| 
  • If you are citizen of an European Union member nation, you may not use this service unless you are at least 16 years old.

  • You already know Dokkio is an AI-powered assistant to organize & manage your digital files & messages. Very soon, Dokkio will support Outlook as well as One Drive. Check it out today!

View
 

Darmkanker en seksualiteit

Page history last edited by F.P.M.Wolf@uvt.nl 6 years, 10 months ago

Klik hier om terug te gaan naar de startpagina.

 

Het onderwerp van deze WIKI is colorectale kanker en seksuele problemen. Colorectale kanker is de meest voorkomende vorm van kanker in de darmen; 75% van de darmkankerpatiënten lijdt namelijk aan deze vorm.1 Colorectale kanker is de verzamelnaam voor tumoren in de dikke darm (colon) en de endeldarm (rectum). De endeldarm is het laatste deel van de dikke darm.Voor het gemak zal in het vervolg de overkoepelende term ‘darmkanker’ worden gebruikt.

Veel mensen met darmkanker ervaren psychologische klachten tijdens en na het ziekteproces. Naast de meer bekende klachten zoals depressie en angst, hebben ook veel darmkankerpatiënten last van problemen op het gebied van seksualiteit.2 Er is helaas nog veel te weinig aandacht voor deze seksuele problemen. Zowel patiënten als artsen voelen zich vaak geremd in het ter sprake brengen van dit onderwerp.3 Toch is het belangrijk om veranderingen in seksualiteit te erkennen als onderdeel van leven met kanker, aangezien dit een grote invloed kan hebben op de kwaliteit van leven.4

 

Inhoud

1. Darmkanker

      1.1. Het vóórkomen van darmkanker

      1.2. Het ontstaan van darmkanker

      1.3. De symptomen van darmkanker

      1.4. Onderzoek en diagnose van darmkanker

      1.5. De verspreiding van darmkanker

      1.6. Het verloop van darmkanker

      1.7. De behandeling van darmkanker

             1.7.1. De behandeling van dikke darmkanker

             1.7.2. De behandeling van endeldarmkanker

2. Psychologische klachten bij darmkanker

      2.1. Seksuele problemen

3. Biopsychosociaal model

      3.1. Biologische factoren

             3.1.1. Operatie

             3.1.2. Radiotherapie

             3.1.3. Chemotherapie

      3.2. Psychologische factoren

             3.2.1. Comorbide psychologische stoornissen

             3.2.2. Psychologische gevolgen van bijwerkingen

             3.2.3. Een veranderd lichaamsbeeld

      3.3. Sociale factoren

      3.4. Integratie biopsychosociaal model

4. Interventies bij seksuele problemen en darmkanker

      4.1. Medicamenteuze interventies

             4.1.1. Mannen

             4.1.2. Vrouwen

      4.2. Hulpmiddelen

             4.2.1. Mannen

             4.2.2. Vrouwen

      4.3. Gedragsmatige interventies

             4.3.1. Informatievoorziening

             4.3.2. Intensievere behandelingen

             4.3.3. Relatie- en seksgerichte behandelingen

5. Conclusie

6. Auteurs

7. Referenties

 

1. Darmkanker

Bij (darm)kanker is er sprake van een fout in het proces van celdeling, waardoor er een abnormale groei van cellen ontstaat. Een groep van deze abnormale cellen wordt een tumor genoemd. Een tumor kan goedaardig of kwaadaardig zijn.5 Alleen kwaadaardige tumoren worden kanker genoemd. Het belangrijkste verschil tussen goedaardige en kwaadaardige tumoren is dat kwaadaardige tumorcellen in omliggende weefsels kunnen binnendringen en zich kunnen verspreiden naar andere organen in het lichaam (uitzaaien). Bij goedaardige tumoren is dit niet het geval.5

 

1.1. Het vóórkomen van darmkanker

Darmkanker is een veelvoorkomende vorm van kanker in Nederland. Momenteel zijn er circa 75.000 darmkankerpatiënten in Nederland, waarvan 55% mannen en 45% vrouwen.6 Van de patiënten die de diagnose darmkanker krijgen, is 80% ouder dan 60 jaar.7 Het aantal nieuwe darmkankerpatiënten is vooral sinds 2014 enorm gestegen; ten opzichte van 2013 steeg het aantal nieuwe gevallen darmkanker met 1600 (12%).Deze toename is te verklaren door het bevolkingsonderzoek dat in 2014 werd ingevoerd; er werd meer darmkanker ontdekt dan voorheen. Naar verwachting zal het aantal gevallen van darmkanker nog verder stijgen in de toekomst. Het is nog niet helemaal duidelijk waarom dit zo is, maar mogelijk heeft het te maken met een veranderde leefstijl.8

 

1.2. Het ontstaan van darmkanker

In de meeste gevallen van darmkanker ontstaan kwaadaardige tumoren door de groei van poliepen in de darm. Poliepen zijn normaal gesproken goedaardige gezwellen en wanneer poliepen zich in het slijmvlies van de darm bevinden worden ze ook wel adenomen genoemd.9 Wanneer een adenoom een verhoogde celdeling heeft, kan het kwaadaardig worden. Dit gebeurt bij ongeveer 5% van de mensen met adenomen. De kanker die uit zo’n adenoom ontstaat wordt een adenocarcinoom genoemd. Voordat een adenoom zich ontwikkelt tot adenocarcinoom verstrijkt er ongeveer vijf jaar.9

Er bestaan bepaalde zeldzame familiaire vormen van poliepgroei, welke verantwoordelijk zijn voor ongeveer 5% van alle darmkankergevallen. De bekendste familiaire vorm is familiaire adenomateuze polyposis (FAP). FAP is een zeldzame vorm van erfelijke kanker, waarbij er vóór het 30levensjaar honderden tot duizenden poliepen ontstaan in de dikke darm. In het geval van FAP veranderen de poliepen naar verloop van tijd altijd in kanker.9

Buiten de genetische oorzaken van darmkanker is het niet duidelijk waarom er adenomen in de darm ontstaan. Tevens is het onduidelijk waarom adenomen kwaadaardig worden. Wel is bekend dat de grootte, de locatie en de mate van vervorming van een adenoom, het risico op darmkanker beïnvloeden. Zo wordt een grote vervormde adenoom die in de endeldarm ontstaat eerder kwaadaardig dan een kleine, normaal uitziende adenoom in de dikke darm.9

Naast bepaalde kenmerken van een adenoom bestaan er een aantal factoren die het risico op darmkanker verhogen. Ten eerste zijn er aanwijzingen voor een verhoogd risico op darmkanker wanneer iemand een chronische ontsteking van de darm heeft, zoals in het geval van colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn.Ten tweede kan iemands dieet een risicofactor vormen voor darmkanker, aangezien het slijmvlies van de dikke darm en de endeldarm constant blootgesteld wordt aan alles wat een mens inneemt. Zo zijn er aanwijzingen voor een verhoogd risico op darmkanker bij overmatige inname van rood en bewerkt vlees en ook alcoholgebruik verhoogt het risico op darmkanker.Ten derde vormt een hoog lichaamsgewicht een risicofactor; mensen met extreem overgewicht hebben 33% meer risico op het ontwikkelen van darmkanker dan mensen met een gezond gewicht.Ten slotte vormt een familiegeschiedenis voor darmkanker een risicofactor. Echter, dit heeft in de meeste gevallen meer te maken met een gemeenschappelijke omgevingsfactor dan met een genetische oorzaak.9

 

1.3. De symptomen van darmkanker

De uiting van darmkanker verschilt van persoon tot persoon. Sommige patiënten hebben geen last van symptomen, anderen wel. In het geval van symptomatische darmkanker hangen de soort symptomen af van waar de tumor zich in de dikke darm of endeldarm bevindt.Symptomen die kunnen wijzen op darmkanker zijn: gewichtsverlies, verlies van bloed of slijm in de ontlasting, bloedarmoede en ijzertekort. Ook een voelbare massa in de darm, verstopping, blindedarmontsteking, buikpijn en een veranderd ontlastingspatroon zijn symptomen van darmkanker. Tot slot kunnen pijn of bloed bij de anus, dunnere ontlasting en een gevoel van onvolledige ontlasting mogelijk duiden op darmkanker.Slechts één derde van de patiënten met darmkanker presenteert acute symptomen, zoals verstopping of darmperforatie (gaatje in de darmwand). Deze noodsymptomen gaan vaak gepaard met een slechte prognose.9

 

1.4. Onderzoek en diagnose van darmkanker

Er zijn verschillende manieren om de darmen te onderzoeken. De arts begint vaak met een lichamelijk onderzoek, waarbij er op de buik wordt gevoeld of er zwellingen aanwezig zijn. Daarnaast kan er een rectaal touche uitgevoerd worden, waarbij de arts met zijn vinger in de anus gaat om in de endeldarm te voelen.10 Wanneer er aanwijzingen zijn voor afwijkingen, kan er beeldvormend onderzoek worden gedaan. Een belangrijke en veelvoudig gebruikte methode voor beeldvormend onderzoek is een colonscopie. Hierbij wordt een dunne, buigbare slang met een lampje en camera daaraan bevestigd (colonscoop) via de anus de darmen ingeleid om zo de binnenkant van de darm in beeld te brengen. Als de arts een afwijking ziet kan er een hapje uit dit weefsel worden weggenomen voor onderzoek. Naast de colonscopie, waarmee de hele dikke darm kan worden bekeken, bestaat er een sigmoïdoscopie waarmee alleen het laatste stuk van de dikke darm en de endeldarm worden bekeken en een rectoscopie waarmee enkel de endeldarm wordt bekeken.10

Een andere manier van darmonderzoek is het maken van een röntgenfoto met een CT-scan. Dit is minder belastend dan een colonscopie. Met de CT-scan wordt onderzocht in hoeverre de kanker verder verspreid is in de buik.10 Tot slot kan er door middel van een PET-scan gekeken worden of er in andere lichaamsdelen uitzaaiingen van de darmkanker zijn.10 Zie Tabel 1 voor een overzicht van methoden gebruikt voor diagnostiek.

Sinds 2014 is men bezig om het bevolkingsonderzoek voor darmkanker stapsgewijs in te voeren, met als doel om darmkanker systematisch op te sporen en de kans op vroegtijdige behandeling zo groot mogelijk te maken. Vrouwen en mannen van 55 tot en met 75 jaar krijgen iedere twee jaar een uitnodiging voor deelname.11 Bij het bevolkingsonderzoek wordt een ontlastingstest gedaan, waarbij een buisje met ontlasting wordt opgestuurd naar het laboratorium voor onderzoek. Wanneer er bloed wordt aangetroffen in de ontlasting wordt men uitgenodigd voor vervolgonderzoek en kunnen de eerder benoemde procedures uitgevoerd worden.12

 

   Afbeelding 1. Colonscopie (links) met behulp van een colonscoop (rechts).

