrije T4 (fT4) [5].
  7. Het fT4 wordt in de weefsels omgezet in T3 [5]. 
     

Bij het regelen van de hoeveelheid schildklierhormonen in het bloed is niet alleen de schildklier betrokken, maar ook een aantal hersengebieden. De schildklier vormt samen met twee hersengebieden, de hypothalamus en de hypofyse, de Hypothalamus-Pituitary-Thyroid as (HPT-as; dit is een Engels term waarbij Pituitary staat voor hypofyse en Thyroid voor schildklier; zie Figuur 3) [9]. De hypothalamus speelt hierbij de belangrijkste rol [9]. Als er in het lichaam meer schildklierhormonen nodig zijn, dan zal de hypothalamus het hormoon TRH (thyroid releasing hormone) afgeven [9]. Dit hormoon is als het ware een boodschapper die aan de hypofyse doorgeeft dat er meer TSH (thyroid stimulating hormone) afgegeven moet worden aan het bloed. Deze TSH kan op zijn beurt de schildklier aanzetten tot afgifte van T3 en T4 aan het bloed [9]. Bij voldoende T3 en T4 kunnen deze hormonen een signaal aan de hypothalamus en de hypofyse afgeven dat er voldoende schildklierhormonen zijn aangemaakt en dat er geen afgifte van TRH en TSH meer nodig is [9]. Op deze manier wordt er een zogenaamde negatieve feedback loop gevormd [9]. Deze negatieve feedback loop is te vergelijken met een thermostaat in huis. Bij voldoende warmte in huis, zal de verwarming afslaan.

 

De schildklierhormonen vervullen een aantal functies in het lichaam. De belangrijkste functies van de schildklierhormonen hebben te maken met het stimuleren van de stofwisseling (metabolisme genoemd) [10]. Hierbij worden vetten verbrand en daarnaast worden glucose (brandstof voor ons lichaam), eiwitten en warmte geproduceerd [10]. Dit zorgt ervoor dat het lichaam zichzelf op temperatuur kan houden, dat men voldoende energie heeft om acties uit te voeren, dat het lichaamsgewicht stabiel blijft en dat er normale groei en ontwikkeling plaatsvindt.

 

Hypothyreoïdie in het algemeen

Wanneer er te weinig schildklierhormonen worden aangemaakt door de schildklier spreekt men van hypothyreoïdie [3]. De diagnose hypothyreoïdie wordt gesteld als de TSH niveaus in het bloed zijn verhoogd, en de fT4 niveaus verlaagd zijn [11]. Wanneer de TSH niveaus verhoogd zijn, maar de fT4 niveaus normaal zijn, spreekt men van subklinische hypothyreoïdie [11]. Zie Tabel 1 voor een overzicht.

 

 

De diagnose wordt gesteld op basis van bloedonderzoek [11]. Hierbij wordt de hoeveelheden TSH en fT4 gemeten [11]. Wanneer de hoeveelheid TSH in het bloed verhoogd is ten opzichte van de normaalwaarde, en de fT4 waarde verlaagd is ten opzichte van de normaalwaarde, dan spreekt men van hypothyreoïdie [11]. Zoals hierboven is beschreven zal de hypofyse een boodschap krijgen dat er meer TSH aangemaakt moet worden wanneer er te weinig fT4 en te weinig fT3 in het bloed is. Bij hypothyreoïdie werkt de schildklier niet goed, waardoor deze niet of nauwelijks fT4 kan aanmaken en af kan geven aan het bloed [3]. Doordat hierdoor de hoeveelheid fT4 in het bloed laag blijft, krijgt de hypofyse niet de boodschap om te stoppen met het aanmaken van TSH, waardoor de TSH-niveaus blijven stijgen [3]. De negatieve feedback loop werkt dus niet (voldoende), waardoor de afwijkende TSH en T4 niveaus in het bloed ontstaan, zoals kenmerkend is voor hypothyreoïdie.

 

Mensen die lijden aan hypothyreoïdie hebben vaak last van klachten die niet alleen bij hypothyreoïdie voorkomen, maar die ook bij andere aandoeningen voor kunnen komen [3]. Bovendien kunnen de klachten zich bij iedereen anders uiten [11]. Dit kan het lastig maken om de juiste diagnose te stellen. De klachten waarmee de meeste mensen echter naar de huisarts komen zijn moeheid, het vaak heel koud hebben, gewichtstoename en gevoelens van somberheid en depressie [11]. De aandoening kan naast de hierboven genoemde klachten voor veel meer klachten zorgen. In Tabel 2 hieronder is een overzicht te vinden van alle klachten die kunnen voorkomen bij hypothyreoïdie [3].

 

 

Cijfers rondom hypothyreoïdie

Ongeveer 0.3 tot 0.4% van de Nederlandse bevolking heeft hypothyreoïdie [11]. De ziekte komt over het algemeen vijf keer zo vaak voor bij vrouwen dan bij mannen, en neemt toe met de leeftijd [11]. Per jaar krijgen er per 100.000 mensen 120 tot 170 mensen hypothyreoïdie [11]. Dit is relatief veel in vergelijking met hyperthyreoïdie, waarbij er per 100.000 mensen zo’n 30 tot 50 mensen hyperthyreoïdie krijgen [11].

 

Veelvoorkomende oorzaken van hypothyreoïdie

Hypothyreoïdie kan ontstaan als direct gevolg van het feit dat de schildklier is aangedaan, dit wordt primaire hypothyreoïdie genoemd [12]. Oorzaken van primaire hypothyreoïdie zijn [12]:

  • Auto-immuunthyreoïditis, beter bekend als Hashimoto’s ziekte: Dit is een auto-immuunziekte, waarbij het lichaam afweerstoffen maakt tegen de eigen schildklier en deze zo vernietigt.
  • Iatrogene schade: Dit betekent dat de schade is ontstaan door medisch handelen, zoals medicatie (bijvoorbeeld lithium) of chirurgische ingrepen (bijvoorbeeld het verwijderen van schildklier bij schildklierkanker).
  • Aangeboren hypothyreoïdie. Dit wordt congenitale hypothyreoïdie genoemd.
  • Bijwerkingen van de behandeling van hyperthyreoïdie (een te snel werkende schildklier).
  • Tekort aan jodium:  Aangezien jodium essentieel is voor de aanmaak van schildklierhormonen, kan een tekort aan jodium resulteren in een tekort aan schildklierhormonen. In het verleden was jodiumtekort een van de meest voorkomende oorzaken van hypothyreoïdie. Omdat in Nederland jodium aan keukenzout is toegevoegd, is dit nauwelijks meer een oorzaak voor hypothyreoïdie. In andere, minder ontwikkelde landen, is dit nog steeds een belangrijke oorzaak voor hypothyreoïdie.

 

Bovendien kan de aandoening ontstaan door schade aan de hypofyse, waardoor de productie van TSH niet meer op gang komt [12]. Dit is zeldzaam en wordt dan secundaire hypothyreoïdie genoemd [12]. Op het moment dat door schade aan de hypothalamus de TRH productie niet meer op gang komt spreekt men van tertiaire hypothyreoïdie [12]. Ook dit is een zeer zeldzame aandoening [12].

 

Naast deze oorzaken zijn er ook mensen die nog geen hypothyreoïdie hebben, maar wel een verhoogd risico hebben [11, 12]. Dit zijn mensen die ouder zijn dan 65 jaar, vrouwen die net bevallen zijn, mensen met het syndroom van Down en mensen die bestraling hebben gehad in hun hoofd of nek [11, 12].

 

Behandeling

Als mensen eenmaal hypothyreoïdie hebben, dan is het beloop van deze aandoening over het algemeen gunstig [13]. Er moet echter wel op een goede manier behandeld worden, aangezien onbehandelde hypothyreoïdie kan leiden tot bloedarmoede, een lage lichaamstemperatuur en hartfalen [13]. De hypothyreoïdie klachten verdwijnen meestal nadat de TSH en T4 niveaus genormaliseerd zijn door de schildkliermedicatie [13]. Het is wel van belang dat de schildklier medicijnen levenslang en op de juiste manier worden ingenomen [11, 13].

