| 
  • If you are citizen of an European Union member nation, you may not use this service unless you are at least 16 years old.

  • You already know Dokkio is an AI-powered assistant to organize & manage your digital files & messages. Very soon, Dokkio will support Outlook as well as One Drive. Check it out today!

View
 

Alzheimer en slaapproblemen

Page history last edited by Nikkivanbeeck 5 years, 12 months ago

 

Inleiding

De ziekte van Alzheimer is een degeneratieve ziekte van de hersenen [1] en het aantal Alzheimerpatiënten neemt door de vergrijzing in Nederland 

exponentieel toe [2]. Slaapproblemen zijn bij deze patiëntengroep prevalent [3] en deze problemen hebben een negatieve invloed op het beloop van de ziekte [4]. Er zijn verschillende vormen van dementie te onderscheiden, op deze WIKI pagina focussen we ons alleen op de ziekte van Alzheimer. 

Middels deze WIKI pagina wordt getracht een overzicht te geven van de huidige kennis over de ziekte van Alzheimer, slaapproblemen/slaapstoornissen en de interactie tussen deze twee. Er wordt op deze WIKI pagina onderscheid gemaakt tussen slaapproblemen en slaapstoornissen. Slaapstoornissen zijn ernstiger dan slaapproblemen. Een slaapprobleem is bijvoorbeeld herhaaldelijk nachtelijk wakker worden, en een slaapstoornis is bijvoorbeeld slaapapneu. Er wordt vooral ingegaan op slaapproblemen, maar wanneer er over medicatie gesproken wordt, wordt er gefocust op slaapstoornissen omdat er bij slaapproblemen geen medicatie voorgeschreven wordt.

De WIKI pagina zal zich daarnaast richten op de psychofarmacologische aspecten (medicatie) van de ziekte van Alzheimer en slaapproblemen. Als eerste wordt er informatie gegeven over Alzheimer in het algemeen. In een tweede deel wordt er ingegaan op de psychische klachten die voorkomen bij Alzheimer, waarbij de nadruk zal liggen op slaapproblemen. Als laatste wordt de combinatie tussen Alzheimer en slaapproblemen besproken en hoe deze elkaar beïnvloeden. Daarnaast wordt ook besproken hoe gender een rol speelt bij zowel Alzheimer als slaapproblematiek.

Deze pagina is bedoeld voor patiënten met Alzheimer en slaapproblemen, familieleden, hulpverleners en andere geïnteresseerden.

Er wordt regelmatig verwezen naar extra uitleg (artikel of website) waarin het onderwerp uitgebreider besproken wordt. Eenieder heeft zo de mogelijkheid om naar eigen behoefte achtergrondkennis te raadplegen. Deze pagina is bedoeld als naslagwerk; de informatie op deze pagina is niet allesomvattend waardoor er op basis van deze informatie geen vaststaande conclusies getrokken kunnen worden. 

 

 

Inhoudsopgave


 

 

1. De ziekte van Alzheimer

1.1 Beschrijving van de ziekte van Alzheimer

Alzheimer is een degeneratieve ziekte van de hersenen [1]. Dit betekent dat er steeds meer cellen in de hersenen afsterven waardoor de cognitieve functies steeds verder achteruitgaan. Alzheimer is de meest voorkomende en meest bekende vorm van dementie [5]. Voor de diagnose Alzheimer moet er duidelijk sprake zijn van geheugenproblemen en daarbij een verstoring in een ander domein, zoals: taal (afasie), motorisch functioneren (apraxie), herkenning van voorwerpen (agnosie) of problemen met het executief functioneren (zoals met plannen en aandacht) [5,7]. Deze tekortkomingen moeten leiden tot problemen in het dagelijks functioneren [6,7]. Daarbij moet er sprake zijn van steeds verdere achteruitgang van de cognitieve functies en mogen de tekortkomingen niet beter verklaard worden door een andere degeneratieve ziekte (zoals een andere vorm van dementie), door medicatie of een andere mentale/neurologische stoornis [7]. Ook komen de stoornissen niet alleen voor tijdens een delier (plotselinge ernstige verwardheid) en zijn ze niet toe te schrijven aan een as-1 stoornis (klinische stoornissen, zoals een depressie) [7].