Copy right free 

 

1.5. De verspreiding van darmkanker

Adenocarcinomen in de dikke darm of endeldarm hebben het vermogen om uit te zaaien (metastasering). Hierbij groeien de adenocarcinomen in ander weefsel, maken ze weefsel kapot en laten ze kankercellen los. Zo kan de kanker zich op andere plekken in het lichaam nestelen en uitgroeien tot nieuwe tumoren.In het geval van darmkanker zijn er verschillende routes van verspreiding. Om te beginnen kan de kanker zich door de gehele darm heen verspreiden. Daarnaast kan de kanker het lymfesysteem binnendringen of in bloedvaten terecht komen.Wanneer kanker in de lymfe of het bloed komt, kunnen de kankercellen door het hele lichaam gevoerd worden en kunnen er uitzaaiingen op afstand ontstaan. Verspreiding van kanker via de lymfe heet lymfogene metastasering, en via het bloed wordt dit hematogene metastasering genoemd. In principe zijn lymfeknopen de eerste plek waar adenocarcinomen uitzaaien.Tot slot hebben adenocarcinomen de mogelijkheid om door het buikvlies heen te groeien, een lichaamsholte binnen te dringen en zich te verspreiden. Dit wordt ook wel de transcoelmische route genoemd. Bij darmkanker komen uitzaaiingen op afstand het vaakst voor in de lever, longen, botten en hersenen.9

 

1.6. Het verloop van darmkanker

Ongeveer 25% van de darmkankerpatiënten heeft al uitzaaiingen ten tijde van de diagnose en bijna 50% van de darmkankerpatiënten ontwikkelt uiteindelijk uitzaaiingen. Dit hoge percentage patiënten dat uitzaaiingen ontwikkelt, draagt bij aan de hoge sterftecijfers van darmkanker.13 In de periode 2008 tot 2012 was 62% van de dikke darmkankerpatiënten vijf jaar na de diagnose nog in leven. Voor de mensen met endeldarmkanker was deze vijfjaarsoverleving 65%.14

 

1.7. De behandeling van darmkanker

Het behandelplan voor een darmkankerpatiënt wordt opgesteld op basis van het stadium van de ziekte, de lichamelijke conditie van de patiënt en de tumorkenmerken, zoals de agressiviteit van de tumor.15 Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen een curatieve behandeling en een palliatieve behandeling. Een curatieve behandeling heeft genezing als doel en wordt ingezet bij kankerpatiënten die geen (of één/enkele) uitzaaiingen hebben. Deze curatieve behandeling kan worden aangevuld met adjuvante therapie om het risico op terugkeer van de kanker te verkleinen. Als deze adjuvante therapie vooraf aan de curatieve behandeling wordt gegeven, wordt deze neo-adjuvant genoemd.16 Als een patiënt wel uitzaaiingen op afstand heeft, is de kanker vaak niet meer te genezen en wordt er voor een palliatieve behandeling gekozen. Hierbij is het doel om de klachten te verlichten, het leven te verlengen en de kwaliteit van leven van de patiënt te verbeteren.16

Er wordt tevens onderscheid gemaakt tussen lokale therapie en systemische therapie. Bij een lokale therapie wordt de tumor behandeld zonder de rest van het lichaam te schaden. Dit is erg geschikt wanneer de ziekte zich in een vroeg stadium bevindt en er geen sprake is van uitzaaiingen op afstand. Voorbeelden van lokale therapieën zijn een operatie en bestraling. Systemische therapieën bereiken kankercellen in het gehele lichaam, een voorbeeld is chemotherapie.17 De behandelingen van dikke darmkanker en endeldarmkanker verschillen op sommige vlakken van elkaar en zullen daarom apart worden besproken. Voor een overzicht van alle behandelingen zie Tabel 1.

 

1.7.1. De behandeling van dikke darmkanker

Operatie

Een operatie is de nummer één keuze in curatieve behandelingen. Niet in alle gevallen is een operatie direct nodig: in een vroeg stadium kunnen tumoren soms nog tijdens een colonscopisch onderzoek via de anus verwijderd worden. Toch is een operatie onder algehele narcose vaak wel noodzakelijk.18 Het type operatie hangt af van het stadium van de ziekte, de locatie van de tumor(en) en het doel van de operatie. Wanneer er alleen oppervlakkige tumoren aanwezig zijn in de darm kunnen deze worden weggehaald door middel van een lokale excisie (uitsnijding van een stuk weefsel). Een andere optie is een totale of gedeeltelijke colectomie, waarbij de gehele of een deel van de dikke darm verwijderd wordt.18 Idealiter wordt dit gedaan door middel van een kijkoperatie, maar wanneer dit niet mogelijk is, wordt de gehele buik geopend. Tijdens de colectomie wordt er naast de tumor ook een stuk gezonde darm weggenomen en ook worden omliggende lymfeklieren en bloedvaten, die de tumor van bloed voorzien, verwijderd. Dit verkleint de kans dat er kwaadaardige cellen achterblijven.18 De weggenomen delen worden vervolgens opgestuurd naar de patholoog voor onderzoek naar het stadium van de ziekte. Bij het afronden van de colectomie worden de uiteinden van de dikke darm aan elkaar gehecht, wat anastomose wordt genoemd.18 Om de darmen wat rust te geven, krijgen sommige patiënten een tijdelijk stoma, vaak voor 2 tot 3 maanden. Een stoma is een kunstmatige uitgang van de darm in de huid van de buik. Bij een minderheid van de patiënten is een blijvend stoma vereist.19

Over het algemeen wordt er bij uitzaaiingen niet voor een operatie gekozen. Echter, wanneer er sprake is van uitzaaiing naar één of enkele plekken in het lichaam kan er in sommige gevallen geprobeerd worden om deze operatief te verwijderen en iemand alsnog curatief te behandelen.15 Ook als genezing niet meer mogelijk is, wordt er soms toch nog een operatie uitgevoerd. Dit is een palliatieve operatie waarbij de chirurg de eerste, originele tumor probeert te verwijderen. Als dat niet lukt, wordt het zieke deel van de darm afgesloten door het aan elkaar hechten van de twee gezonde delen voor en na de tumor. Dit wordt gedaan om verstopping van de darmen en pijn te voorkomen.20 Bij ernstige verstopping van het laatste deel van de dikke darm kan er een buisje horizontaal in de tumor worden ingebracht, zodat ontlasting door de tumor heen kan. Dit wordt een endoprothese genoemd.21

 

Radiotherapie

Bij radiotherapie wordt er gebruik gemaakt van straling om de kanker te behandelen. Bij deze lokale therapie wordt de tumor vanuit verschillende richtingen heel nauwkeurig bestraald. Bestraling kan bij dikke darmkanker gebruikt worden na een operatie als adjuvante behandeling om resterende kankercellen te verwijderen. Dit gebeurt vooral wanneer de tumor vastzit aan een orgaan en de kans op achterblijvende kankercellen op dit orgaan groot is.22 Bij mensen met een zwakkere conditie kan bestraling ook dienen als alternatief voor een operatie. Tot slot kan bestraling gebruikt worden als palliatieve behandeling. Bij palliatieve bestraling wordt geprobeerd symptomen zoals pijn, blokkering van de darm en bloedingen te verminderen.22

 

Chemotherapie

Chemotherapie is een systemische behandeling met behulp van cytostatica. Cytostatica doden cellen of remmen de celdeling.23, 24 Naast kankercellen raken ook gezonde cellen hierbij beschadigd. De medicatie wordt via een infuus in het bloed gebracht. Meestal wordt een chemokuur een aantal keer achter elkaar gegeven, met tussenperioden voor herstel.23 Chemotherapie wordt gebruikt als adjuvante behandeling wanneer er een grote kans is dat er kankercellen in het lichaam achter zijn gebleven na bijvoorbeeld een operatie, of wanneer er mogelijk kleine uitzaaiingen zijn die niet te zien zijn op de scans (micrometastasen). Chemotherapie wordt ook neo-adjuvant gegeven, om de tumor vooraf aan een operatie te verkleinen zodat deze gemakkelijker te verwijderen is.24 Chemotherapie kan tevens gebruikt worden als palliatieve behandeling. Het dient dan als middel om symptomen te verminderen en om de tumor te laten krimpen, zodat de levensduur verlengd wordt.24

Tegenwoordig wordt er ook regelmatig gebruik gemaakt van radiochemotherapie, waarbij zowel radiotherapie als chemotherapie worden toegepast. Door deze combinatie wordt de kans op terugkeer van de tumor verkleind en verbetert de overleving.25

 

1.7.2. De behandeling van endeldarmkanker

De behandeling van endeldarmkanker verschilt op sommige vlakken van die van dikke darmkanker. Er kan, net als bij dikke darmkanker, een operatie plaatsvinden om de tumor te verwijderen. Bij endeldarmkanker kan er echter naast een (kijk)operatie van de buik, ook een kijkoperatie via de anus gedaan worden.26 Niet alle endeldarmkankerpatiënten krijgen na de operatie een stoma, dit hangt af van de locatie van de tumor. Als de tumor zich in het bovenste deel van de endeldarm bevindt, is er meestal alleen een tijdelijk stoma nodig. Als deze zich in het onderste deel bevindt, is er vaak een blijvend stoma nodig.27

Behandelingen met bestraling vinden bij endeldarmkanker meestal al voor de operatie plaats, in tegenstelling tot de behandeling bij dikke darmkanker.28 Bij endeldarmkanker is aangetoond dat dit de kans op plaatselijke terugkomst vermindert.29 Met behulp van deze neo-adjuvante bestraling wordt geprobeerd om zoveel mogelijk kankercellen te vernietigen. Er kan bij endeldarmkanker ook bestraald worden tijdens de operatie, dit noemt men Intra Operatieve Radio Therapie (IORT). De tumor wordt dan weggehaald en vervolgens wordt er op dezelfde plek bestraald met een hoge dosis straling. Dit wordt gedaan wanneer de kans groot is dat er kankercellen achterblijven of wanneer de kanker is teruggekomen na een eerdere operatie.28

Er zijn bij endeldarmkanker tevens een aantal extra palliatieve ingrepen mogelijk. Zo kan er palliatief behandeld worden met lasercoagulatie, waarbij de tumor kan worden vernietigd met laserstraling. Met elektrocoagulatie kan de endeldarmtumor worden vernietigd met elektrische stroompjes. Echter, deze behandelingen werken slechts tijdelijk.30

 

Diagnostiek voor dikke darmkanker en endeldarmkanker

Lichamelijk onderzoek

Rectaal touché

Colonscopie

Sigmoïdoscopie

Rectoscopie

Röntgenfoto met CT-scan

PET-scan

Behandelingen voor dikke darmkanker en endeldarmkanker

Operatie

Radiotherapie

Chemotherapie

Radiochemotherapie

Behandelingen voor endeldarmkanker

Operatie via de anus

Neo-adjuvante radiotherapie

Intra Operatieve Radio Therapie (IORT)

Lasercoagulatie

Elektrocoagulatie

Tabel 1. Overzicht van methoden van diagnostiek en mogelijke behandelingen bij darmkanker.