 

De medicijnen die het vaakst gebruikt worden bij de behandeling van hypothyreoïdie zijn thyreomimetica [14]. Deze medicijnen bestaan uit synthetische schildklierhormonen die, zoals de naam al aangeeft, de effecten van natuurlijk voorkomende schildklierhormonen nabootsen [14]. Er zijn twee typen thyreomimetica die kunnen worden voorgeschreven:

  • Levothyroxine: deze stof is identiek aan het schildklierhormoon T4. De werkzame stof in dit geneesmiddel is levothyroxinenatrium [15].
  • Liothyronine: deze stof is identiek aan T3 en bevat liothyroninenatrium als werkzame stof [14].

 

In Tabel 3 is een overzicht gegeven van de verschillende typen geneesmiddelen die levothyroxine of liothyronine bevatten [14].

 


 

De voorkeursbehandeling voor hypothyreoïdie is levothyroxine [16, 17]. Liothyronine wordt soms ingezet bij mensen die ondanks behandeling met levothyroxine toch nog een deel van de klachten houden [18]. Liothyronine kan dan als aanvulling op levothyroxine gebruikt worden [18]. Aangezien levothyroxine de voorkeursbehandeling is, zal er op dit medicijn verder worden ingegaan. Voor meer informatie over liothyronine raden wij aan om het farmacotherapeutisch kompas [14] te raadplegen.

 

Het duurt altijd even voordat de juiste dosering gevonden is van levothyroxine [11, 15]. Om die reden wordt er iedere 6 weken bloed geprikt waarbij TSH en T4 waarden worden gemeten om te bepalen of de dosering past bij de patiënt, zo nodig wordt de dosering aanpast [11, 15]. Dit wordt herhaald totdat de juiste dosering voor de patiënt is gevonden [11, 15].

 

Bijwerkingen

Bij een goed ingestelde dosering van levothyroxine treden er geen bijwerkingen op [15]. Een te hoge dosis of het te snel opvoeren van de dosering kan wel leiden tot symptomen van hyperthyreoïdie (een te snel werkende schildklier) [15]. De volgende bijwerkingen zijn bekend: overgevoeligheidsreacties, waaronder huiduitslag, jeuk, angio-oedeem (vochtophoping door kleine lekkages in de diepere bloedvaatjes) en daarnaast kan plots een reactie optreden waarbij het lichaam overgevoelig reageert op het medicijn [15]. Verder kan er ook gewichtsafname, tremor (onwillekeurig beven van het lichaam), hoofdpijn, rusteloosheid, opwinding en slapeloosheid optreden [15]. Voor meer informatie over de bijwerkingen verwijzen wij naar het farmacotherapeutisch kompas [15].

 

Behandeling bij subklinische hypothyreoïdie                                                                                

Er is veel onderzoek [19, 20, 21] gedaan naar het effect van levothyroxine bij subklinische hypothyreoïdie. In deze studies wordt slechts een minimaal positief effect van de medicatie gevonden [19, 20, 21]. Dit betekent dat mensen maar een lichte verbetering van symptomen ervaren. Vanwege deze bevindingen wordt het niet aangeraden om mensen met subklinische hypothyreoïdie standaard te behandelen met levothyroxine [22].

 

Levothyroxine bij hart- en vaatziekten en bij zwangerschap

Wanneer iemand zowel hypothyreoïdie als een hart- of vaatziekte heeft, dan moet deze hart- of vaatziekte eerst behandeld worden voordat levothyroxine toegediend wordt [11, 15]. Als men uiteindelijk levothyroxine toegediend krijgt, moet men de TSH en T4 niveaus in het bloed van de patiënt in de gaten blijven houden om zeker te weten dat deze niveaus goed blijven [11, 15]. Een van de redenen dat men eerst de hart- en vaatziekten moet behandelen is dat schildklierhormonen het hart gevoeliger kunnen maken voor stoffen in het lichaam die normaal gesproken de hartslag en samentrekking stimuleren, namelijk adrenaline en noradrenaline [23]. Een constante hogere hartslag heeft allerlei gevolgen, waaronder een te hoge bloeddruk en aderverkalking wat uiteindelijk tot hart en vaatziekten kan leiden [24]. Wanneer men eerst de hart- en vaatziekten behandeld kunnen deze gevolgen voorkomen worden [15].

 

Op het moment dat een vrouw met hypothyreoïdie zwanger raakt is het belangrijk om TSH en T4 niveaus regelmatig te laten controleren door de huisarts, omdat de behoefte aan schildklierhormonen toeneemt tijdens de zwangerschap [15, 25, 26]. Hierdoor kan het zijn dat de patiënt een hogere dosering nodig heeft [15, 25, 26]. Het is waarschijnlijk belangrijk dat de moeder levothyroxine blijft innemen, omdat onbehandelde hypothyreoïdie tijdens de zwangerschap de kans op complicaties en nadelige effecten op de ontwikkeling van de baby in de buik verhoogt [15, 25, 26]

 

 

Ziektebeeld van een depressie

 

Symptomen

Depressie is een stemmingsstoornis die zich kenmerkt door gevoelens van somberheid en verlies van interesse of plezier (anhedonie), met bijkomende symptomen zoals vermoeidheid, schuldgevoelens, slapeloosheid en vermindering van eetlust [27]. Voor een depressieve stoornis moeten deze symptomen gedurende twee weken aanwezig zijn en niet toe te schrijven zijn aan een medische aandoening [27]. Het kan per persoon verschillen welke symptomen op de voorgrond staan. In onderzoek wordt er naast een depressieve stoornis ook vaak gesproken van subklinische depressie, waarbij patiënten depressieve klachten hebben maar niet voldoen aan alle diagnostische criteria [28]. Voor een overzicht van de criteria behorend bij een depressie verwijzen wij naar de DSM-5 of de ICD-10 [27, 29]. Voor meer informatie over depressie, klik hier.

 

In een eerder deel werden de symptomen van hypothyreoïdie besproken. Het valt op dat veel symptomen die horen bij hypothyreoïdie lijken op de symptomen die horen bij een depressie, zoals vermoeidheid, verminderde concentratie en een sombere stemming (zie Tabel 4) [30]. Bij sommige patiënten met hypothyreoïdie zijn stemmingsverandering, prikkelbaarheid of angstklachten zelfs de eerste symptomen die zij opmerken [31]. Hierdoor is het in de praktijk erg lastig om deze twee diagnoses van elkaar te onderscheiden [31, 32]. Het komt dan ook nogal eens voor dat iemand onterecht de diagnose depressie krijgt [31, 32]. Aan de andere kant kan een depressieve stoornis bij patiënten met hypothyreoïdie worden gemist, wanneer deze symptomen worden toegeschreven aan de schildklierafwijking [31].

 

Er is onderzoek gedaan naar de depressieve symptomen die het meeste voorkomen onder patiënten met hypothyreoïdie. Voor mannen zijn dit depressieve stemming (73.33%), angst (66.67%), slapeloosheid (43.33%), en somatische klachten (33.33%) [32]. Bij vrouwen waren dit gastro-intestinale stoornissen (darmklachten; 68.54%), hypochondrie (ziekteangst; 64.28%), depressieve stemming (60%), angst (92.85 %) en klachten met betrekking tot de spieren (78.57%), slapeloosheid (47.14%) en zelfdoding (suïcide; 37.14%) [32].

 

 

 

Volgens Tabel 4, zijn er ondanks de vele gezamenlijke symptomen tussen hypothyreoïdie en depressie ook symptomen die ofwel alleen bij hypothyreoïdie horen ofwel alleen bij depressie [30]. Wanneer er bij een hypothyreoïdie patiënt naast een sombere stemming ook sprake is van gewichtsverlies, slaapstoornissen en verminderde eetlust is dit een aanwijzing dat er mogelijk sprake is van een depressieve stoornis naast de hypothyreoïdie [30]. Aan de andere kant, wanneer iemand met depressieve klachten ook symptomen vertoont zoals gewichtstoename, oedeem (vochtophoping in de huid), snel koud hebben, hartklachten en broze haren en nagels, kan dit naast een depressie ook op hypothyreoïdie wijzen [30]. Het is dan ook van belang om al deze klachten te bespreken met de arts/patiënt, aangezien hiermee het onderscheid gemaakt kan worden tussen deze twee aandoeningen.

 

Cijfers rondom depressie

Ongeveer 8% van de volwassen Nederlandse bevolking had in 2015 een depressie [33]. Een depressie komt over het algemeen twee keer zo vaak voor bij vrouwen dan bij mannen [34]. Het komt vooral voor bij mensen tussen de 40 en 50 jaar oud [34]. Per jaar krijgen er per 1.000 mensen 27 mensen een depressie [28].