 

1.1.1 Pathologie

Er zijn verschillende theorieën over de oorzaak van de ziekte van Alzheimer. De belangrijkste theorie over de biologische oorzaak van Alzheimer betreft giftige amyloïde plaques en neurofibrillaire tangles [5]. Beide zijn eiwitten waarvan een teveel aanwezig is in de hersenen [8]. Door deze eiwitten wordt de signaaloverdracht tussen zenuwcellen belemmerd, waardoor voornamelijk geheugenproblemen optreden [8]. Hieronder wordt het pathologische principe, onderliggend aan de ziekte van Alzheimer, verder uitgewerkt. Hierdoor wordt een beter inzicht gegeven in de onderliggende oorzaak van de cognitieve problemen.

 

Amyloïde plaques

Amyloïde plaques zijn abnormale samenklonteringen van afbraakproducten van amyloïde-precursor eiwitten (APP) [9]. APP zijn eiwitten die betrokken zijn bij herstel en groei van zenuwcellen [5]. Bij gezonde mensen wordt APP afgebroken en vervolgens worden deze afbraakproducten verwijderd (omdat ze oplosbaar zijn), bij Alzheimerpatiënten is dit verstoord [5]. Bij Alzheimerpatiënten wordt APP namelijk door een andere stof afgebroken, er blijft dan een ander afbraakproduct over, dit wordt bèta amyloïde genoemd en dit is vervolgens niet meer oplosbaar [5]. Omdat dit niet oplosbaar is ‘plakken’ alle afbraakproducten aan elkaar en ontstaan er amyloïde plaques. Deze plaques belemmeren de signaaloverdracht tussen de cellen in de hersenen [5]. Deze gebeurtenissen triggeren vervolgens het tweede deel van de pathologie, namelijk de neurofibrillaire tangles.

 

Neurofibrillaire tangles

Neurofibrillaire tangles bestaan voornamelijk uit tau-eiwit en bevinden zich in de cellen [5]. Dit tau-eiwit is bij Alzheimerpatiënten anders opgebouwd, als reactie op de vorming van amyloïde plaques, waardoor het tau-eiwit een afwijkende vorm krijgt [5]. Door deze afwijkende vorm raakt de communicatie tussen de hersencellen verstoord [9].

 

Zowel de amyloïde plaques als de neurofibrillaire tangles zorgen voor atrofie (verschrompeling) van de hersenen, door signaalbelemmering [9]. In Figuur 1 zijn zowel de neurofibrillaire tangles als de amyloïde plaques te zien [8]. De plaques bevinden zich tussen de cellen en de neurofibrillaire tangles binnen de cellen. Door de signaalbelemmering worden delen van de hersenen aangetast en verliezen ze hun functie. In het begin raken de hersengebieden die betrokken zijn bij geheugen voornamelijk aangetast (zoals de hippocampus). Later worden steeds meer delen aangetast en ontstaan daardoor ook steeds meer symptomen [9].

 

Neurotransmitters

Daarbij hebben de amyloïde plaques ook invloed op neurotransmitters (stofjes die zorgen voor signaaloverdracht in de hersenen). De invloed van de amyloïde plaques op de neurotransmitters heeft te maken met afname van de hoeveelheid zenuwcellen die acetylcholine (neurotransmitter) aanmaken [5]. Door de afname van deze zenuwcellen wordt het niveau van de acetylcholine in de hersenen verlaagd. Acetylcholine is erg belangrijk voor leren en geheugen, hiervan wordt dus verwacht dat het een belangrijke rol speelt bij de symptomen van de ziekte van Alzheimer [5]. Een andere belangrijke neurotransmitter bij de ziekte van Alzheimer is glutamaat. Er wordt verwacht dat er teveel glutamaat afgegeven wordt bij mensen met de ziekte van Alzheimer [5]. Waarschijnlijk wordt dit getriggerd door de amyloïde plaques en neurofibrillaire tangles [5]. Doordat er een te grote hoeveelheid glutamaat aanwezig is in de hersenen wordt de NMDA receptor (een eiwit waaraan een molecuul kan binden, waardoor een specifieke actie tot stand komt) teveel geactiveerd, waardoor cel sterfte ontstaat [5].