© 2017 I.J.J. van Nunen

 

2. Psychologische klachten bij darmkanker

Het hebben van darmkanker en de behandeling hiervan kan een enorme impact hebben. De manier waarop iemand omgaat met darmkanker en de impact die deze ziekte heeft, verschilt per individu. Om die impact goed in kaart te brengen laat de specialist de patiënt regelmatig een lastmeter invullen, om een indicatie te krijgen van de ziektelast van de patiënt. Wanneer een patiënt zodanig last heeft van de aandoening dat hij/zij hier psychologische problemen aan overhoudt, is een doorverwijzing voor psychosociale hulp op zijn plaats.31 Wel is het zo dat psychologische klachten vaak pas opspelen wanneer de behandelingsfase is afgesloten, aangezien er dan meer ruimte ontstaat voor verwerking.32 

Bij psychologische problemen kan men denken aan angst- of depressieve klachten. Vooral angst is veelvoorkomend, omdat kankerpatiënten vaak bang zijn voor het verloop van de ziekte en voor terugkeer van de kanker.33 Echter, men dient rekening te houden met het feit dat bepaalde psychologische klachten passend kunnen zijn bij het hebben van kanker. De klachten kunnen het gevolg zijn van een normale aanpassing aan de abnormale situatie van het hebben van kanker.34

Factoren die bepalend zijn voor iemands gevoeligheid om psychologische klachten te ontwikkelen zijn onder andere persoonlijkheid, de mate van sociale steun vanuit de omgeving, de manier waarop iemand met zijn ziekte omgaat en een eventuele voorgeschiedenis van psychologische klachten.33

 

2.1. Seksuele problemen

Ook op het gebied van seksualiteit kunnen darmkankerpatiënten problemen ervaren. Hierbij geldt eveneens dat deze problemen tijdens de kritieke fase van de ziekte nog niet zo op de voorgrond staan.35 Men kan een onderscheid maken tussen seksuele problemen en seksuele disfuncties. Een seksueel probleem gaat over de subjectieve beleving van seksualiteit. Men kan bijvoorbeeld ontevreden zijn over de seksuele relatie, zonder dat er ook daadwerkelijk sprake is van disfunctie.36 Een seksuele disfunctie houdt in dat iemand significante problemen ervaart in het vermogen om seksueel te reageren of seksueel genot te ervaren.37 Bij seksuele disfuncties is één of meer van de volgende fases uit de seksuele responscyclus van Masters en Johnson (zie Figuur 1) verstoord: verlangen, opwinding of orgasme.38 Het diagnostisch en statistisch handboek voor mentale stoornissen (DSM) onderkent verschillende seksuele disfuncties37:

  • Seksuele verlangen- of opwindingsstoornis bij de vrouw: een ontbrekende of verminderde seksuele opwinding.

  • Orgasmestoornis bij de vrouw: het vertraagd optreden of uitblijven van het orgasme, of een duidelijk verminderde intensiteit van het orgasme.

  • Penetratiestoornis: moeilijkheden met vaginale penetratie (het met de penis in de vagina gaan), onderbuikspijn tijdens de penetratie, angst voor onderbuikspijn en spanning in de bekkenbodemspieren.

  • Erectiestoornis: moeite om een erectie (stijve penis) te krijgen of te behouden.

  • Hypoactief- seksueelverlangenstoornis bij de man: verminderde of geheel afwezige seksuele gedachten, seksuele fantasieën en verlangen naar seksuele activiteit.

  • Vertraagde zaadlozing: het vertraagd optreden van de zaadlozing of het zelden tot nooit optreden van de zaadlozing.

  • Voortijdige zaadlozing: de zaadlozing treedt op binnen ongeveer één minuut en voordat de betrokkene dit wenst.

  • Seksuele disfunctie door een middel of medicatie: de seksuele disfunctie ontstaat na gebruik van een (genees)middel. Van het (genees)middel is bekend dat het de genoemde disfunctie kan veroorzaken.

 

Figuur 1. Seksuele responscyclus. 
Copy right free

 

Over het algemeen rapporteren patiënten met darmkanker een laag seksueel functioneren.Het hebben van darmkanker en vooral de behandeling hiervan kan soms leiden tot seksuele problemen.39 Seksuele disfuncties kunnen onder andere ontstaan na een darmoperatie. Na een darmoperatie hebben vrouwen vaak last van lubricatieproblemen (niet ‘vochtig’ worden), dyspareunie (pijn kort voor, tijdens of kort na het vrijen), een verminderd libido (verlangen), orgasmeproblemen en verminderde opwinding. Mannen kunnen na een darmoperatie last krijgen van gedeeltelijke impotentie (geen goede erectie), verminderd libido, problemen met de zaadlozing, orgasmeproblemen en impotentie (geen erectie).Naast een operatie kan ook bestraling leiden tot seksuele disfunctie. Postoperatieve bestraling leidt bij vrouwen tot lubricatieproblemen en dyspareunie en bij mannen tot problemen in de zaadlozing en erectieproblemen.40 Chemotherapie zorgt tevens voor problemen in de seksualiteit. De meeste mensen die chemotherapie krijgen, hebben minder zin om te vrijen of hebben hier helemaal geen zin meer in. Dit komt vaak door de bijwerkingen van chemotherapie.41 Meestal komt de zin in seks na de behandeling geleidelijk weer terug.35 Vooral bij vrouwen kan chemotherapie directe gevolgen voor het lichaam hebben, die van invloed zijn op de seksualiteit. Zo kunnen vrouwen lubricatieproblemen ervaren en kunnen zij vervroegd in de overgang raken.41 Een andere factor die bij kan dragen aan de ontwikkeling van seksuele disfuncties is de psychologische reactie op het hebben van kanker of het krijgen van een stoma.3

Het risico op seksuele problemen neemt toe met de leeftijd, onafhankelijk van of iemand ziek is of niet. Zo rapporteren vrouwen met een hogere leeftijd meer seksuele problemen zoals stenose (vorming van littekenweefsel in vagina), vaginale droogte, minder opwinding en minder verlangen naar seks.42 Mannen met een hogere leeftijd hebben meer kans op een verminderd seksueel verlangen en een verslechterd seksueel functioneren.39 Aangezien de meerderheid van darmkankerpatiënten ouder is dan 60 jaar,wordt seksualiteit niet alleen beïnvloedt door de ziekte maar ook door een verhoogde leeftijd.

Ondanks de mogelijke seksuele problemen die rondom darmkanker kunnen ontstaan, is hier vaak onvoldoende aandacht voor. Zowel de patiënt als de arts zijn geremd in het ter sprake brengen van dit onderwerp, waardoor de seksuele gevolgen van de darmkankerbehandeling onbesproken blijven. Dit komt doordat het onderwerp seksualiteit vaak ontbreekt in het behandelprotocol, men in eerste instantie gefocust is op de medische behandeling en artsen zich bovendien vaak onbekwaam voelen om seksualiteit te bespreken.43 Door het gebrek aan aandacht voor seksuele disfuncties worden er hiervoor te weinig oplossingen geboden.3

De manier waarop biologische, psychologische en sociale factoren een rol spelen bij seksuele problemen bij darmkanker, wordt toegelicht in deel drie van deze WIKI. Mogelijke interventies voor de behandeling van seksuele problemen worden besproken in deel vier van deze pagina.

 

3. Biopsychosociaal model

Seksualiteit staat centraal in het welzijn en vormt een belangrijk onderdeel van de kwaliteit van leven. Kwaliteit van leven betreft de subjectieve perceptie die iemand heeft van zijn fysiek, emotioneel en sociaal functioneren.44 Seksuele problemen die kunnen ontstaan naar aanleiding van het hebben van darmkanker, of de behandeling hiervan, kunnen mogelijk een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van leven van patiënten.4, 35

Zowel biologische, psychologische en sociale factoren spelen een rol in de relatie tussen het hebben van darmkanker en het ontstaan van seksuele problemen bij de patiënt. Het is daarom van belang om seksualiteit bij darmkanker te bekijken vanuit een biopsychosociaal perspectief.445

 

3.1. Biologische factoren

3.1.1. Operatie

Het ondergaan van een operatie aan de darmen kan bijdragen aan de ontwikkeling van problemen op seksueel gebied. Een mogelijke oorzaakvan seksuele problemen na een darmoperatie is schade aan bepaalde zenuwen in de penis.46 Dit kan leiden tot erectieproblemen en problemen in de zaadlozing van de man. De mate van disfunctie is afhankelijk van welke zenuwen er precies beschadigd zijn en de hoeveelheid zenuwschade.47 Vooral bij operaties van rectale kanker komen seksuele disfuncties vaak voor.46 Een andere mogelijke oorzaak van seksuele problemen na een darmoperatie is zenuwletsel in de bekken. De bekkenzenuwen zijn namelijk mede verantwoordelijk voor een normaal seksueel functioneren.48

Schade aan de bekkenzenuwen kan ook indirect zorgen voor seksuele problemen: de zenuwschade kan ontlastingsincontinentie en urine-incontinentie veroorzaken. Bij incontinentie verliest iemand ongewild ontlasting of urine. Beide vormen van incontinentie hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van leven en het algehele welzijn.49 Incontinentie heeft vaak ook een negatieve invloed op het seksuele functioneren. Men is bijvoorbeeld bang dat er urineverlies optreedt tijdens seksuele activiteit. Veel mensen met incontinentieproblemen ervaren een verminderd seksueel verlangen en een verminderde seksuele tevredenheid.50

 

3.1.2. Radiotherapie

Radiotherapie in het bekkengebied kan leiden tot problemen in het seksueel functioneren bij zowel mannen als vrouwen. Bij mannen leidt radiotherapie tot schade aan de bekkenzenuwen en bloedvaten, wat kan resulteren in seksuele disfuncties.47 Het is daarnaast onvermijdelijk dat ook de testes van de man een dosis straling ontvangen. Dit leidt tot afname van de testosteronproductie, waardoor er een verminderd libido (verlangen) en seksueel functioneren ontstaat.51 Om deze reden rapporteren mannelijke patiënten na preoperatieve radiotherapie meer seksuele problemen dan voorheen. Dit kan erectieproblemen en problemen met zaadlozing betreffen. Mannelijke patiënten die enkel een operatie krijgen, zonder daarbij bestraald te worden, hebben minder last van deze nadelige effecten op seksueel gebied.47

Ook bij vrouwen heeft preoperatieve bestraling een negatief effect op het seksueel functioneren; er worden meer seksuele disfuncties gerapporteerd na bestraling.3, 47 Radiotherapie in dit gebied leidt tot veranderingen in de vaginale anatomie en een vermindering van lubricatie (vochtigheid).47 Er kan vaginale stenose optreden, waarbij littekenweefsel zorgt voor vernauwing van de vagina en droogte.52 De vrouw kan hierdoor pijn ervaren tijdens de seks in de maanden na het bestralen.53 De veranderingen in de vagina en vulva, het uitwendige deel van het vrouwelijk geslachtsdeel, worden mogelijk ook veroorzaakt door een verminderde bloeddoorstroming van de vagina als gevolg van zenuwschade veroorzaakt door radiotherapie. Bestraling in dit gebied kan eveneens zorgen voor het vervroegd ingaan van de overgang.54 In de overgang raken gaat gepaard met stemmingswisselingen, weinig verlangen naar seks en vaginale droogheid.55 Dit heeft negatieve gevolgen voor het seksueel functioneren van vrouwelijke darmkankerpatiënten.40

 