 

Hierboven is aangegeven dat de symptomen van hypothyreoïdie erg lijken op die van een depressie. Dit kan leiden tot een verkeerde diagnose en behandeling. Mogelijk wordt er hierdoor vaak vanuit gegaan dat patiënten met hypothyreoïdie ook vaker een depressie hebben en patiënten met depressie vaker hypothyreoïdie. Er wordt dan ook gedacht dat deze twee aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden [4]. Hieronder wordt kort beschreven wat er tot nu toe bekend is het samen voorkomen van hypothyreoïdie en depressie.

 

Depressie en hypothyreoïdie

Depressieve symptomen bij patiënten met hypothyreoïdie

Onderzoek naar het voorkomen van een depressie bij hypothyreoïdie laat erg uiteenlopende resultaten zien [35-38].
Dit komt waarschijnlijk door de verschillende manieren waarop het onderzoek is gedaan. Ten eerste wordt er afwisselend

gekeken naar klinische en subklinische hypothyreoïdie. Verder worden in verschillende onderzoeken verschillende hormoonniveaus gebruikt (TSH, T4 of T3) om te kijken of iemand wel of geen hypothyreoïdie heeft. Ten slotte verschillen studies ook in de manier waarop ze een depressie meten.

 

Bij personen met subklinische hypothyreoïdie lijken depressieve symptomen niet sterker aanwezig te zijn dan bij gezonde proefpersonen [35, 38, 39]. Enkele kleinere studies vinden een effect [38, 40-42], maar in recente grotere studies wordt er geen relatie gevonden tussen schildklierfunctie en depressie [35, 37, 43]. De grootste studie naar dit onderwerp is de HUNT-2 studie uit Noorwegen, waarin bij 30.000 mensen de relatie tussen de concentratie van TSH en depressie werd onderzocht [43]. Hier was een subklinische hypothyreoïdie geen risicofactor voor een depressie [43].

 

In tegenstelling tot bij patiënten met subklinische hypothyreoïdie, lijkt er bij patiënten met klinische hypothyreoïdie vaker wel een verband gevonden te worden met een depressie (zie Figuur 4) [38, 44]. Drie studies waarin patiënten met klinische hypothyreoïdie onderzocht werden vonden dat deze patiënten vaker een depressie hadden dan mensen zonder klinische hypothyreoïdie [44-46]. Echter, er was ook een studie die deze relatie niet vond [47]. Ook hier kan het verschil in resultaten tussen deze studies komen door de verschillende manieren waarop de onderzoeken zijn gedaan.

 

Hypothyreoïdie bij patiënten met een depressie

Naast de vraag of depressieve symptomen vaker voorkomen bij patiënten met hypothyreoïdie, is het ook belangrijk om te weten of hypothyreoïdie vaker voorkomt bij mensen met een depressie. Ook hier spreekt onderzoek elkaar tegen. Uit enkele onderzoeken komt naar voren dat klinische hypothyreoïdie niet vaker voorkomt bij patiënten met een depressie dan in de gewone populatie [48]. In een groot bevolkingsonderzoek onder 1.000.000 inwoners komt hypothyreoïdie echter beduidend vaker voor bij depressieve patiënten (1,2%; zie Figuur 4) dan in de gewone bevolking (0.2%) [49]. Wanneer er specifiek gekeken wordt naar de schildklierhormoon niveaus bij depressieve patiënten lijkt hier ook een afwijking te zijn ten opzichte van niet-depressieve mensen [50-53].

 

  • TSH: In verschillende studies wordt gevonden dat patiënten met een depressie hogere TSH niveaus hebben dan niet-depressieve controlepersonen [50-53].

  • T4: Hoewel nog wel eens wisselende resultaten worden gevonden, vinden de de meeste onderzoeken dat de niveaus van T4 hoger zijn in patiënten met depressie dan in gezonde proefpersonen. Dit is dus anders dan in hypothyreoïdie waar T4 niveaus over het algemeen lager zijn [54, 55].

  • T3: In verschillende studies worden bij patiënten met depressie lagere T3 niveaus gevonden [52, 56].

 

Er lijkt dus een relatie te zijn tussen depressie en een afwijkende schildklierfunctie [53-55].

 

Behandeling

De duur van een depressie kan per persoon anders zijn [56]. Bij de helft van de mensen met een depressie duurt deze korter dan drie maanden, terwijl bij 20% van de mensen de depressie langer kan duren dan 2 jaar [57]. Wanneer de depressie langer duurt dan drie maanden is de kans groter dat het een chronische depressie wordt [57].

 

Bij langdurige en ernstige depressieve klachten kan medicatie voorgeschreven worden die de symptomen van een depressie tegen kunnen gaan (antidepressiva) [58, 59]. Bijna alle effectieve antidepressiva zorgen voor een verhoogde hoeveelheid van de drie neurotransmitters dopamine, noradrenaline en serotonine [59]. Via neurotransmitters kunnen neuronen (hersencellen) boodschappen aan elkaar doorgeven [59]. De meeste antidepressiva werken door het verhogen van communicatie tussen de neuronen [58]. Er zijn verschillende soorten antidepressiva [58, 59]. De tricyclische antidepressiva (TCA’s) hebben vooral een effect op de hoeveelheid serotonine en noradrenaline in het centraal zenuwstelsel [58 59]. De selectieve serotonine reuptake inhibitors (SSRI’s) zorgen ervoor dat er meer serotonine in het centraal zenuwstelsel beschikbaar is [58, 59]. Een overzicht van de meest gebruikte middelen is te vinden in Tabel 5 [60].

 


 

Psychologische verklaringsmechanismen

 

Aangezien hypothyreoïdie en depressie op elkaar lijken en samen voor kunnen komen, is het belangrijk om te weten hoe deze aandoeningen elkaar beïnvloeden. Men kan hier vervolgens rekening mee houden tijdens de behandeling. Er is zowel onderzoek naar biologische verklaringsmechanismen als naar psychologische verklaringsmechanismen gedaan. In dit deel wordt eerst ingegaan op een aantal  psychologische mechanismen die de relatie tussen depressie en hypothyreoïdie kunnen beïnvloeden. De biologische verklaringsmechanismen zullen later aan bod komen.

 

Gewicht
Mensen met hypothyreoïdie hebben vaker last van overgewicht en een hoger BMI (verhouding tussen lengte en gewicht) dan mensen zonder hypothyreoïdie [61]. Er is onderzocht dat overgewicht kan zorgen voor depressieve symptomen bij patiënten met hypothyreoïdie [61]. Gewichtsverlies daarentegen kan juist leiden tot een verbetering van depressieve symptomen [61]. Wellicht kan er bij de behandeling van hypothyreoïdie ook aandacht worden besteed aan het verliezen van gewicht. Op die manier kan de invloed van hypothyreoïdie op depressie mogelijk worden verminderd.

 

Illusoire correlatie (misleidende samenhang)
Dit verwijst naar het feit dat (huis)artsen denken dat er een relatie is tussen depressie en hypothyreoïdie, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is[61].Mensen die zich depressief of gestresst voelen gaan vaker naar de huisarts dan mensen die hier geen last van hebben [61]. Dit kan ertoe leiden dat bij deze groep mensen vaker subklinische hypothyreoïdie vastgesteld wordt [61]. Mensen die geen depressieve of gestresste gevoelens hebben zullen daarentegen minder snel naar de huisarts gaan, ondanks dat ze wel subklinische hypothyreoïdie kunnen hebben [61]. Hierdoor kan het voor de (huis)artsen lijken dat er een relatie is tussen subklinische hypothyreoïdie en depressie. Dit is echter schijn, omdat de huisarts de mensen zonder depressie niet in zijn spreekkamer ziet [61]. Dit fenomeen wordt ook wel illusoire correlatie genoemd.

 

Therapietrouw
Het is voor mensen met hypothyreoïdie belangrijk om dagelijks hun medicatie in te nemen [62]. Depressie is een van de factoren die zorgt voor minder therapietrouw [62]. Dit komt doordat mensen met een depressie zich vaker terug trekken en vaak de indruk hebben dat het toch niet uitmaakt of ze medicatie nemen of niet [62]. Het niet innemen van de medicatie tegen hypothyreoïdie kan dan vervolgens de depressie weer versterken, omdat hypothyreoïdie (zoals eerder vermeld) ook voor depressieve symptomen zorgt [62]. Daarnaast kan het ook zijn dat mensen stoppen met het innemen van schildkliermedicatie, omdat zij de normaalwaarden bereikt hebben met de medicatie en zich hierdoor goed voelen [62]. Dit kan leiden tot een terugkeer van de depressieve symptomen, omdat hypothyreoïdie voor depressieve symptomen kan zorgen [62].