 

Bovenstaande mechanismes samen leiden waarschijnlijk tot (symptomen van) de ziekte van Alzheimer. Voor een uitgebreidere uitleg kan gekeken worden naar onderstaande video. Deze video betreft de pathologie, oorzaken en symptomen van de ziekte van Alzheimer. 

 

 

 

1.1.2 Risicofactoren

Er zijn een aantal verschillende risicofactoren voor de ziekte van Alzheimer. Er wordt gedacht dat een combinatie van verschillende factoren belangrijker is voor het ontwikkelen van Alzheimer dan de losstaande factoren [6]. De belangrijkste risicofactor is leeftijd. De belangrijkste genetische risicofactor is een bepaald gen (APOE gen ε4) [10]. Dit gen zorgt ervoor dat amyloïde eiwitten verwijderd worden. Bij een slechte variant van het APOE gen, is het niet instaat om bèta amyloïde te verwijderen en vormen zich de amyloïde plaques [7]. Ook spelen andere factoren een rol bij de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer. Deze factoren zijn: familiegeschiedenis, milde cognitieve problemen, cardiovasculaire risicofactoren (zoals hoge bloeddruk; een gezond hart is belangrijk voor gezonde hersenen), opleidingsniveau (hoger opleidingsniveau zorgt voor een grotere cognitieve capaciteit, wat zorgt voor een groter vermogen om te compenseren voor schade aan de hersenen ) en niet-aangeboren hersenletsel (zoals een hersenschudding) [6].

 


Figuur 1. Bèta amyloïde plaques en neutrofibrillaire tangles bij gezonde patiënten en patiënten met de ziekte van Alzheimer [8].

 

1.2. Epidemiologie

In 2014 werd de prevalentie (het aantal gevallen op een bepaald moment in de populatie) van de ziekte van Alzheimer in Nederland geschat op 260.000 mensen [11]. De prevalentie van dementie over de hele wereld werd in 2014 geschat op 24 miljoen, ongeveer 70% hiervan is Alzheimer [2,12]. Het grootste deel van de patiënten is >65 jaar [11]. De afgelopen jaren is er een sterkte toename ontstaan. De incidentie (het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid, per aantal van de bevolking) van dementie ligt namelijk rond de 5 miljoen per jaar, op de gehele wereld [2]. Ieder uur krijgen vijf mensen in Nederland dementie [12,13]. De voorspellingen zijn dat wanneer er geen goede behandeling voor Alzheimer wordt gevonden, in 2050 de prevalentie verviervoudigd is [14]. De vergrijzing speelt hierin een belangrijke rol. Dit betekent dat dan 1 op de 85 mensen Alzheimer ontwikkeld [13,14]. De gemiddelde levensverwachting voor iemand met de ziekte van Alzheimer betreft 8 tot 10 jaar [12], dementie is daarmee de grootste doodsoorzaak in Nederland [12]. De ziekte komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen [11].

 

1.3 Prognose

Volgens de nieuwe richtlijnen van Alzheimer, opgesteld in 2011, zijn er drie stadia in het proces te onderscheiden [6]. Het proces kan gezien worden als een continuüm waarop de verschillende fasen in elkaar overgaan [15]. Het continuüm loopt van de minste beperkingen naar de meeste beperkingen in het dagelijks functioneren. In onderstaande grafiek (Figuur 2) zijn de verschillende fases te zien. De zwarte lijn geeft een beeld van normale veroudering. De stippellijn geeft een beeld van de verschillende stadia bij de ziekte van Alzheimer, van de preklinische fase tot aan dementie.