3.1.3. Chemotherapie

Tot slot kan ook chemotherapie zorgen voor een verminderd seksueel functioneren, vooral bij vrouwen. Vaak is de invloed van chemotherapie op het seksleven te wijten aan bepaalde bijwerkingen van cytostatica: vermoeidheid, misselijkheid en braken, beschadigingen van de slijmvliezen en overgangsklachten.25 Zowel de misselijkheid als de vermoeidheid kunnen oorzaak zijn voor het feit dat een patiënt minder zin en energie heeft om seksueel actief te zijn.51 Zoals eerder in deze WIKI al ter sprake is gekomen, zorgen cytostatica ervoor dat er naast kankercellen ook gezonde cellen worden aangetast. Er worden meer gezonde cellen vernietigd dan dat er nieuwe cellen worden gevormd.23 Hierdoor worden slijmvliezen, inclusief die in de vagina, dunner. Ook kunnen hierdoor eerder wondjes ontstaan.25 Het dunner worden van de slijmvliezen bij vrouwen kan zorgen voor jeuk, minder lubricatie, meer afscheiding en een branderig gevoel tijdens seksuele activiteit. Het draagt daarmee dus bij aan een verminderd seksueel functioneren.56 Soms kan chemotherapie ook leiden tot een vervroegde overgang; de combinatie van giftige cytostatica kunnen de eisprong doen stoppen en kan onvruchtbaarheid veroorzaken. Naarmate vrouwen ouder worden, wordt de kans op het uitblijven van de menstruatie door deze cytostatica groter.57 Een andere veelvoorkomende bijwerking van de cytostatica is zenuwpijn, ook wel neuropathie genoemd.58 Dit is een bijwerking die bij zowel mannen als vrouwen een effect kan hebben op het seksueel functioneren. Patiënten ervaren tintelingen, pijn of een dof gevoel in verschillende delen van het lichaam. Soms geldt dit ook voor de genitaliën, waardoor er hierin een pijnlijk of verminderd gevoel tijdens seksuele activiteit optreedt.55

 

3.2. Psychologische factoren

3.2.1. Comorbide psychologische stoornissen

Psychologische factoren kunnen naast biologische factoren bijdragen aan seksuele problemen bij darmkanker. Zo kunnen darmkankerpatiënten last hebben van een comorbide psychologische stoornis; een probleem dat naast de darmkanker speelt.

 

Depressieve klachten

Onder darmkankerpatiënten komt depressie vaker voor dan in de gezonde populatie59, waarbij de patiënten met een stoma meer risico lopen om een depressie te ontwikkelen dan de patiënten zonder stoma.60 Depressieve klachten, zoals verminderde interesse en verminderd plezier in bijna alle activiteiten, kunnen leiden tot minder zin in seks en minder seksuele plezierbeleving.4, 61 Verder is het bekend dat een depressie kan leiden tot erectiestoornissen, pijn bij de seks, problemen met de zaadlozing en een vertraagd of afwezig orgasme.62 Ook de medicatie die men gebruikt tegen depressieve klachten kan van invloed zijn op het seksleven van een patiënt. Antidepressiva kunnen een verminderd libido, verminderde seksuele opwinding, een vertraagd of afwezig orgasme en erectiestoornissen tot gevolg hebben.62

 

Angstklachten

Naast depressie is angst een veelvoorkomend probleem onder kankerpatiënten en zo ook onder darmkankerpatiënten. Angstsymptomen worden geassocieerd met een verminderd seksueel verlangen, verminderde seksuele opwinding, een geremd orgasme en pijn bij vaginale penetratie.63 Een verminderde plezierbeleving tijdens seksuele activiteit en voortijdige zaadlozing zijn eveneens gerelateerd aan angstklachten.64 Angst wordt net zoals depressie behandeld met behulp van antidepressiva. Hierbij gelden daarom dezelfde nadelige effecten op seksualiteit als reeds genoemd.62 Naast antidepressiva kan men kalmeringsmiddelen gebruiken om de angstsymptomen te verminderen. Echter, het gebruik hiervan heeft erectiestoornissen, verminderd libido en problemen rondom het orgasme als mogelijke bijwerkingen.65

 

3.2.2. Psychologische gevolgen van bijwerkingen

Andere psychologische factoren die een invloed hebben op seksualiteit zijn factoren die gerelateerd zijn aan de bijwerkingen van de behandeling. Zo is psychologische vermoeidheid een veelvoorkomende klacht na een operatie, chemotherapie en bestraling, wat ervoor kan zorgen dat men minder vaak seksueel actief is. Ook het vaker voorkomen van diarree na een operatie, chemotherapie en bestraling kan seksualiteit beïnvloeden via psychologische factoren.51 Angst voor diarree of voor een lekkend stoma tijdens seksuele activiteit kan bijvoorbeeld een rol spelen bij verminderd seksueel contact. Andere bijwerkingen van chemotherapie zijn prikkelbaarheid en libidoverlies, waardoor het seksueel verlangen mogelijk afneemt.51

 

3.2.3. Een veranderd lichaamsbeeld

Naast comorbide psychologische stoornissen en psychologische factoren gerelateerd aan de bijwerkingen van een behandeling is het mogelijk dat een veranderd lichaamsbeeld het seksleven van de patiënt negatief beïnvloedt.61 Door operaties, chemotherapie en bestraling vinden er namelijk veranderingen plaats in het uiterlijk van een darmkankerpatiënt. Bij de gedeeltelijke verwijdering van de dikke darm zal er bijvoorbeeld een litteken achterblijven.18 In sommige gevallen krijgen patiënten een (blijvend) stoma, waardoor er aan de buitenkant van het lichaam een zakje zichtbaar is waar de ontlasting in terechtkomt.19 Als het zakje wordt weggehaald, zie je dat er op de buik een stukje van de dikke darm naar buiten is gehaald en vast is gehecht aan de buik. Verder kan bestraling ervoor zorgen dat de huid van de patiënt beschadigd raakt en er rode, schrale plekken ontstaan.66 Ook wanneer een patiënt chemotherapie ondergaat vinden er veranderingen in het uiterlijk plaats; haarverlies, mondzweren, gewichtsverandering en blauwe plekken zijn veelvoorkomend.67

 

Afbeelding 2. Stomazakje.

Copy right free

 

Darmkankerpatiënten hebben door al deze mogelijke lichamelijke veranderingen vaak een minder goed lichaamsbeeld. Vooral de patiënten met een stoma hebben een zeer verslechterd lichaamsbeeld.68 Voor vrouwen is het bekend dat een verslechterd lichaamsbeeld onder andere van invloed is op de mate van seksuele bevrediging.69 Ook hangt een slechter lichaamsbeeld samen met minder seksuele tevredenheid.60 Dit effect is groter bij patiënten met een stoma dan patiënten zonder stoma.68 Voor sommige patiënten is het gevoel van walging voor hun veranderde lichaam en de angst voor de reactie van hun partner dermate groot dat zij seksuele activiteit niet langer als een optie zien.70

Het verslechterde lichaamsbeeld van darmkankerpatiënten leidt niet alleen tot minder seksuele tevredenheid; het vormt ook een risico voor het ontwikkelen van angst- of depressieve gevoelens. Depressie en angst kunnen op hun beurt weer tot seksuele disfuncties en seksuele problemen leiden.68

Toch hoeft seksualiteit niet voor iedere darmkankerpatiënt (met of zonder stoma) een probleem te zijn. Sommige patiënten lukt het om seksualiteit opnieuw vorm te geven en ervaren daardoor geen moeilijkheden. Voor andere patiënten geldt dat seksuele activiteit niet centraal staat in de relatie, waardoor veranderingen in seksueel verlangen, opwinding of orgasme niet problematisch zijn. Deze patiënten kunnen het verminderde seksuele functioneren compenseren met liefde en intimiteit.70

 

3.3. Sociale factoren

Naast biologische en psychologische factoren spelen sociale factoren een rol in de relatie tussen darmkanker en seksualiteit. Sociale factoren hebben vooral invloed op de kwaliteit van het (seksuele) leven en niet zozeer op seksueel (dis)functioneren.De kwaliteit van het seksuele leven wordt beïnvloed door de relatie met de partner, de mate van sociale steun, de aan- of afwezigheid van een stoma, rollenconflicten en de omgang met de ziekte.36, 71

De relatie tussen partners is van belang bij seksualiteit. Elk stel reageert anders wanneer één van hen darmkanker krijgt. De mate waarin darmkanker de relatie, intimiteit en seksualiteit beïnvloedt, hangt onder andere af van de mate van communicatie tussen partners. Wanneer er weinig communicatie is tussen beiden, over bijvoorbeeld zorgen rondom de kanker en het seksleven, is de kans groter dat seks ontweken wordt.36 Niet alleen communicatie in partnerrelaties is belangrijk voor seksuele tevredenheid: sociale steun speelt ook een rol. Weinig sociale steun beïnvloedt het seksueel functioneren in negatieve zin. Dit effect lijkt groter te zijn bij mannen dan bij vrouwen.42

Ook de aanwezigheid van een stoma beïnvloedt het seksuele leven van een koppel. Zoals eerder genoemd ervaren stomapatiënten vaker seksuele problemen, wat verklaard kan worden doordat veel patiënten zich ongemakkelijk en minder aantrekkelijk voelen door de aanwezigheid van een stoma.70, 72 Het kan echter ook zo zijn dat de partner het lastig vindt om de stoma te accepteren.73 Een steunende partner, die het veranderde lichaam van de patiënt accepteert, helpt de patiënt bij de acceptatie van het eigen lichaam. In die zin speelt de acceptatie van de stoma door de patiënt en partner een grote rol bij het hervatten van seksualiteit.70

Er kunnen rollenconflicten ontstaan ten gevolge van de ziekte. De partner draagt namelijk tegelijkertijd de rol van verzorger en van geliefde, wat voor hem of haar lastig kan zijn. Dit wordt vaak nog verder bemoeilijkt als de patiënt zich terugtrekt uit de seksuele relatie.74 Ook de patiënt kan problemen ervaren met het omschakelen in rollen. Als de patiënt verzorgd moet worden door de partner bevindt hij of zij zich namelijk in een afhankelijke rol, waardoor het moeilijk kan zijn over te stappen naar de gelijkwaardige rol van minnaar. Dit kan leiden tot negatieve effecten op seksueel gebied.74 Echter, de levensfase en relatiefase van het koppel spelen hierbij eveneens een rol. Deze bepalen mede de acceptatie van veranderingen in de relatie op algemeen en seksueel gebied.36 Oudere mensen zijn over het algemeen wat minder seksueel actief, waardoor zij minder last zouden kunnen hebben van problemen in het seksueel functioneren dan jongere mensen.42

Een ander veelvoorkomend probleem tussen partners wanneer één van hen ziek wordt, betreft aanpassingsproblemen.75 Doordat kanker een stressor is die beide individuen direct beïnvloedt, bepaalt de manier waarop zij individueel en samen omgaan met deze stressor de mate van ervaren stress.76 Het is om deze reden belangrijk dat de patiënt en partner naast dat ze zich ieder individueel aanpassen, zich ook samen aanpassen aan de ziekte (dyadische coping). Zo wordt er samen gestreefd naar een goede omgang met stress binnen de relatie, wat op zijn beurt bijdraagt aan een betere seksuele relatie.76

Ondanks het belang van de partnerrelatie in de invloed van darmkanker op seksualiteit, kunnen problemen met betrekking tot seksualiteit ook bij alleenstaande mensen voorkomen. Het ervaren van een verminderd seksueel verlangen is ook bij patiënten zonder partner een veelvoorkomend probleem. Problemen met seksualiteit maken het voor deze patiënten extra moeilijk om nieuwe (seksuele) relaties aan te gaan.51

 

3.4. Integratie biopsychosociaal model

Al met al spelen zowel biologische, als psychologische, als sociale factoren een individuele rol bij de seksualiteit van darmkankerpatiënten. Naast het individuele effect van deze factoren zijn ze ook in samenhang met elkaar van invloed op de seksualiteit. De integratie van deze factoren, weergegeven als het gele vlak in Figuur 2, bepaalt de algemene gezondheid van de patiënt.77

Figuur 2. Biopsychosociaal model toegepast op seksualiteit bij darmkanker.