 

Verwachtingen bij schildklier medicatie inname 
De relatie tussen hypothyreoïdie en depressie is anders bij personen met hypothyreoïdie die hiervoor schildklier medicatie slikken [63]. Het is opvallend dat patiënten die medicatie slikken minder tevreden lijken te zijn met hun psychische gezondheid dan gezonde personen [63]. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de depressieve symptomen niet veroorzaakt worden door de hypothyreoïdie, maar door bijvoorbeeld een depressie [63]. Op het moment dat men dan schildklier medicatie slikt en de depressieve symptomen, tegen verwachting in, niet weg gaan, kan dit voor frustratie zorgen [63]. Deze frustratie kan eventueel voor minder tevredenheid over hun psychische gezondheid zorgen [63].

 

 

Biologische verklaringsmechanismen 

 

Zoals eerder vermeld is er naast psychologische verklaringsmechanismen ook onderzoek gedaan naar de biologische verklaringsmechanismen. In onderstaand stuk wordt samengevat welke bevindingen tot nu toe uit het onderzoek komen over de relatie tussen hypothyreoïdie en depressie.

 

Het hebben van een depressie kan de werking van de schildklier beïnvloeden [50-55]. Het onderzoek dat hiernaar is gedaan, is vooral uitgevoerd bij mensen met een gezonde schildklier [50-55]. Over het algemeen lijkt het dat mensen met een depressie een hyperactieve HPT as hebben, met als gevolg verhoogde TSH en T4 niveaus in het bloed (zie Figuur 5) [64-66]. Dit lijkt te komen doordat mensen met een depressie vaak last hebben van stress [66]. Bij stress wordt het hormoon cortisol afgegeven [66]. Dit zorgt er normaal gesproken voor dat de hartslag omhoog gaat, de bloedvaten nauwer worden en dat men meer energie krijgt [66]. Bij mensen met een depressie houdt deze reactie langer aan dan normaal [66]. Er blijft dus cortisol afgegeven worden, dit noemt men ook wel hypercortisolisme [65]. Cortisol zorgt er voor dat er meer van het hormoon TRH wordt afgegeven, met als gevolg hogere TSH en hogere T4 niveaus in het bloed (zie Figuur 5) [65].

 

Aangezien de T4 niveaus hoger zijn bij depressieve patiënten, zou men verwachten dat de T3 niveaus ook hoger zijn bij depressieve patiënten. Dit blijkt echter niet zo te zijn. De T3 niveaus zijn namelijk verlaagd bij patiënten met een depressie [65]. Een verklaring hiervoor is dat het enzym deoxidase II (D2), dat in het brein zorgt voor de omzetting van T4 naar T3  minder goed werkt [67]. Hierdoor hebben mensen met een depressie vaak een lager T3 niveau in het brein [67].

 

Het lijkt erop dat een depressie en de werking van de schildklier met elkaar samenhangen.
Of deze afwijkingen echter daadwerkelijk kunnen leiden tot klinische hypothyreoïdie of dat
het eerder symptomen zijn van subklinische hypothyreoïdie moet nog blijken uit onderzoek.

 

Van een depressie naar hypothyreoïdie

Zoals in een eerder deel al vermeld is, zijn er vormen van hypothyreoïdie die worden veroorzaakt, doordat het lichaam afweerstoffen maakt tegen de eigen schildklier en deze zo vernietigd. Dit wordt ook wel autoimmuun thyreoïditis genoemd, waarbij de ziekte van Hashimoto de bekendste is [68-71]. In verschillende onderzoeken bij depressieve patiënten worden vaker antistoffen tegen de schildklier in het bloed gevonden [68-71]. Deze studies missen echter vaak een controlegroep dus ze moeten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Samengenomen lijkt er dus bewijs dat er een immuunproces betrokken is bij de schildklier in depressieve patiënten maar meer onderzoek is zeker nodig. Dit zou bewijs kunnen zijn dat een depressie voor hypothyreoïdie kan zorgen (zie Figuur 6).

 

 

Van hypothyreoïdie naar een depressie

Aan de ene kant kan een depressie dus het risico op het krijgen van hypothyreoïdie vergroten. Aan de andere kant kan het h ebben van hypothyreoïdie de kans op een depressie vergroten [72]. De schildklierhormonen T3 en T4 zorgen normaal namelijk ervoor dat de afgifte van de neurotransmitter serotonine minder geremd wordt en er dus meer serotonine is [72]. Bij hypothyreoïdie is T3 en T4 verlaagd, hierdoor wordt de aanmaak van serotonine meer geremd dan anders waardoor er minder serotonine in de hersenen is [72]. Aangezien bij een depressie het serotonine niveau lager is dan normaal, kan hypothyreoïdie een rol spelen bij depressie via T3 en T4 (zie Figuur 7) [72].

 

 

Zoals eerder uitgelegd, hebben neurotransmitters een boodschapper functie. Bij veel psychische stoornissen wordt er gedacht dat er iets mis is met de boodschapper functie van neurotransmitters op een of meerdere plekken in het brein [72-77]. Noradrenaline, dopamine en serotonine zijn de drie neurotransmitters die van belang zijn bij stemmingsstoornissen [72-77]. In verschillende onderzoeken lijken serotonine en noradrenaline naast een rol in depressie, ook betrokken te zijn bij de HPT as [72-77].

 

Een verstoorde werking van het noradrenalinesysteem kan een belangrijke rol spelen in een depressie [58]. Daarnaast lijken schildklierhormonen in te spelen op het noradrenalinesysteem [76]. T3 zou er bijvoorbeeld voor zorgen dat receptoren van noradrenaline (plek waar noradrenaline aan kan binden) in het brein gevoeliger worden en het effect van noradrenaline groter wordt [75]. Op het moment dat iemand hypothyreoïdie heeft, heeft diegene minder T3 en is dus minder gevoelig voor noradrenaline. Dit kan vervolgens voor depressieve symptomen zorgen (zie Figuur 8) [75, 78].

 

 

 

Medicatie interactie

 

In het vorige deel staat beschreven dat er veel mechanismen zijn waarop verstoring van de schildklierhormonen zou kunnen leiden tot depressie. Op basis hiervan zou men verwachten dat de behandeling van hypothyreoïdie ervoor zorgt dat zowel hypothyreoïdie klachten als depressieve symptomen verdwijnen. Uit onderzoek blijkt echter dat mensen met hypothyreoïdie na toediening van schildkliermedicatie nog steeds depressieve symptomen blijven ervaren [61]. Dit suggereert dat de verbeteringen van depressieve symptomen dus niet per se komen door biologische verbeteringen van de schildklierfunctie. Het lijkt erop dat naast de hypothyreoïdie er ook sprake kan zijn van een depressie. Hierbij is het wel belangrijk om te weten of de (medicamenteuze) behandelingen van depressie en hypothyreoïdie elkaar beïnvloeden. Op dit moment is er dan ook veel onderzoek naar de onderlinge invloed van medicatie op deze twee aandoeningen [79-83]. Deze onderzoeken zijn vooral gericht op de invloed van antidepressiva op de schildklierfunctie en het effect van schildkliermedicatie op de werking van antidepressiva. De resultaten van deze onderzoeken zijn belangrijk voor de praktijk, zodat de artsen weten bij welke patiënten ze welke schildkliermedicatie moeten voorschrijven. Daarnaast is het belangrijk om te weten bij welke patiënten antidepressiva voorgeschreven moeten worden en wanneer het zinvol is om deze behandelingen te combineren. Hieronder staan de belangrijkste bevindingen tot nu toe.

 

Over het algemeen wordt gedacht dat mensen met klinische en subklinische hypothyreoïdie minder goed zouden reageren op antidepressiva [79]. Volgens enkele onderzoekers zou  ‘treatment-resistant depression’ (depressie die niet goed reageert op medicatie) vaak gepaard gaan met hypothyreoïdie [79-83].

 

TSH

Bij hypothyreoïdie is er sprake van verhoogde TSH niveaus [11]. Verhoogde TSH niveaus lijken samen te gaan met een verminderde reactie op antidepressiva [79-81]. Dit geldt echter alleen voor vrouwen en niet voor mannen [80].