 

1.3.1 Preklinische fase

Dit is de eerste fase, in Figuur 2 te zien als het begin van beide curven. In deze fase zijn de eerste meetbare tekens in de hersenen te vinden, maar ervaren de patiënten zelf nog nauwelijks symptomen [6]. Dit komt doordat er slechts kleine veranderingen in hun capaciteiten en gedragingen optreden. Deze veranderingen worden vaak niet gezien als tekens van beginnende Alzheimer, maar als consequenties van stress of normale veroudering [16]. Een van de meest voorkomende symptomen in de preklinische fase is geheugenverlies voor nieuwe gebeurtenissen [16]. Daarbij raken patiënten spullen kwijt, verliezen ze het idee van datum en tijd, komen ze moeilijker op woorden en worden ze langzamer [16]. Een persoon kan daarbij ook angstig, geïrriteerd of zelfs depressief worden door de problemen die ze ervaren [16].

 

1.3.2 Milde cognitieve problemen

Wanneer een persoon en zijn familie symptomen zoals geheugenverlies gaan opmerken, maar deze nog van milde aard zijn en dus het dagelijks leven niet dusdanig beperken, spreken we van milde cognitieve problemen [6]. Dit is in Figuur 2 te zien als MCI (mild cognitive impairment). Hier is te zien dat de curve van patiënten met de ziekte van Alzheimer (de stippellijn) een stuk verder daalt dan de curve van de groep met normale veroudering (de zwarte lijn). Hier is dus duidelijk verslechtering van de cognitieve functies te zien. In deze fase hebben patiënten vaak al wel hulp nodig, ze zijn voornamelijk erg vergeetachtig en in de war [16]. Soms worden mensen boos of agressief omdat ze erg gefrustreerd zijn door dingen die gebeuren die ze niet begrijpen. In dit stadia treden ook vooral gedragsveranderingen op, patiënten gedragen zich bijvoorbeeld raar in sociale situaties [16].

 

1.3.3 Dementie

De laatste fase van de ziekte van Alzheimer is in Figuur 2 te zien als het laatste deel van de stippellijn. Per jaar ontwikkelen bij ongeveer 10% van de patiënten met milde cognitieve problemen de problemen door tot dementie [6]. In deze fase zijn er opmerkelijke tekorten in het geheugen, problemen met denken en gedragssymptomen welke een grote impact hebben op het dagelijks functioneren [6]. Deze problemen worden steeds erger; patiënten hebben steeds meer hulp nodig en zullen uiteindelijk niet meer onafhankelijk kunnen functioneren. Symptomen betreffen vooral; problemen met eten, incontinentie en verlies van spraak [16]. 

 

  

Figuur 2. De drie verschillende stadia in het proces van de ziekte van Alzheimer, vergeleken met het cognitief functioneren bij normale veroudering [17]. 

 

1.4 Medicatiegebruik

Er zijn nog geen medicijnen gevonden die de ziekte van Alzheimer kunnen voorkomen of genezen [9,18]. Er zijn wel een aantal medicijnen die de gevolgen van de ziekte van Alzheimer kunnen beperken en vertragen [9,18]. De eerste doelstelling van de behandeling van deze ziekte is het behandelen van bepaalde symptomen, bijvoorbeeld gedragsstoornissen [19]. De tweede doelstelling is om het ziekteproces af te remmen [19]. Er zijn vier verschillende medicijnen die voorgeschreven kunnen worden bij de ziekte van Alzheimer in Nederland. Deze beschikbare medicijnen zijn in de volgende twee groepen in te delen: acetylcholinesterase remmers en NMDA antagonisten [20].