© 2017 N.C.A. van der Velden en F.P.M. Wolf 

 

4. Interventies bij seksuele problemen en darmkanker

De meerderheid van de darmkankerpatiënten vindt seksualiteit belangrijk.47 Het is dus van belang om na te gaan welke interventies er beschikbaar zijn om seksuele problemen aan te pakken. Interventies kunnen medisch, gedragstherapeutisch, of een combinatie van beiden zijn. Men dient wel rekening te houden met het feit dat niet elke interventie altijd en voor iedereen werkt.

 

4.1. Medicamenteuze interventies

4.1.1. Mannen

Voor mannen met seksuele problemen zijn er verscheidene medicamenteuze behandelopties mogelijk. Bij erectiestoornissen wordt als eerste behandeling vaak gekozen voor orale toediening van PDE-5 remmers, ofwel fosfodiesterase remmers.78 Deze remmers vormen het hoofdingrediënt van erectiepillen zoals Viagra.79 Fosfodiesterase veroorzaakt normaal gesproken het verslappen van de penis, door het afbreken van stoffen die zorgen voor het stijf worden van de penis. Door fosfodiesterase te remmen blijven deze stoffen langer en in grotere hoeveelheden aanwezig in de penis. De penis kan hierdoor beter stijf worden en blijven.80

Een andere goed werkende medicamenteuze optie tegen erectieproblemen is het gebruik van intra-caverneuze injecties met prostaglandine E1: injecties die in de zwellichamen van de penis worden gezet.47 Dit medicijn zorgt ervoor dat de bloedvaten in de zwellichamen van de penis ontspannen, waardoor de penis zich met bloed vult en er een erectie ontstaat.47, 81 Deze injecties geven echter veel bijwerkingen, zoals pijn op de plek van injectie en het ontstaan van fibrose (toename in bindweefsel) in de zwellichamen van de penis. Door deze bijwerkingen kiezen mensen vaker voor een oraal middel.47, 82 Prostaglandine Ekan tevens intra-urethraal worden toegediend, wat betekent dat de werkbare stof direct de urinebuis ingebracht wordt. Op die manier werkt het middel iets minder goed, maar dit is beter vol te houden voor de patiënt.47

Verder kan men als zelfinjectie middel bij erectiestoornissen kiezen voor een combinatie van de middelen fentolamine en papaverine. Fentolamine zorgt ervoor dat bloedvaten in de penis verwijden zodat de zwellichamen vol kunnen stromen. Papaverine zorgt ervoor dat spieren in de bloedvatwand en in de zwellichamen van de penis verslappen, waardoor er meer bloedtoevoer mogelijk is. Op deze manier kan de penis beter en langer stijf blijven.80

Tot slot kan testosteron vervangende therapie een uitkomst bieden bij erectiestoornissen. Dit wordt toegepast wanneer de darmkankerbehandeling (bijvoorbeeld radiotherapie) heeft gezorgd voor verlaagde testosteronniveaus, met als gevolg erectiele disfuncties.47 Er zijn mogelijk gezondheidsrisico’s verbonden aan testosteron vervangende therapie, zoals bleek uit onderzoek bij vrouwen. Voor mannen zijn de korte- en lange termijnrisico’s van deze behandeling nog niet voldoende onderzocht.83

Wat betreft een voortijdige zaadlozing zijn er eveneens verschillende medicamenteuze opties mogelijk. Zo kan men selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) gebruiken. SSRI’s zijn oorspronkelijk bedoeld om depressiviteit en angst te behandelen. Echter, ze worden ook gebruikt bij de behandeling van voortijdige zaadlozing. Deze medicatie zorgt voor een stijging van het serotoninegehalte in het brein.36 Serotonine werkt remmend op het seksuele systeem en helpt zo bij het verlengen van de tijd tot de zaadlozing. Stoppen met het slikken van dit medicijn zorgt er wel voor dat de symptomen direct terugkeren, omdat de oorzaak niet wordt aangepakt.84

Om voortijdige zaadlozing tegen te gaan, kan men er ook voor kiezen om een lokaal verdovende crème op de penis of eikel te smeren. Op deze manier wordt de penis of eikel minder gevoelig voor prikkels, waardoor een zaadlozing wordt uitgesteld. Lidocaïne-prilocaïne crème is een voorbeeld van zo’n crème. Er zijn tevens condooms die een verdovende crème bevatten.36

Problemen in het seksuele verlangen bij mannen zijn te behandelen met behulp van testosteronsupplementen. Zoals hierboven beschreven wordt het testosterongehalte in het bloed door deze supplementen aangevuld, waardoor ook het seksuele verlangen toeneemt.85 Een overzicht van de genoemde behandelingen is terug te vinden in Tabel 2.

 

4.1.2. Vrouwen

Voor vrouwen met seksuele problemen zijn er minder medicamenteuze behandelopties mogelijk. Voor problemen met het verlangen en de opwinding wordt geen medicamenteuze behandeling geadviseerd.84 Voor problemen met het orgasme zijn er geen effectieve medicamenteuze behandelingen bekend. Penetratieproblemen kunnen behandeld worden met behulp van een lage dosis oestrogenen. Oestrogenen helpen de clitorale en vaginale gevoeligheid te vergroten, zorgen voor meer vaginale lubricatie (vochtigheid) en een hoger seksueel verlangen.86 Oestrogenen helpen op deze manier om klachten van dyspareunie (pijn bij het vrijen) te verminderen.85, 87 Een overzicht van de genoemde hulpmiddelen is terug te vinden in Tabel 2.

 

Seksuele disfunctie

Medicatie

Erectiestoornis

PDE-5 remmers (fosfodiesterase remmers)

Prostaglandine E1

Fentolamine en papaverine

Testosteron vervangende therapie

Voortijdige zaadlozing

Selectieve serotonineheropnameremmers

Lidocaïne-prilocaïne crème

Verminderd seksueel verlangen bij mannen

Testosteronsupplementen

Penetratieproblemen

Oestrogenen

Dyspareunie

Oestrogenen

Tabel 2. Overzicht van medicamenteuze behandelingen bij seksuele disfuncties.

© 2017 L.L. Plouvier

 

4.2. Hulpmiddelen

4.2.1. Mannen

Naast medicamenteuze behandelingen zijn er verscheidene andere hulpmiddelen om seksuele problemen te verminderen. Zo kan men bij erectiestoornissen gebruik maken van verschillende instrumenten, zoals een vacuümpomp78 of een elastische ring.36 Bij een vacuümpomp wordt de penis in een buis geschoven, waarna deze vacuüm gezogen wordt. Er ontstaat een erectie doordat er tijdelijk extra bloed naar de penis wordt gezogen.88 Deze interventie werkt erg goed, geeft weinig bijwerkingen en is niet duur. Echter, spontane seksuele activiteit wordt lastiger vanwege de tijd die het kost om de pomp te gebruiken.89 Een elastische ring kan gebruikt worden wanneer een man wel een erectie kan krijgen, maar deze niet lang genoeg aanhoudt. De ring zorgt ervoor dat de afvoer van bloed wordt geremd waardoor de erectie langer in stand wordt gehouden.89 Een chirurgische optie voor erectieproblemen is een opblaasbare penisprothese. Dit is een implantaat dat in de penis wordt geplaatst en opgepompt kan worden op het moment dat men een erectie wenst.47 Een overzicht van de genoemde hulpmiddelen is te vinden in Tabel 3.

 

Afbeelding 3. Hulpmiddelen: vacuümpomp (links) en penisprothese (rechts).

Copy right free

 

4.2.2. Vrouwen

Vrouwen die dyspareunieklachten ervaren kunnen naast de medicamenteuze behandeling met oestrogenen kiezen uit verscheidene andere hulpmiddelen. Vaak worden glijmiddelen op water- of siliconenbasis aanbevolen om vaginale droogheid en dyspareunie te verminderen.90 Ook bestaan er vaginale moisturizers (bevochtiger)91, welke twee uur vooraf aan de seksuele activiteit kunnen worden aangebracht. Seksuele activiteit kan hiermee spontaner plaatsvinden dan bij het gebruik van glijmiddelen, die op het moment zelf moeten worden aangebracht. 92 Ook verdovende zalven, verzachtende crèmes en hormooncrèmes kunnen worden gebruikt in de bestrijding van pijn.91 Als laatste optie kan een vrouw kiezen voor een chirurgische ingreep, waarbij de pijnlijke gebieden van de vagina verwijderd worden.84 Een overzicht van de genoemde hulpmiddelen is te vinden in Tabel 3.

 

Seksuele disfunctie

Hulpmiddel

Erectiestoornis

Vacuümpomp

Elastische ring

Penisprothese

Dyspareunie

Glijmiddel

Vaginale moisturizers

Verdovende zalf

Verzachtende crème

Hormooncrème

Chirurgische verwijdering van pijnlijke vaginale gebieden

Vaginale droogheid

Glijmiddel

Tabel 3. Overzicht van hulpmiddelen bij seksuele disfuncties.

© 2017 N.C.A. van der Velden 

 

4.3. Gedragsmatige interventies

4.3.1. Informatievoorziening

De medisch specialist, huisarts, psycholoog of seksuoloog kan een darmkankerpatiënt met seksuele problemen op de eerste plaats helpen door correcte informatie te geven over seksualiteit bij darmkanker. Door uitleg te geven over seksuele disfuncties en problemen die voorkomen bij darmkanker krijgen patiënten een beter inzicht in hun eigen problemen en realiseren zij zich dat hun problemen niet abnormaal zijn. Bovendien krijgt de zorgprofessional de mogelijkheid om de misvattingen en angsten van de patiënt weg te nemen.93 Veelvoorkomende misvattingen zijn bijvoorbeeld dat seksuele activiteit draait om het bereiken van een orgasme, seksuele activiteit spontaan plaats moet vinden, seks de stoma schaadt en dat seksuele activiteit alleen compleet is als er penetratie plaatsvindt. De zorgprofessional kan deze aannames uitdagen en corrigeren door de patiënt te informeren.93