 

Onderzoeken naar het effect van antidepressiva op TSH niveaus vinden dat voor sommige soorten antidepressiva de TSH niveaus gelijk blijven, bij andere zouden de niveaus hoger worden en bij weer andere lager worden [82]. Ook is het effect van antidepressiva op de relatie tussen TSH en TRH onderzocht. Een onderzoek vond dat de TSH reactie op TRH sterker werd na behandeling met antidepressiva [83]. Bij eenzelfde hoeveelheid TRH wordt er dan door de hypofyse meer TSH afgegeven. De verhoogde afgifte van TSH kan ook komen doordat bepaalde antidepressiva ervoor kunnen zorgen dat de werking van levothyroxine verminderd wordt [15]. Meer TSH kan een meer ernstige hypothyreoïdie betekenen. Dit is vooral onderzocht bij het gebruik van tricyclische antidepressiva (TCA’s) [15].

 

Aan de ene kant lijkt het dus zo dat antidepressiva niet voor het gewenste effect zorgen (de depressieve symptomen verminderen niet), doordat de TSH niveaus bij hypothyreoïdie verhoogd zijn. Aan de andere kant kunnen de antidepressiva juist voor nog een extra verhoging van de TSH niveaus zorgen. Hier lijkt een soort vicieuze cirkel te ontstaan. Meer antidepressiva zouden kunnen zorgen voor meer TSH en meer TSH kan weer zorgen voor een slechtere werking van de antidepressiva.

 

T4

Er zijn verschillende onderzoeken waarin wordt aangetoond dat T4 niveaus voorspellen in hoeverre depressieve symptomen afnemen door antidepressiva [84-88]. Onderzoeken laten zien dat verhoogde T4 en fT4 levels samenhangen met een snellere reactie op behandeling met antidepressiva [84], een beter effect van de behandeling [85-87], en een kortere opname voor de depressieve stoornis [88]. Aangezien bij mensen met hypothyreoïdie T4 niveaus verlaagd zijn, zal deze verbeterde reactie op antidepressiva niet aanwezig zijn. Dit kan betekenen dat de depressieve symptomen niet tot nauwelijks afnemen bij mensen met hypothyreoïdie.

 

Verder is er veel onderzoek gedaan naar de invloed van antidepressiva op de T4 niveaus [89-92]. Over het algemeen wordt gevonden dat T4 en fT4 niveaus dalen tijdens de behandeling [89-92]. Aangezien mensen met hypothyreoïdie al verlaagde T4 en fT4 niveaus hebben, kunnen deze niveaus nog verder dalen door het gebruik van antidepressiva. Hierdoor kan de ernst van de hypothyreoïdie toenemen. Ook hier moet nog meer onderzoek gedaan worden of dit voor alle antidepressiva geldt of alleen voor bepaalde soorten.

 

T3

In vorige delen is naar voren gekomen dat T3 levels bij depressieve patiënten over het algemeen verlaagd zijn. Een studie vond dat T3 levels normaal worden na elektroconvulsietherapie (ECT), dat is een therapie die de hersenen beïnvloed met behulp van elektrische stroom [92]. Dit is een therapie die ook bij depressie ingezet kan worden [34].

 

Het toedienen van T3 kan effect hebben op de werking van antidepressiva [94]. T3 kan namelijk de werking van antidepressiva versnellen en verbeteren [93]. Dit effect zou het sterkst zijn bij vrouwen [94]. Normaal gesproken produceren mensen T3, doordat hun lichaam T4 omzet in T3 [5]. Bij mensen met een depressie lijkt die omzetting van T4 naar T3 echter verstoord te zijn, waardoor het niveau van T3 te laag blijft ondanks verhoogde T4 niveaus [65, 94-96]. Hierdoor ontstaat een soort brein-hypothyreoïdie (een tekort aan T3 in de hersenen) bij deze depressieve patiënten [65, 95, 96]. Te weinig T3 in de hersenen zorgt uiteindelijk voor te weinig serotonine in de hersenen [65, 94-96]. Dit tekort aan serotonine kan depressieve symptomen veroorzaken [58]. Op het moment dat men antidepressiva voorschrijft, wordt via dezelfde weg als T3 de hoeveelheid serotonine afgifte geremd [72]. Hierdoor kan men in het begin meer in plaats van minder depressieve symptomen ervaren [72]. Dit effect is meestal pas na een aantal weken weg, waarna men pas verbetering in depressieve symptomen gaat ervaren [72]. Als men dan naast de antidepressiva T3 toedient kan dit T3 ervoor zorgen dat er meer serotonine wordt afgegeven, wat de remmende werking van antidepressiva op serotonine kan opheffen. T3 kan dan via deze weg ervoor zorgen dat er eerder effect is van antidepressiva en men dus eerder een vermindering in depressieve symptomen ervaart [72].

 

Aangezien de relatie tussen depressie en hypothyreoïdie samen lijkt te hangen met veranderingen in het serotoninesysteem is het belangrijk om de werking van de SSRI’s op schildklierfunctie te onderzoeken. Bepaalde SSRI’s zoals sertraline, worden namelijk afgeraden bij mensen met hypothyreoïdie, omdat dit kan zorgen voor een stijging van de T4 en TSH niveaus [15]. Aangezien T4 en TSH niveaus al verhoogd zijn bij hypothyreoïdie is een verhoging niet gewenst [11].

 

 

Samenvatting en conclusie

 

Door velen wordt de relatie tussen hypothyreoïdie en depressie als een vanzelfsprekendheid gezien, mede doordat de symptomen van beide aandoeningen erg op elkaar lijken. Desondanks geeft de wetenschap nog geen duidelijk antwoord op de vragen of de twee aandoeningen daadwerkelijk een relatie hebben en op welke manier. In deze wiki is bestaand onderzoek op een rijtje gezet (zie Figuur 9). Hieruit kan de voorzichtige conclusie uitgesproken worden dat depressie vaker voorkomt bij klinische, maar niet bij subklinische hypothyreoïdie. Verder zijn enkele biologische en psychologische mechanismen genoemd die kunnen verklaren hoe de twee aandoeningen met elkaar in verband staan. Ten slotte lijken ook de invloed van schildkliermedicatie op depressie en antidepressiva op de schildklier te wijzen op een relatie tussen de twee aandoeningen. Wij concluderen dan ook dat er veel aanwijzingen zijn voor de relatie tussen hypothyreoïdie en depressie, maar dat meer onderzoek nodig is om hier echt conclusies aan te verbinden.

 

 

Aanbevelingen

 

Aanbevelingen voor patiënten

  • Benoem tijdens gesprekken met de arts alle symptomen die ervaren worden. Schrijf desnoods vooraf alle ervaren symptomen op, zodat tijdens het gesprek geen symptoom over het hoofd gezien kan worden. Op deze manier kan een eventuele depressie naast hypothyreoïdie (en andersom) wellicht eerder worden opgemerkt door de (huis)arts.
  • Als er klachten blijven bestaan na het slikken van schildklier medicatie, bespreek dit dan met de (huis)arts.

 

Aanbevelingen voor (huis)artsen

  • Aangezien de TSH en T4 niveaus beïnvloed kunnen worden door het gebruik van antidepressiva [79-83] is het aan te bevelen om deze niveaus regelmatig te controleren bij mensen met hypothyreoïdie die daarnaast antidepressiva nemen. 
  • Een gepersonaliseerde behandeling is gewenst, omdat de relatie tussen depressie en hypothyreoïdie bij iedereen anders kan zijn.
  • Houdt bij het screenen op depressie bij hypothyreoïdie patiënten rekening met de overlap van de symptomen. Goed is om naar symptomen te kijken die uniek zijn aan depressie zoals gewichtsverlies, slaapproblemen en verminderde eetlust.

 

Aanbevelingen voor onderzoekers

  • Aangezien veel mensen nog depressieve klachten blijven houden na behandeling voor hypothyreoïdie [61], is het belangrijk om te onderzoeken welke factoren hier een rol bij spelen.
  • Er moet onderzocht worden of het zinvol kan zijn om mensen met hypothyreoïdie te screenen op een depressie. 
  • Er zijn vooral veel gedateerde studies beschikbaar over hypothyreoïdie en depressie. Recente studies naar de relatie tussen hypothyreoïdie en depressie zijn gewenst.
  • T3 niveaus blijken normaal te worden na elektroconvulsietherapie (ECT) [92]. Deze therapie kan wellicht worden ingezet als alternatief voor schildklier medicatie. Aangezien ECT ook werkzaam blijkt te zijn tegen depressie [34], kan aan de hand van ECT wellicht zowel hypothyreoïdie als een depressie worden behandeld. Hier moet nog meer onderzoek naar komen.