 

Acetylcholinesterase remmers

Acetylcholinesterase remmers is een medicijngroep die zich richt op de neurotransmitter acetylcholine. Zoals eerder beschreven is de neurotransmitter acetylcholine belangrijk voor leren en het geheugen. Acetylcholine is in de hersenen betrokken bij het overdragen van informatie naar het centrum van het geheugen, bij het redeneren en bij andere denkprocessen [20]. In het pathologie stuk staat beschreven dat amyloïde plaques invloed hebben op het neurotransmitterlevel, wat veroorzaakt wordt door een afname van zenuwcellen die acetylcholine aanmaken. De concentratie acetylcholine is dus verlaagd in de hersenen wat er voor zorgt dat de neuronen minder goed met elkaar kunnen functioneren [20]. De medicijngroep acetylcholinesterase remmers zorgen ervoor dat de hoeveelheid van de neurotransmitter acetylcholine toeneemt waardoor de samenwerking tussen deze neuronen verbeterd wordt. Dit kan er voor zorgen dat het geheugen minder achteruit gaat. Er zijn verschillende acetylcholinesterase remmers die voorgeschreven kunnen worden bij patiënten met Alzheimer, waaronder Rivastigmine, Galantamine en Donepezil. Het medicijn Rivastigmine wordt voorgeschreven aan mensen met lichte tot matige vorm van Alzheimer [19]. Rivastigmine remt de afbraak van acetylcholine, hierdoor blijft de overdracht van informatie in de hersenen langer intact [21]. De geestelijke en lichamelijke achteruitgang wordt hierdoor vertraagd, dit heeft een gunstige invloed op concentratie, aandacht en spraakvermogen [22]. Echter werkt dit maar voor de minderheid van de patiënten [20,21]. Het medicijn Galantamine en het medicijn Donepezil hebben dezelfde werking als Rivastigmine en houdt dus de afbraak van acetylcholine tegen [21]. Galantamine en Donepezil worden ook voorgeschreven aan patiënten met lichte tot matige vorm van Alzheimer [19,22]. Deze medicijnen remmen de afbraak van acetylcholine, maar stoppen de achteruitgang niet [21].

 

NMDA antagonisten

Naast de medicijngroep acetylcholinesterase remmers, is er ook nog een ander medicijngroep, NMDA antagonisten, welke gebruikt worden bij de ziekte van Alzheimer [22]. Memantine is het medicijn dat binnen deze medicijngroep valt. Dit is het enige medicijn dat ingezet kan worden voor de behandeling van patiënten met matige tot ernstige vorm van Alzheimer [20]. Naast acetylcholine is glutamaat ook een belangrijke neurotransmitter bij de ziekte van Alzheimer. Zoals eerder beschreven wordt er verwacht dat er te veel glutamaat afgegeven wordt bij mensen met Alzheimer [5]. Bij beginnende Alzheimer wordt een grote concentratie glutamaat uitgescheiden wat een receptor activeert [22]. De receptor wordt te veel geactiveerd, waardoor er uiteindelijk cel sterfte ontstaat door een overmaat aan glutamaat. Memantine heeft een remmend effect op de productie van glutamaat, waardoor de receptor niet overprikkelt raakt en waardoor er minder verbindingen tussen zenuwcellen verbroken worden [22,23]. De effecten van dit middel zijn beperkt [22]. Zoals hierboven staat beschreven, is niet een van deze medicijnen in staat om de ziekte van Alzheimer te genezen. Echter heeft een deel van de patiënten wel baat bij deze medicatie, omdat ze hierdoor in staat zijn zelfstandiger te functioneren in het dagelijks leven [22].

 