Op de tweede plaats kunnen er praktische tips gegeven worden door de medisch specialist, huisarts, psycholoog of seksuoloog. Bij vermoeidheid en pijn die seksuele activiteit belemmeren, kan het bijvoorbeeld handig zijn om gemeenschap te plannen op de momenten waarop de patiënt het minst moe is of de minste pijn ervaart.51 Voor darmkankerpatiënten met een stoma is het handig om niet direct na de maaltijd seksueel actief te zijn, omdat de stoma tot ongeveer een uur na de maaltijd gevuld raakt met ontlasting. Andere tips voor de patiënten met een stoma zijn het vervangen van het stomazakje voorafgaand aan de seksuele activiteit, het gebruiken van parfum op het stomazakje om nare geurtjes te maskeren en het gebruiken van een speciaal beschermhoesje met een zachte stof rondom de stoma.94,  95 Het gebruik van een mini stomazakje of een plug tijdens seksuele activiteit, in plaats van de gebruikelijke grotere stomazak, kan een patiënt helpen zich comfortabeler te voelen in zijn of haar veranderde lichaam. Een plug wordt als een soort tampon in de stoma aangebracht, waardoor de stoma afgedekt wordt en er tijdelijk geen ontlasting vrijkomt.96 Ook bestaat er speciale lingerie voor stomagebruikers, zoals stomabanden die een gedeelte van buik bedekken met kanten stof, en kunnen er stomazakjes ontworpen worden met mooie stoffen en designs.97 Wat betreft de seksuele activiteit zelf, kunnen praktische tips eveneens van pas komen. Wanneer patiënten bijvoorbeeld een seksuele positie proberen waarbij er geen druk op hun buik komt, is dit comfortabeler voor de patiënt. Daarnaast kan het prettig zijn om een kussen te gebruiken ter ondersteuning, als de darmkankerpatiënt last heeft van pijn of vermoeidheid. Aangaande hetzelfde probleem kan het praktisch zijn als de partner de meeste fysieke activiteit verricht. Verder blijft humor tijdens de seksuele activiteit belangrijk om de beladenheid van de situatie rondom de stoma te verlichten.93, 98 Tot slot kunnen er alternatieven voor gemeenschap gezocht worden. Seksualiteit kan tevens op andere manieren dan alleen penetratie beleefd worden, zoals door masturbatie, massages of orale bevrediging. Daarnaast kan toegenomen intimiteit, zoals kussen en knuffelen, ook waardevol zijn.99

 

4.3.2. Intensievere behandelingen

Als de medisch specialist tijdens het bespreken van seksualiteit met de darmkankerpatiënt complexere seksuele problemen herkent, kan hij of zij patiënten doorverwijzen naar de psycholoog of seksuoloog. De psycholoog of seksuoloog kan een darmkankerpatiënt met seksuele problemen namelijk helpen door middel van intensievere behandelingen.100 Er is nog weinig bekend over specifieke behandelingen voor seksuele problemen bij darmkankerpatiënten en/of stomapatiënten. Daarom worden in deze WIKI alleen de reguliere behandelingen voor psychologische problemen die bij kunnen dragen aan seksuele problemen besproken.

 

Comorbide psychologische stoornissen

Wanneer het seksuele probleem veroorzaakt wordt door een comorbide psychologische stoornis, zoals depressie of angst, kan deze stoornis behandeld worden door een psycholoog met als doel de klachten van de psychologische stoornis te verminderen, alsmede hierdoor de seksuele problemen te verkleinen. Bij de behandeling van depressie wordt er vaak de voorkeur gegeven aan cognitieve gedragstherapie of interpersoonlijke therapie.101 Angst kan worden behandeld door middel van cognitieve gedragstherapie, mindfulness en oefeningen met blootstelling aan een gevreesde situatie (exposure).102 De inhoud van deze behandelingen wordt verder uitgelegd op de website van de NHG-Standaard voor depressie en angst.101, 102 Zoals eerder benoemd kunnen angst en depressie tevens behandeld worden met medicijnen, zoals antidepressiva en kalmeringsmiddelen. Het is echter niet aan te raden om de aan depressie of angst gerelateerde seksuele problemen op te lossen met deze medicatie, omdat antidepressiva en kalmeringsmiddelen juist seksuele disfuncties tot gevolg kunnen hebben.62, 103

 

Een veranderd lichaamsbeeld

Fysieke veranderingen die darmkanker(behandeling) met zich meebrengt, kunnen leiden tot een negatief lichaamsbeeld en kunnen daarmee indirect seksuele problemen veroorzaken.104 Het negatieve lichaamsbeeld kan met cognitieve gedragstherapie verbeterd worden. De patiënt leert negatieve, irrationele gedachten te herkennen, uit te dagen en te vervangen door meer helpende, reële gedachten. Met deze therapie zullen indirect ook de seksuele problemen afnemen.104 Verder kan er een behandeling worden ingezet die specifiek ontwikkeld is om het zelfbeeld te verbeteren. Dit is de Competitive Memory Training (COMET). De psycholoog onderzoekt met de patiënt het huidige negatieve zelfbeeld en bespreekt de punten waar de patiënt ontevreden mee is. Vervolgens worden er tegenvoorbeelden gebruikt om te bewijzen dat het negatieve zelfbeeld niet (in alle gevallen) terecht is.105 Daarna wordt er gewerkt aan een nieuw, verbeterd zelfbeeld. Dit nieuwe zelfbeeld is niet meer negatief. De patiënt leert in COMET om situaties, die normaal gesproken het gevoel van een negatief zelfbeeld oproepen, te koppelen aan het nieuwe, positieve zelfbeeld.105

 

4.3.3. Relatie- en seksgerichte behandelingen

Naast de behandelingen voor de patiënt zijn er ook interventies mogelijk voor de patiënt samen met zijn of haar partner. Bij relatiegerichte behandeling van seksuele problemen is het van belang bewust te blijven van het feit dat er altijd een wisselwerking is tussen seksuele aspecten van de relatie en algemene relationele aspecten.36

 

Relatiegerichte sekscounseling

Een vorm van relatiegerichte behandeling is relatiegerichte sekscounseling, waarbij er door koppels gewerkt wordt aan assertiviteit in de relatie, communicatieve vaardigheden met betrekking tot seksualiteit en het ontwikkelen van seksuele intimiteit.36 Wat betreft de communicatieve vaardigheden rondom seksualiteit zijn er verschillende doelen die bereikt moeten worden. Ten eerste moeten wensen, gedachten en gevoelens duidelijk geuit worden. Ten tweede moet het koppel onderhandelen en overleggen. Ten derde is het doel om samen problemen op te lossen.36 Om deze doelen te bereiken, wordt de nadruk gelegd op het eerlijk bespreken van intieme onderwerpen. Echter, niet alleen intieme onderwerpen moeten eerlijk besproken worden. Ook de communicatie op algemeen niveau wordt aangestipt binnen deze therapie, omdat er nu eenmaal een wisselwerking is tussen algemene aspecten en seksuele aspecten van de relatie.36 Relatiegerichte sekscounseling wordt vaak gecombineerd met cognitieve interventies, waarbij irrationele gedachtepatronen van de patiënt worden aangepakt, en/of met gedragsinterventies, waarbij men streeft naar gedragsverandering.36

 

Rationeel-emotieve gedragstherapie

Niet alleen relatiegerichte sekscounseling kan een oplossing bieden voor seksuele problemen in de relatie; rationeel-emotieve gedragstherapie is tevens een optie. Bij deze therapie wordt als eerste stap de problematische situatie geïdentificeerd. Vervolgens wordt er ingegaan op de gedachten die de probleemsituatie oproept.106 Ook wordt er gevraagd naar het gevoel en gedrag dat hieruit volgt. Het doel van deze therapie is om disfunctionele gedachten over de seksuele probleemsituatie te leren herkennen en in positieve zin aan te passen, waardoor het gevoel en gedrag in deze situatie ook ten gunste kunnen veranderen.106

 

Seksuele oefeningen

Bij de behandeling van seksuele problemen spelen huiswerkopdrachten, die door de patiënt en partner uitgevoerd moeten worden, vaak een belangrijke rol. Een veelvuldig gebruikte opdracht is sensate focus.36, 107 In deze oefening moeten de patiënt en partner elkaar strelen. In de beginfase van de oefening worden de intieme lichaamsdelen nog niet gestreeld; dit wordt gedurende de behandeling verder opgebouwd. Hierdoor leren de patiënt en zijn of haar partner op een zo ontspannen mogelijke manier van hun eigen lichaam en dat van de ander te genieten, zonder dat er sprake hoeft te zijn van seksuele opwinding of prestatie.Actieve en passieve rollen worden afgewisseld, om zowel plezier te leren ontvangen als te leren geven.107 De sensate focus oefening heeft drie doelen. Ten eerste wordt er getracht om de vicieuze cirkel van faalangst en prestatiedwang te doorbreken. Ten tweede wil men stapsgewijs de seksuele functies herstellen. Ten derde wordt er geprobeerd gaandeweg disfunctionele seksuele denkbeelden en emoties op te sporen, zodat deze aangepakt kunnen worden.107

Naast deze algemene streeloefening bestaan er specifieke opdrachten voor specifieke seksuele disfuncties. Een voorbeeld hiervan is bekkenbodemtherapie bij penetratie- en orgasmeproblemen bij vrouwen. Hierbij wordt er geleerd om de bekkenbodemspieren te ontspannen.36, 107 Ook wordt er geoefend met het inbrengen van één vinger in de vagina. Dit kan daarna worden opgebouwd tot gebruik van meerdere vingers. Deze oefening kan tevens worden uitgevoerd door steeds dikkere staafjes naar binnen te brengen.36 Voor mannen met voortijdige orgasmeproblemen kan de start-stopoefening worden ingezet. Hierbij leert de patiënt zijn orgasme beter aan voelen komen. Tijdens de start-stopoefening streelt de partner de penis van de patiënt. Als de patiënt het orgasme voelt komen, moet hij de partner vragen om te stoppen, om zo het orgasme uit te stellen.107

Een overzicht van alle genoemde gedragsmatige interventies is te vinden in Tabel 4.

 

Seksueel probleem

Gedragsmatige interventie

Alle seksuele problemen

Informatievoorziening

Praktische tips

Seksuele problemen door depressie

Cognitieve gedragstherapie

Interpersoonlijke therapie

Seksuele problemen door angst

Cognitieve gedragstherapie

Mindfulness

Exposure

Seksuele problemen door een negatief lichaamsbeeld

Cognitieve gedragstherapie

COMET

Seksuele problemen en relatieproblemen

Relatiegerichte sekscounseling

Rationeel-emotieve gedragstherapie

Sensate focus

Seksuele disfuncties

Bekkenbodemtherapie

Start-stopoefening

Tabel 4. Overzicht van gedragsmatige interventies bij seksuele problemen en disfuncties.

© 2017 N.C.A. van der Velden 

 

5. Conclusie

Colorectale kanker is een veel voorkomende kankersoort, waarbij er ontremde celdeling in de dikke darm en endeldarm plaatsvindt. Dit type kanker kan worden behandeld door middel van een operatie, chemotherapie, radiotherapie, of een combinatie van deze behandelmethoden. De ziekte en de behandeling kunnen veel impact hebben op het leven van een darmkankerpatiënt, waaronder ook op het seksuele leven. Zo is er een uitgebreide variatie aan seksuele problemen waar darmkankerpatiënten tegen aan kunnen lopen. Vooral lubricatieproblemen, dyspareunie, een verminderd libido, orgasmeproblemen, erectieproblemen en vroegtijdige zaadlozing komen vaak voor als gevolg van colorectale kanker. Zowel de behandeling van darmkanker, als psychologische en sociale factoren kunnen deze problemen veroorzaken. Zo kan een operatie resulteren in seksuele disfuncties door zenuwbeschadiging, kan depressie, angst of een verslechterd zelfbeeld leiden tot minder seksuele activiteit en kunnen slechte communicatie in de relatie, weinig sociale steun en acceptatieproblemen van de partner eveneens de seksualiteit negatief beïnvloeden. De seksuele problemen kunnen veelal worden behandeld door middel van medische en/of gedragsmatige behandelingen. Medische behandelingen spelen vaak in op de seksuele problemen die door de darmkankerbehandeling veroorzaakt zijn en gebruiken als oplossing medicatie, hulpmiddelen of chirurgie. Gedragsmatige interventies grijpen in op de psychologische en sociale factoren rondom darmkanker die de seksuele problemen teweegbrengen. Er zijn zowel gedragsmatige interventies die uitgevoerd worden met de darmkankerpatiënt alleen, als gedragsinterventies die bedoeld zijn voor de patiënt en de partner samen.