 

 

Auteurs

 

M. C. W. Derks, BSc

A. Heijkers, BSc

M. C. J. Coolen, BSc

R. van der Zwart, BSc

H. A. E. Smit, BSc

 

 

Referenties

 

[1] Peter Slagter (2017). Magnesium-olie. Geraadpleegd in mei 2017 van https://www.magnesium-olie.nl/schildklier-en-magnesium/   

  

[2] Schildklier Organisatie Nederland (2017, 30 april). Hypothyreoïdie en Hyperthyreoïdie. Geraadpleegd in mei 2017 van https://www.schildklier.nl/hypothyreoidie en https://www.schildklier.nl/hyperthyreoidie

 

[3] Schildklier Organisatie Nederland (2017, 30 april). Klachten. Geraadpleegd in mei 2017 van https://www.schildklier.nl/hypothyreoidie/klachten-hypothyreoidie

 

[4] British Thyroid Foundation (2016). Psychological Symptoms and Thyroid Disorders. Geraadpleegd in mei 2017 van http://www.btf-thyroid.org/information/leaflets/37-psychological-symptoms-guide

 

[5] Boron, W. F., & Boulpaep, E. L. (2012). Medical physiology, 2e updated edition: with Student consult online access. Elsevier Health Sciences.

 

[6] Bouw van de endocriene klieren (illustratie). (2014, 25 juni). Geraadpleegd in mei 2017 van https://www.slideshare.net/ThomasSoetewey/klierwerking

 

[7] Voedingscentrum (z.j.) Jodium. Geraadpleegd in mei 2017 van http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/jodium.aspx

 

[8] De Voedingswijzer (z.j.) Eiwitten, meer dan vlees. Geraadpleegd in maart 2017 van http://www.devoedingswijzer.nl/eiwitten.html

 

[9] Ortiga‐Carvalho, T. M., Chiamolera, M. I., Pazos‐Moura, C. C., & Wondisford, F. E. (2016). Hypothalamus‐Pituitary‐Thyroid Axis. Comprehensive Physiology.

 

[10] Jodium en de Schildklier (z.j.) Geraadpleegd in mei 2017 van https://www.schildklier.org/jodium-schildklier.html

 

[11] Van Lieshout, J., Felix-Schollaart B, Bolsius, E.J.M., Boer, A.M., Burgers, J.S., Bouma, M., Sijbom, M. (2013) NHG-standaard schildklieraandoeningen (tweede herziening). Medicamenteuze behandeling. Geraadpleegd in maart 2017 van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-schildklieraandoeningen

 

[12] Chaker, L, Bianco, A.C., Jonklaas, J., Peeters, R.P. (2017). Hypthyroidism. Lancet

 

[13] Schildklier Organisatie Nederland (z.j). Prognose van Hypothyroidie. Geraadpleegd in maart 2017 van https://www.schildklier.org/prognose-hypothyroidie.html

 

[14] Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Liothyronine. Geraadpleegd in maart 2017 van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/l/liothyronine 

 

[15] Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Levothyroxine. Geraadpleegd in maart 2017 van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/l/levothyroxine

 

[16] Grozinsky-Glasberg, S., Fraser, A., Nahshoni, E., Weizman, A., & Leibovici, L. (2006). Thyroxine-triiodothyronine combination therapy versus thyroxine monotherapy for clinical hypothyroidism: meta-analysis of randomized controlled trials. The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism, 91(7), 2592-2599. doi: 10.1210/jc.2006-0448

 

[17] Joffe, R. T., Brimacombe, M., Levitt, A. J., & Stagnaro-Green, A. (2007). Treatment of clinical hypothyroidism with thyroxine and triiodothyronine: a literature review and metaanalysis. Psychosomatics, 48(5), 379-384. doi: 10.1176/appi.psy.48.5.379

 

[18] Van Lieshout J, Felix-Schollaart B, Bolsius EJM, Boer AM, Burgers JS, Bouma M, Sijbom M. (2012). NHG-standaard Schildklieraandoeningen. Geraadpleegd in maart 2017 van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-schildklieraandoeningen 

 

[19] Villar, H. C. C. E., Saconato, H., Valente, O., & Atallah, Á. N. (2007). Thyroid hormone replacement for subclinical hypothyroidism. The Cochrane Library. doi: 10.1002/14651858.CD003419.pub2

 

[20] Razvi, S., Shakoor, A., Vanderpump, M., Weaver, J. U., & Pearce, S. H. (2008). The influence of age on the relationship between subclinical hypothyroidism and ischemic heart disease: a meta-analysis. The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism, 93(8), 2998-3007. doi: 10.1210/jc.2008-0167

 

[21] Parle, J. V., Franklyn, J. A., Cross, K. W., Jones, S. R., & Sheppard, M. C. (1993). Thyroxine prescription in the community: serum thyroid stimulating hormone level assays as an indicator of undertreatment or overtreatment. Br J Gen Pract, 43(368), 107-109.

 

[22] Van Lieshout, J., Felix-Schollaart B, Bolsius, E.J.M., Boer, A.M., Burgers, J.S., Bouma, M., Sijbom, M. (2013). NHG-standaard schildklieraandoeningen (tweede herziening). Subklinische Hypothyreoïdie. Geraadpleegd in maart 2017 van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-schildklieraandoeningen#idp1101984

 

[23] Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Thyreomimetica, werking. Geraadpleegd in maart 2017 van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/thyreomimetica

 

[24] Nederlandse Hartstichting. (z.j.). Hoge bloeddruk. Geraadpleegd in mei 2017 van https://www.hartstichting.nl/risicofactoren/hoge-bloeddruk 

 

[25] Haddow, J. E., Palomaki, G. E., Allan, W. C., Williams, J. R., Knight, G. J., Gagnon, J., ... & Faix, J. D. (1999). Maternal thyroid deficiency during pregnancy and subsequent neuropsychological development of the child. New England Journal of Medicine, 341(8), 549-555. doi: 10.1056/NEJM199908193410801

 

[26] Abalovich, M., Gutierrez, S., Alcaraz, G., Maccallini, G., Garcia, A., & Levalle, O. (2002). Overt and subclinical hypothyroidism complicating pregnancy. Thyroid, 12(1), 63-68. doi: 10.1089/105072502753451986

[27] American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Washington, DC: Author.

 

[28] Van Weel-Baumgarten, E.M., Van Gelderen, M.G., Grundmeijer, H.G.L.M., Licht-Strunk, E., Van Marwijk, H.W.J., Van Rijswijk, H.C.A.M., Tjaden, B.R., Verduijn, M., Wiersma, T.J., Burgers, J.S., Van Avendonk, M.J.P., Van der Weele, G.M. (2012). NHG-standaard depressie (tweede herziening). Geraadpleegd in mei 2017 van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-depressie-tweede-herziening

 

[29] World Health Organisation. (1992). ICD-10 Classifications of Mental and Behavioural Disorder: Clinical Descriptions and Diagnostic Guidelines. Geneva: World Health Organisation.


[30] Tremont, G., Stern, R. A., Westervelt, H. J., Bishop, C. L., & Davis, J. D. (2003). Neurobehavioral functioning in thyroid disorders. Medicine and Health Rhode Island, 86(10), 318.

 

[31] Cosci, F., Fava, G. A., & Sonino, N. (2014). Mood and anxiety disorders as early manifestations of medical illness: a systematic review. Psychotherapy and psychosomatics, 84(1), 22-29. doi: 10.1159/000367913

 

[32] Bathla, M., Singh, M., & Relan, P. (2016). Prevalence of anxiety and depressive symptoms among patients with hypothyroidism. Indian Journal of Endocrinology and Metabolism, 20(4), 468. doi: 10.4103/2230-8210.183476

 

[33] Centraal Bureau voor de Statistiek (2016, 25 januari). Meer dan 1 miljoen Nederlanders had depressie. Geraadpleegd in april 2017 van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/04/meer-dan-1-miljoen-nederlanders-had-depressie

 

[34] Kessels, R., & Eling, P. (2012). Klinische neuropsychologie. Amsterdam, Nederland: Uitgeverij Boom.