Ondanks het veelvuldig voorkomen van seksuele problemen bij darmkankerpatiënten is seksualiteit in de praktijk een moeilijk bespreekbaar onderwerp. Seksualiteit blijft in de medische setting regelmatig onbesproken, doordat dit onderwerp vaak ontbreekt in het behandelprotocol, men in eerste instantie gefocust is op de medische behandeling en artsen zich vaak onbekwaam voelen om seksualiteit te bespreken. Door dit gebrek aan bespreekbaarheid in de praktijk en de belangrijke rol die seksualiteit speelt bij een goede kwaliteit van leven, is het extra belangrijk om aandacht te vragen voor seksuele problemen bij darmkankerpatiënten. Het is dan ook cruciaal om in de toekomst het onderwerp seksualiteit vanaf het begin op de agenda te zetten bij de behandeling van darmkankerpatiënten.

 

6. Auteurs

I.J.J. van Nunen, BSc

L.L. Plouvier, BSc

N.C.A. van der Velden, BSc

F.P.M. Wolf, BSc

 

Tilburg University, 2017

 

7. Referenties

 

1 Maag Lever Darm Stichting. (2017). Darmkanker in het kort. Geraadpleegd van https://www.mlds.nl/kanker/darmkanker/darmkanker-in-het-kort/

2 Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. (2015). Kanker en psychische klachten. Geraadpleegd van https://www.olvg.nl/afdelingen/psychiatrie_en_medische_psychologie/medische_informatie/kanker_en_psychische_klachten2

3 Hendren, S. K., O'connor, B. I., Liu, M., Asano, T., Cohen, Z., Swallow, C. J., . . . McLeod, R. S. (2005). Prevalence of male and female sexual dysfunction is high following surgery for rectal cancer. Annals of surgery, 242, 212-223. doi: 10.1097/01.sla.0000171299.43954.ce

4 Traa, M. J., Roukema, J. A., De Vries, J., Rutten, H. J. T., Langenhoff, B., Jansen, W., & Den Oudsten, B. L. (2015). Biopsychosocial predictors of sexual function and quality of sexual life: a study among patients with colorectal cancer. Translational andrology and urology, 4, 206-217. doi:10.3978/j.issn.2223-4683.2015.03.01

5 Wereld Kanker Onderzoek Fonds. (2017). Wat is kanker? Geraadpleegd van https://www.wkof.nl/nl/kanker/wat-kanker?gclid=CM3P5buqztICFYZAGwodzLADMQ

6 Integraal Kankercentrum Nederland. (2014, 2015, 2016). Cijfers over kanker. Geraadpleegd van http://www.cijfersoverkanker.nl/selecties/dataset_2/img58c11ca711d1c?row=0&direction=down#table

7 Integraal Kankercentrum Nederland (2015). Darmkanker in Nederland. Geraadpleegd van https://iknl.nl/over-iknl/nieuws/nieuws-detail/2015/03/03/darmkanker-in-nederland

9 Dorundi, S., & Bannerjea, A. (2006). Colorectal cancer: early diagnosis and predisposing causes. Surgery, 24, 131-136. doi:10.1383/surg.2006.24.4.131

10 KWF Kanker Bestrijding. (2014). Dikkedarm- en endeldarmkanker. Geraadpleegd van https://www.kwf.nl/SiteCollectionDocuments/brochure-Dikkedarm-en-endeldarmkanker.pdf

11 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2017). Bevolkingsonderzoek darmkanker. Geraadpleegd van http://www.rivm.nl/Onderwerpen/B/Bevolkingsonderzoek_darmkanker

12 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2017). Ontlastingtest. Geraadpleegd van http://www.rivm.nl/Onderwerpen/B/Bevolkingsonderzoek_darmkanker/De_uitnodiging_test_en_uitslag/Ontlastingstest

13 Van Cutsem, E., Cervantes, A., Nordlinger, B., & Arnold, D. (2014). Metastatic colorectal cancer: ESMO Clinical Practice Guidelines for diagnosis, treatment and follow-up. Annals of oncology, 25,31-39. doi:10.1093/annonc/mdu260

14 Integraal Kankercentrum Nederland. (2008 – 2012). Cijfers over kanker. Geraadpleegd van http://www.cijfersoverkanker.nl/selecties/Dataset_3/img58c12390653fa

16 Kanker.nl. (2017) Doel van chemotherapie. Geraadpleegd van https://www.kanker.nl/bibliotheek/chemotherapie/behandeling/40-doel-van-chemotherapie

17 American Cancer Society. (2017). Treating Colorectal Cancer. Geraadpleegd van https://www.cancer.org/cancer/colon-rectal-cancer/treating.html

18 American Cancer Society. (2017). Surgery for Colon Cancer. Geraadpleegd van https://www.cancer.org/cancer/colon-rectal-cancer/treating/colon-surgery.html

20 Sack, J., & Rothman, J. M. (2000). Colorectal cancer: natural history and management. Hospital Physician, 36, 64-73.

22 American Cancer Society. (2017). Radiation Therapy for Colorectal Cancer. Geraadpleegd van https://www.cancer.org/cancer/colon-rectal-cancer/treating/radiation-therapy.html

23 Veenhof, C.H.N., & Voûte, P.A. (2000). Behandeling van kanker. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

25 Klaren, A.D., & van der Meer, C.A. (2004). Oncologie: Handboek voor verpleegkundigen en andere hulpverleners. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

26 Chirurg en operatie. (2017). Kijkoperatie via de anus endeldarmkanker (TEM). Geraadpleegd van http://www.chirurgenoperatie.nl/wp/maag-lever-darm/kijkoperatie-via-de-anus-endeldarmkanker-tem/

29 Chirurg en operatie. (2017). Vroeg/laat stadium endeldarmkanker. Geraadpleegd van http://www.chirurgenoperatie.nl/wp/maag-lever-darm/vroeg-laat-stadium-endeldarmkanker/

32 Kanker.nl. (2017). Na de behandeling. Geraadpleegd van https://www.kanker.nl/bibliotheek/omgaan-met-kanker/omgaan-met/5373-na-de-behandeling

33 Kanker.nl. (2017). Angst bij kanker. Geraadpleegd van https://www.kanker.nl/bibliotheek/angst/wat-is/9471-angst-bij-kanker

34 Kanker.nl. (2017). Emotionele verwerking. Geraadpleegd van https://www.kanker.nl/bibliotheek/naasten/psychisch/9414-emotionele-verwerking

35 Kanker.nl. (2017). Seksualiteit. Geraadpleegd van https://www.kanker.nl/bibliotheek/seksualiteit/gevolgen/10557-seksualiteit

36 Ijff, M. (2010). Sexcounseling – Handleiding voor seksuologische hulpverlening (4e druk). Assen: Van Gorcum.

37 American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM-5). Arlington, VA: American Psychiatric Association Publishing.

38 Masters, W. H., Johnson, V. E. (1966). Human Sexual Response. Toronto: Bantam Books.

39 Traa, M. J., De Vries, J., Roukema, J. A., & Den Oudsten, B. L. (2012). Sexual (dys)function and the quality of sexual life in patients with colorectal cancer: a systematic review. Annals of Oncology, 23, 19-27. doi:10.1093/annonc/mdr133

40 Marijnen, C. A., Van De Velde, C. J., Putter, H., Van Den Brink, M., Maas, C. P., Martijn, H., . . . & Stiggelbout, A. M. (2005). Impact of short-term preoperative radiotherapy on health-related quality of life and sexual functioning in primary rectal cancer: report of a multicenter randomized trial. Journal of Clinical Oncology, 23, 1847-1858. doi:10.1200/JCO.2005.05.256

41 Kanker.nl. (2017). Chemotherapie en seksualiteit. Geraadpleegd van https://www.kanker.nl/bibliotheek/chemotherapie/gevolgen/1274-chemotherapie-en-seksualiteit

42 Milbury, K., Cohen, L., Jenkins, R., Skibber, J. M., & Schover, L. R. (2013). The association between psychosocial and medical factors with long-term sexual dysfunction after treatment for colorectal cancer. Supportive care in cancer, 21, 793-802. doi:10.1007/s00520-012-1582-9

43 Oncologie magazine. (2007). Kanker en seksualiteit. Geraadpleegd van https://www.vumc.nl/afdelingen-themas/28120/27788/3486926/OncologieMagazine_dec07.pdf

44 Leplege, A., & Hunt, S. (1997). The problem of quality of life in medicine. Jama, 278, 47-50. doi:10.1001/jama.1997.03550010061041

45 Engel, G. L. (1977). The need for a new medical model: a challenge for biomedicine. Science, 196, 129–136. doi: 10.1126/science.847460

46 Nishizawa, Y., Ito, M., Saito, N., Suzuki, T., Sugito, M., & Tanaka, T. (2011). Male sexual dysfunction after rectal cancer surgery. International journal of colorectal disease, 26, 1541-1548. doi:10.1007/s00384-011-1247-z

47 Donovan, K. A., Thompson, L. M., & Hoffe, S. E. (2010). Sexual function in colorectal cancer survivors. Cancer control: journal of the Moffitt Cancer Center, 17, 44-51.

48 Nesargikar, P. N., Kaur, V., Cocker, D. M., & Lengyel, J. (2010). Consenting for pelvic nerve injury in colorectal surgery: need to address age and gender bias. The Annals of The Royal College of Surgeons of England, 92, 391-394. doi:10.1308/003588410X12628812459779

49 Lange, M. M., & van de Velde, C. J. (2008). Faecal and urinary incontinence after multimodality treatment of rectal cancer. PLoS Med, 5, 1436-1439. doi:10.1371/journal.pmed.0050202

50 Panman, C. (2014). Bekkenbodemproblemen en seksueel functioneren. Huisarts en wetenschap57, 195. doi:10.1007/s12445-014-0098-6

51 KWF Kanker Bestrijding. (2007/2008). Kanker en Seksualiteit. Geraadpleegd van http://www.seksualiteit.nl/sites/default/files/PDF/Kanker_en_seks_kWF.pdf

52 Denton, A. S., & Maher, J. (2003). Interventions for the physical aspects of sexual dysfunction in women following pelvic radiotherapy. The Cochrane Library.