 

[35] Engum, A., Bjøro, T., Mykletun, A., & Dahl, A. A. (2002). An association between depression, anxiety and thyroid function–a clinical fact or an artefact?. Acta Psychiatrica Scandinavica, 106(1), 27-34. doi: 10.1034/j.1600-0447.2002.01250.x

 

[36] Fjaellegaard, K., Kvetny, J., Allerup, P. N., Bech, P., & Ellervik, C. (2015). Well-being and depression in individuals with subclinical hypothyroidism and thyroid autoimmunity—a general population study. Nordic journal of psychiatry, 69(1), 73-78. doi: 10.3109/08039488.2014.929741

 

[37] Klaver, E. I., van Loon, H. C., Stienstra, R., Links, T. P., Keers, J. C., Kema, I. P., Kobold Muller, A. C., van der Klauw, M. M. & Wolffenbuttel, B. H. (2013). Thyroid hormone status and health-related quality of life in the LifeLines Cohort Study. Thyroid, 23(9), 1066-1073. doi: 10.1089/thy.2013.0017

 

[38] Samuels, M. H. (2014). Psychiatric and cognitive manifestations of hypothyroidism. Current opinion in endocrinology, diabetes, and obesity, 21(5), 377. doi: 10.1097/MED.0000000000000089

 

[39] Fjaellegaard, K., Kvetny, J., Allerup, P. N., Bech, P., & Ellervik, C. (2015). Well-being and depression in individuals with subclinical hypothyroidism and thyroid autoimmunity—a general population study. Nordic journal of psychiatry, 69(1), 73-78. doi: 10.3109/08039488.2014.929741

 

[40] Demartini, B., Ranieri, R., Masu, A., Selle, V., Scarone, S., & Gambini, O. (2014). Depressive symptoms and major depressive disorder in patients affected by subclinical hypothyroidism: a cross-sectional study. The Journal of nervous and mental disease, 202(8), 603-607. doi: 10.1097/NMD.0000000000000168

 

[41] Feldman, A. Z., Shrestha, R. T., & Hennessey, J. V. (2013). Neuropsychiatric manifestations of thyroid disease. Endocrinology and metabolism clinics of North America, 42(3), 453-476. doi: 10.1016/j.ecl.2013.05.005

 

[42] Joffe, R. T., Pearce, E. N., Hennessey, J. V., Ryan, J. J., & Stern, R. A. (2013). Subclinical hypothyroidism, mood, and cognition in older adults: a review. International journal of geriatric psychiatry, 28(2), 111-118. doi: 10.1002/gps.3796

 

[43] Panicker, V., Evans, J., Bjøro, T., Åsvold, B. O., Dayan, C. M., & Bjerkeset, O. (2009). A paradoxical difference in relationship between anxiety, depression and thyroid function in subjects on and not on T4: findings from the HUNT study. Clinical endocrinology, 71(4), 574-580. doi: 10.1111/j.1365-2265.2008.03521.x

 

[44] Gulseren, S., Gulseren, L., Hekimsoy, Z., Cetinay, P., Ozen, C., & Tokatlioglu, B. (2006). Depression, anxiety, health-related quality of life, and disability in patients with overt and subclinical thyroid dysfunction. Archives of medical research, 37(1), 133-139. doi: 10.1016/j.arcmed.2005.05.008

 

[45] Bono, G., Fancellu, R., Blandini, F., Santoro, G., & Mauri, M. (2004). Cognitive and affective status in mild hypothyroidism and interactions with l‐thyroxine treatment. Acta Neurologica Scandinavica, 110(1), 59-66. doi: 10.1111/j.1600-0404.2004.00262.x

 

[46] Guimarães, J. M. N., de Souza Lopes, C., Baima, J., & Sichieri, R. (2009). Depression symptoms and hypothyroidism in a population-based study of middle-aged Brazilian women. Journal of affective disorders, 117(1), 120-123. doi: 10.1016/j.jad.2008.12.012

 

[47] Demet, M. M., Ozmen, B., Deveci, A., Boyvada, S., Adiguzel, H., & Aydemir, O. (2003). Depression and anxiety in hypothyroidism. The West Indian medical journal, 52(3), 223-227. 

 

[48] Fava, M., Labbate, L. A., Abraham, M. E., & Rosenbaum, J. F. (1995). Hypothyroidism and hyperthyroidism in major depression revisited. Journal of Clinical Psychiatry.

 

[49] Wu, E. L., Chien, I. C., Lin, C. H., Chou, Y. J., & Chou, P. (2013). Increased risk of hypothyroidism and hyperthyroidism in patients with major depressive disorder: a population-based study. Journal of psychosomatic research, 74(3), 233-237. doi: 10.1016/j.jpsychores.2012.12.016

 

[50] Fraser, S. A., Kroenke, K., Callahan, C. M., Hui, S. L., Williams, J. W., & Unützer, J. (2004). Low yield of thyroid-stimulating hormone testing in elderly patients with depression. General hospital psychiatry, 26(4), 302-309. doi: 10.1016/j.genhosppsych.2004.03.007

 

[51] Brouwer, J. P., Appelhof, B. C., Hoogendijk, W. J., Huyser, J., Endert, E., Zuketto, C., ... & Fliers, E. (2005). Thyroid and adrenal axis in major depression: a controlled study in outpatients. European journal of endocrinology, 152(2), 185-191. doi: 10.1530/eje.1.01828

 

[52]  Saxena, J., Singh, P. N., Srivastava, U., & Siddiqui, A. Q. (2000). A study of thyroid hormones (T3, T4 & TSH) in patients of depression. Indian journal of psychiatry, 42(3), 243.

 

[53] Das, B. K. L., Baral, N., Shyangwa, P. M., Toora, B. D., & Lamsal, M. (2007). Altered serum levels of thyroxine, triiodothyroinine and thyroid stimulating hormone in patients with depression. Kathmandu University Medical Journal.

 

[54] ] Chopra, I. J., Solomon, D. H., & Huang, T. S. (1990). Serum thyrotropin in hospitalized psychiatric patients: evidence for hyperthyrotropinemia as measured by an ultrasensitive thyrotropin assay. Metabolism, 39(5), 538-543.

 

[55] Premachandra, B. N., Kabir, M. A., & Williams, I. K. (2006). Low T3 syndrome in psychiatric depression. Journal of endocrinological investigation, 29(6), 568. doi: 10.1007/BF03344150

 

[56] Trimbos Instituut. (z.j). Multidisciplinaire richtlijn depressie. Geraadpleegd in maart 2017 op https://www.trimbos.nl/themas/depressie

 

[57]  GGZ groep (z.j.). Depressie: Verloop. Geraadpleegd in april 2017 van http://www.depressie.nl/depressie/epidemiologie/verloop

 

[58] Stahl, S.M. (2013). Stahl's Essential Psychopharmacology: Neuroscientific Basis and Practical Applications. New York, United States of America: Cambridge University Press.

 

[59] Depressievereniging (z.j.). Antidepressiva. Verkregen in april 2017 van http://www.depressievereniging.nl/behandeling/antidepressiva/

 

[60] Depressievereniging (z.j.). Soorten antidepressiva. Verkregen in april 2017 van  http://www.depressievereniging.nl/behandeling/antidepressiva/soorten-antidepressiva/

 

[61] Saravanan, P., Chau, W.F., Roberts, N., Vedhara, K., Greenwood, R. & Dayan, C.M. (2002).Psychological well-being in patients on ‘adequate’ doses of L-thyroxine: results of a large, controlled communitybased questionnaire study. Clinical endocrinology, 57, 577–585

 

[62] Scavone, C., Sportiello, L., Cimmaruta. D., Sullo, M.G., Vitelli, B., Rafaniello, C., Fossati, T., Rossi, F. (2016). Medication adherence and the use of new pharmaceutical formulations: the case of levothyroxine. Minerva Endocrinology, 41(2):279-289

 

[63] Dayan, C. M., & Panicker, V. (2013). Hypothyroidism and depression. European thyroid journal, 2(3), 168-179. doi: 10.1159/000353777

 

[64] Bahls, S. C., & Carvalho, G. A. D. (2004). The relation between thyroid function and depression: a review. Revista Brasileira de Psiquiatria, 26(1), 41-49.

 

[65] Hage, M. P., & Azar, S. T. (2011). The link between thyroid function and depression. Journal of thyroid research, 2012. doi: 10.1155/2012/590648

 

[66] Jackson, I. M. (1998). The thyroid axis and depression. Thyroid, 8(10), 951-956. doi: 10.1089/thy.1998.8.951

 

[67] Linnoila, M., Cowdry, R., Lamberg, B. A., Makinen, T., & Rubinow, D. (1983). CSF triiodothyronine (rT₃) levels in patients with affective disorders. Biological psychiatry.