53 Jensen, P. T., & Froeding, L. P. (2015). Pelvic radiotherapy and sexual function in women. Translational andrology and urology, 4, 186-205. doi:10.3978/j.issn.2223-4683.2015.04.06

54 Freya. (2013). POF – Prematuur Ovarieel Falen (vervroegde overgang). Geraadpleegd van https://www.freya.nl/brochures/pof/

55 Caring.com. (2016). What are the sexual side effects of chemotherapy treatment? Geraadpleegd van https://www.caring.com/questions/what-are-the-sexual-side-effects-of-chemotherapy-treatment

56 Kanker.nl. (2017). Chemotherapie en seksualiteit. Geraadpleegd van https://www.kanker.nl/bibliotheek/chemotherapie/gevolgen/1274-chemotherapie-en-seksualiteit

57 Cercek, A., Siegel, C. L., Capanu, M., Reidy-Lagunes, D., & Saltz, L. B. (2013). Incidence of chemotherapy-induced amenorrhea in premenopausal women treated with adjuvant FOLFOX for colorectal cancer. Clinical colorectal cancer, 12, 163-167. doi:10.1016/j.clcc.2013.04.007

58 Denlinger, C. S., & Barsevick, A. M. (2009). The challenges of colorectal cancer survivorship. Journal of the National Comprehensive Cancer Network, 7, 883-894. doi:10.6004/jnccn.2009.0058

59 Linden, W., Vodermaier, A., MacKenzie, R., & Greig, D. (2012). Anxiety and depression after cancer diagnosis: Prevalence rates by cancer type, gender, and age. Journal of affective disorders, 141, 343-351. doi:10.1016/j.jad.2012.03.025

60 Cotrim, H., & Pereira, G. (2008). Impact of colorectal cancer on patient and family: implications for care. European Journal of Oncology Nursing, 12, 217-226. doi:10.1016/j.ejon.2007.11.005

61 Traa, M. J. (2014). Quality of sexual life and colorectal cancer: Towards a dyadic approach. Ridderkerk: Ridderprint.

62 Michael, A., & O'Keane, V. (2000). Sexual dysfunction in depression. Human Psychopharmacology: Clinical and Experimental, 15, 337-345. doi:10.1002/1099-1077(200007)15:5<337::AID-HUP207>3.0.CO;2-H

63 Akyol, M., Ulger, E., Alacacioglu, A., Kucukzeybek, Y., Yildiz, Y., Bayoglu, V., ... & Ayakdas, S. (2015). Sexual satisfaction, anxiety, depression and quality of life among Turkish colorectal cancer patients. Japanese journal of clinical oncology, 45, 657-664. doi:10.1093/jjco/hyv051

64 Dunn, K. M., Croft, P. R., & Hackett, G. I. (1999). Association of sexual problems with social, psychological, and physical problems in men and women: a cross sectional population survey. Journal of Epidemiology and Community Health, 53, 144-148. doi:10.1136/jech.53.3.144

65 Gitlin, M. (2003). Sexual dysfunction with psychotropic drugs. Expert opinion on pharmacotherapy, 4, 2259-2269. doi:10.1517/14656566.4.12.2259

66 Instituut Verbeeten. (2017). Bestraling dikkedarmkanker. Geraadpleegd van http://www.verbeeten.nl/bestraling/dikke-darmkanker.aspx

67 American Cancer Society. Chemotherapy for Colorectal Cancer. Geraadpleegd van https://www.cancer.org/cancer/colon-rectal-cancer/treating/chemotherapy.html

68 Sharpe, L., Patel, D., & Clarke, S. (2011). The relationship between body image disturbance and distress in colorectal cancer patients with and without stomas. Journal of psychosomatic research, 70, 395-402. doi:10.1016/j.jpsychores.2010.11.003

69 Pujols, Y., Meston, C. M., & Seal, B. N. (2010). The association between sexual satisfaction and body image in women. The journal of sexual medicine, 7, 905-916. doi:10.1111/j.1743-6109.2009.01604.x

70 Ramirez, M., McMullen, C., Grant, M., Altschuler, A., Hornbrook, M. C., & Krouse, R. S. (2010). Figuring out sex in a reconfigured body: experiences of female colorectal cancer survivors with ostomies. Women & health, 49, 608-624. doi:10.1080/03630240903496093

71 Traa, M. J., Braeken, J., De Vries, J., Roukema, J. A., Slooter, G. D., Crolla, R., ... & Den Oudsten, B. L. (2015). Sexual, marital, and general life functioning in couples coping with colorectal cancer: a dyadic study across time. Psycho‐Oncology, 24, 1181-1188. doi:10.1002/pon.3801

72 Manderson, L. (2005). Boundary breaches: the body, sex and sexuality after stoma surgery. Social science & medicine, 61, 405-415. doi:10.1016/j.socscimed.2004.11.051

73 Smith, J. A., Spiers, J., Simpson, P., & Nicholls, A. R. (2017). The psychological challenges of living with an ileostomy: An interpretative phenomenological analysis. Health Psychology, 36, 143-151. doi:10.1037/hea0000427

74 Emslie, C., Browne, S., MacLeod, U., Rozmovits, L., Mitchell, E., & Ziebland, S. (2009). ‘Getting through’not ‘going under’: A qualitative study of gender and spousal support after diagnosis with colorectal cancer. Social Science & Medicine, 68, 1169-1175. doi:10.1016/j.socscimed.2009.01.004

75 Scott, J. L., Halford, W. K., & Ward, B. G. (2004). United we stand? The effects of a couple-coping intervention on adjustment to early stage breast or gynecological cancer. Journal of consulting and clinical psychology, 72, 1122-1135. doi:10.1037/0022-006X.72.6.1122

76 Traa, M. J., De Vries, J., Bodenmann, G., & Den Oudsten, B. L. (2015). Dyadic coping and relationship functioning in couples coping with cancer: A systematic review. British journal of health psychology, 20, 85-114. doi:10.1111/bjhp.12094

77 Santrock, J. W. (2007). A Topical Approach to Human Life-span Development (3rd edition). St. Louis, MO: McGraw-Hill.

78 Zippe, C., Nandipati, K., Agarwal, A., & Raina, R. (2006). Sexual dysfunction after pelvic surgery. International journal of impotence research, 18, 1-18. doi:10.1038/sj.ijir.3901353

79 Top Seksleven. (2017). PDE-5 remmers tegen erectieproblemen. Geraadpleegd van https://www.topseksleven.com/pde5-remmers-erectieproblemen/

81 Dokter Dokter. (2015). Alprostadil Injecties. Geraadpleegd van https://www.dokterdokter.nl/medicijn/alprostadil-injecties/

82 Keating, J. P. (2004). Sexual function after rectal excision. ANZ journal of surgery, 74, 248-259. doi:10.1111/j.1445-2197.2004.02954.x

83 Rhoden, E. L., & Morgentaler, A. (2004). Risks of testosterone-replacement therapy and recommendations for monitoring. New England Journal of Medicine, 350, 482-492. doi:10.1056/NEJMra022251

84 Nederlands Huisartsen Genootschap. (2017). NHG-Standaard Seksuele Klachten. Geraadpleegd van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-erectiele-disfunctie

85 Dokter Online. (2017). Libido Verhogen. Geraadpleegd van http://www.dokteronline.com/voor-mannen/libido-verhogen/

86 Collins, A., & Landgren, B. M. (1994). Reproductive health, use of estrogen and experience of symptoms in perimenopausal women: a population-based study. Maturitas, 20, 101-111. doi:10.1016/0378-5122(94)90005-1

87 North American Menopause Society. (2007). The role of local vaginal estrogen for treatment of vaginal atrophy in postmenopausal women: 2007 position statement of The North American Menopause Society. Menopause, 14, 355-369. doi:10.1097/gme.0b013e31805170eb

88 Dokter Online. (2017). Wat is een penispomp? Geraadpleegd van www.dokteronline.com/erectiestoornis/penispomp/

89 Seksuologische Hulpverlening. (2017). Erectiestoornissen / problemen klaarkomen man. Geraadpleegd van http://www.seksuologischehulpverlening.info/erectiestoornissenproblemen-klaarkomen-man

90 Schover, L. R., Jenkins, R., Sui, D., Adams, J. H., Marion, M. S., & Jackson, K. E. (2006). Randomized trial of peer counseling on reproductive health in African American breast cancer survivors. Journal of Clinical Oncology, 24, 1620-1626. doi:10.1200/JCO.2005.04.7159

91 Loprinzi, C. L., Abu-Ghazaleh, S., Sloan, J. A., Hammer, A. M., Rowland, K. M., Law, M., . . . & Ellison, N. (1997). Phase III randomized double-blind study to evaluate the efficacy of a polycarbophil-based vaginal moisturizer in women with breast cancer. Journal of Clinical Oncology, 15, 969-973. doi:10.1200/JCO.1997.15.3.969

92 Replens. (2015). What is the Difference Between Lubricants and Vaginal Moisturizers. Geraadpleegd van http://www.replens.com/FAB-Blog/Fighting-Vaginal-Dryness/48/What-is-the-Difference-Between-Lubricants-and-Vaginal-Moisturizers.aspx

93 Weerakoon, P. (2001). Sexuality and the patient with a stoma. Sexuality and disability, 19, 121-129. doi:10.1023/A:1010625806500

94 www.stomaatje.nl. (2013). Relatie & Seksualiteit – Tips. Geraadpleegd van https://www.stomaatje.nl/stomadragers/vrijetijd/relatie.html?start=4

95 Dansac. (2002). Hoe zit het nu eigenlijk met de seks? Geraadpleegd van http://nl.dansacimage.com/files/pdf/sex.pdf

96 Coloplast. (2017). Kleine oplossingen. Geraapdleegd van https://www.coloplast.nl/Over-ons/Landing_pages/producten-intimiteit/

97 Nederlandse Stomavereniging. (2013). Creatief met stomazakjes. Geraadpleegd van http://www.stomavereniging.com/Een-stoma-krijgen/Stomaverzorging/Creatief-met-stomazakjes

98 Nederlandse Stomavereniging. (2016). Seksualiteit en relaties. Geraadpleegd van https://www.stomavereniging.nl/wp-content/uploads/2016/08/Seksualiteit-en-relaties-2016_DEF.pdf

99 Nederlandse Stomavereniging. (2012). Een stoma krijg je met z’n tweeën. Geraadpleegd van https://www.stomavereniging.nl/wp-content/uploads/2016/09/Een-stoma-krijg-je-met-zn-tweeen.pdf

100 Seksuologische hulpverlening. (2017). Oncologie/kanker en seksualiteit. Geraadpleegd van http://seksuologischehulpverlening.info/oncologiekanker-en-seksualiteit

101 Nederlands Huisartsen Genootschap. (2012). NHG-Standaard Depressie (tweede herziening). Geraadpleegd van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-depressie-tweede-herziening#idm112464

102 Nederlands Huisartsen Genootschap. (2017). NHG-Standaard Angst. Geraadpleegd van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-angst#idp304384

103 Gitlin, M. (2003). Sexual dysfunction with psychotropic drugs. Expert opinion on pharmacotherapy, 4, 2259-2269. doi:10.1517/14656566.4.12.2259

104 Rosen, J. C., Saltzberg, E., & Srebnik, D. (1989). Cognitive behavior therapy for negative body image. Behavior therapy, 20, 393-404. doi:10.1016/S0005-7894(89)80058-9

105 Korrelboom, K. (2015). COMET voor negatief zelfbeeld: competitive memory training bij lage zelfwaardering en negatief zelfbeeld. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

106 Jacobs, G. (2004). Hand in hand: Emotionele en seksuele problemen: een rationeel-emotieve gedragsbenadering. Tijdschrift voor seksuologie,28, 87–91.

107 Kaptein, A. A., Garssen, B., Dekker, J., Marwijk, H. V., Schreurs, P. J. C., & Beundermans, R. (2012). Psychologie en geneeskunde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

 

Comments (0)

You don't have permission to comment on this page.