 

[68] Gold, M. S., Pottash, A. L. C., & Extein, I. (1982). “Symptomless” autoimmune thyroiditis in depression. Psychiatry Research, 6(3), 261-269.

 

[69] Nemeroff, C. B., Simon, J. S., Haggerty, J. J., & Evans, D. L. (1985). Antithyroid antibodies in depressed patients. Am J Psychiatry, 142(7), 840-3. doi: 10.1176/ajp.142.7.840

 

[70]  Joffe, R. T. (1987). Antithyroid antibodies in major depression. Acta Psychiatrica Scandinavica, 76(5), 598-599. doi: 10.1111/j.1600-0447.1987.tb02925.x

 

[71] Gold, M. S., Pottash, A. L. C., & Extein, I. (1982). “Symptomless” autoimmune thyroiditis in depression. Psychiatry Research, 6(3), 261-269.

 

[72] Bauer, M., Heinz, A., & Whybrow, P. C. (2002). Thyroid hormones, serotonin and mood: of synergy and significance in the adult brain. Molecular psychiatry, 7(2), 140. doi: 10.1038/sj.mp.4000963

 

[73] Kirkegaard, C., & Faber, J. (1998). The role of thyroid hormones in depression. European Journal of Endocrinology, 138(1), 1-9.

 

[74] Henley, W. N., & Koehnle, T. J. (1997). Thyroid hormones and the treatment of depression: an examination of basic hormonal actions in the mature mammalian brain. Synapse, 27(1), 36-44. doi: 10.1002/(SICI)1098-2396(199709)27:1<36::AID-SYN4>3.0.CO;2-E

 

[75] Whybrow, P. C., & Prange, A. J. (1981). A hypothesis of thyroid-catecholamine-receptor interaction: Its relevance to affective illness. Archives of General Psychiatry, 38(1), 106-113.

 

[76] Gordon, J. T., Kaminski, D. M., Rozanov, C. B., & Dratman, M. B. (1999). Evidence that 3, 3′, 5-triiodothyronine is concentrated in and delivered from the locus coeruleus to its noradrenergic targets via anterograde axonal transport. Neuroscience, 93(3), 943-954. doi: 10.1016/S0306-4522(99)00146-3

 

[77] Duval, F., Mokrani, M. C., Bailey, P., Correa, H., Diep, T. S., Crocq, M. A., & Macher, J. P. (1999). Thyroid axis activity and serotonin function in major depressive episode. Psychoneuroendocrinology, 24(7), 695-712.

[78] Howland, R. H. (1993). Thyroid dysfunction in refractory depression: implications for pathophysiology and treatment. Journal of Clinical Psychiatry.

 

[79] Hickie, I., Bennett, B., Mitchell, P., Wilhelm, K., & Orlay, W. (1996). Clinical and subclinical hypothyroidism in patients with chronic and treatment-resistant depression. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 30(2), 246-252. doi: 10.3109/00048679609076101

 

[80] Gressier, F., Trabado, S., Verstuyft, C., Bouaziz, E., Hardy, P., Fève, B., ... & Corruble, E. (2011). Thyroid-stimulating hormone, 5-HTTLPR genotype, and antidepressant response in depressed women. Psychiatric genetics, 21(5), 253-256. doi: 10.1097/YPG.0b013e3283457be5

 

[81] Kadono, Y., Kaneda, H., & Maeda, K. (1995). Effects of antidepressants on thyroid stimulating hormone release in rats under ether stress. Psychiatry Clinical Neuroscience, 49(4), 231-6. doi: 10.1111/j.1440-1819.1995.tb01890.x

 

[82] Eker, S. S., Akkaya, C., Sarandol, A., Cangur, S., Sarandol, E., & Kirli, S. (2008). Effects of various antidepressants on serum thyroid hormone levels in patients with major depressive disorder. Progress in Neuro-Psychopharmacology and Biological Psychiatry, 32(4), 955-961. doi: 10.1016/j.pnpbp.2007.12.029

 

[83] Esel, E., Kartalci, S., Tutus, A., Turan, T., & Sofuoglu, S. (2004). Effects of antidepressant treatment on thyrotropin-releasing hormone stimulation, growth hormone response to L-DOPA, and dexamethasone suppression tests in major depressive patients. Progress in Neuro-Psychopharmacology and Biological Psychiatry, 28(2), 303-309. doi: 10.1016/j.pnpbp.2003.10.009

 

[84] Whybrow, P. C. (1993). The therapeutic use of triiodothyronine and high dose thyroxine in psychiatric disorder. Acta Medica Austriaca, 21(2), 47-52.

 

[85] Pae, C. U., Mandelli, L., Han, C., Ham, B. J., Masand, P. S., Patkar, A. A., ... & Serretti, A. (2009). Thyroid hormones affect recovery from depression during antidepressant treatment. Psychiatry and Clinical Neurosciences, 63(3), 305-313. doi: 10.1111/j.1440-1819.2009.01938.x

 

[86] Esposito, S., Prange Jr, A. J., & Golden, R. N. (1997). The thyroid axis and mood disorders: overview and future prospects. Psychopharmacology bulletin, 33(2), 205.

 

[87] Baumgartner, A., Gräf, K. J., Kürten, I., & Meinhold, H. (1988). The hypothalamic-pituitary-thyroid axis in psychiatric patients and healthy subjects: Parts 1–4: Part 4: TRH tests, thyroxine, triiodothyronine, and reverse triiodothyronine determinations in medical students during a major examination. Psychiatry research, 24(3), 316-332. doi: 10.1016/0165-1781(88)90112-6

 

[88] Rao, M. L., Ruhrmann, S., Retey, B., Liappis, N., Fuger, J., Kraemer, M., ... & Möller, H. J. (1996). Low plasma thyroid indices of depressed patients are attenuated by antidepressant drugs and influence treatment outcome. Pharmacopsychiatry, 29(05), 180-186. doi: 10.1055/s-2007-979568

 

[89] Joffe, R. T., & Singer, W. (1990). The effect of tricyclic antidepressants on basal thyroid hormone levels in depressed patients. Pharmacopsychiatry, 23(02), 67-69. doi: 10.1055/s-2007-1014485

 

[90] Gitlin, M., Altshuler, L.L., Frye, M.A., Suri, R., Huynh, E.L., & Fairbanks, L. (2004). Peripheral thyroid hormones and response to selective serotonin reuptake inhibitors. Journal of Psychiatry and Neuroscience, 29, 383-386.  

 

[91] de Carvalho, G. A., Bahls, S. C., Boeving, A., & Graf, H. (2009). Effects of selective serotonin reuptake inhibitors on thyroid function in depressed patients with primary hypothyroidism or normal thyroid function. Thyroid, 19(7), 691-697. doi: 10.1089/thy.2008.0261

 

[92] Kirkegaard, C., & Faber, J. (1981). Altered serum levels of thyroxine, triiodothyronines and diiodothyronines in endogenous depression. Acta endocrinológica, 96(2), 199-207. 

 

[93] Altshuler, L. L., Bauer, M., Frye, M. A., Gitlin, M. J., Mintz, J., Szuba, M. P., ... & Whybrow, P. C. (2001). Does thyroid supplementation accelerate tricyclic antidepressant response? A review and meta-analysis of the literature. American Journal of Psychiatry, 158(10), 1617-1622. doi: 10.1176/appi.ajp.158.10.1617

 

[94] Duntas, L. H., & Maillis, A. (2013). Hypothyroidism and depression: salient aspects of pathogenesis and management. Minerva endocrinologica, 38(4), 365-377.

 

[95] Cooper, R., & Lerer, B. (2010). The use of thyroid hormones in the treatment of depression. Harefuah, 149(8), 529-34.

 

[96] Cooper-Kazaz, R., van der Deure, W. M., Medici, M., Visser, T. J., Alkelai, A., Glaser, B., ... & Lerer, B. (2009). Preliminary evidence that a functional polymorphism in type 1 deiodinase is associated with enhanced potentiation of the antidepressant effect of sertraline by triiodothyronine. Journal of affective disorders, 116(1), 113-116. doi: 10.1016/j.jad.2008.10.019

 

Comments (0)

You don't have permission to comment on this page.