1.5 Bijwerkingen

Het nadeel van deze medicijnen is dat sommige patiënten bijwerkingen ervaren, dit is patiëntafhankelijk [22]. De bijwerkingen van vier verschillende medicaties zijn terug te vinden in Tabel 1. De bijwerkingen van Rivastigmine die zeer vaak voorkomen zijn maag- en darmklachten (misselijkheid, braken, diarree) daarnaast komen andere klachten zoals een verminderde eetlust, nachtmerries, slapeloosheid, angst, tremor (ritmische, onwillekeurige beweging), hoofdpijn, buikpijn en vermoeidheid vaak voor [24]. De bijwerkingen van Galantamine komen veelal overeen met de bijwerkingen van Rivastigmine, maar hallucinatie, depressie, bradycardie, hypertensie en malaise zijn bijwerkingen die ook vaak voorkomen bij het medicijn Galantamine [25]. Donepezil heeft vooral als bijwerkingen diarree, misselijkheid en hoofdpijn, daarnaast komen verkoudheid, anorexia en urine-incontinentie ook vaak voor [26]. Memantine heeft over het algemeen minder bijwerkingen [27]. De bijwerkingen die relatief vaak voorkomen bij Memantine zijn hoofdpijn, slaperig, obstipatie, duizeligheid, evenwichtsstoornissen, hypertensie en dyspneu [26]. Naast alle bijwerkingen die per medicijn zijn genoemd, zijn er nog meer bijwerkingen mogelijk, maar die komen niet vaak of nauwelijks voor. 

 

Ziekte van Alzheimer

Medicatie

Veel voorkomende bijwerkingen

 

Cholinesteraseremmers

 

 

 

Donezepil

Zeer vaak*:

 

-          Diarree

-          Misselijkheid

-          Hoofdpijn

 

Vaak**:

 

-          Verkoudheid

-          Anorexia

-          Hallucinaties

-          Agitatie (rusteloosheid)

-          Agressief gedrag

-          Syncope (flauwvallen)

-          Duizeligheid

-          Slapeloosheid

-          Braken

-          Buikklachten

-          Huiduitslag

-          Jeuk

-          Spierkrampen

-          Urine-incontinentie

-          Vermoeidheid

-          Pijn

 

Rivastigmine

Zeer vaak*:

 

 

-          Maag-darm klachten

-          Misselijkheid

-          Braken

-          Diarree

-          Duizeligheid

-          Anorexie

-          Dehydratie

-          Vallen (bij Parkinson)

 

Vaak**:

 

 

-          Verminderde eetlust

-          Nachtmerries

-          Slapeloosheid

-          Angst

-          Tremor

-          Slaperigheid

-          Hoofdpijn

-          Buikpijn

-          Dyspepsie (opgeblazen gevoel)

-          Asthenie (lichamelijke zwakte)

-          Vermoeidheid

-          Toegenomen transpiratie

-          Malaise

-          Speekselhypersecretie (meer                       speekselafgifte)

-          Bradykinesie (trage beweging)

-          Dyskinesie (onwillekeurige beweging)

-          Hypokinesie (bewegingsarmoede)

-          Tandradfenomeen (rigiditeit)

-          Loopstoornis

-          Visuele hallucinatie

-          Agitatie (met name bij Alzheimer)

-          Verwarring (met name bij Alzheimer)

-          Hypertensie (hoge bloeddruk)

-          Gewichtsverlies

 

 

 

Galantamine

Zeer vaak*

 

 

-          Misselijkheid

-          Braken

 

 

Vaak**

 

 

-          Verminderde eetlust

-          Hallucinatie

-          Depressie

-          Slaperigheid

-          Duizeligheid

-          Syncope

-          Tremor

-          Hoofdpijn

-          Bradycardie

-          Hypertensie

-          Diarree

-          Buikpijn

-          Dyspepsie

-          Spierspasme

-          Vermoeidheid

-          Asthenie

-          Malaise

-          Gewichtsverlies

-          Vallen

-          Wonden

NMDA antagonisten

Memantine

Vaak**

 

-          Hoofdpijn

-          Slaperigheid

-          Obstipatie

-          Verhoogde leverfunctie waarden

-          Duizeligheid

-          Evenwichtsstoornissen

-          Hypertensie

-          Dyspneu (kortademigheid) 

 Tabel 1. * >10%, **1-10%. Bijwerkingen van de meest voorgeschreven medicatie voor de ziekte van Alzheimer.

 

 


 

 

2. Psychische klachten veel voorkomend bij de ziekte van Alzheimer

2.1 Beschrijving van de slaapproblemen

Wanneer iemand lijdt aan de ziekte van Alzheimer kunnen er een aantal gedragssymptomen en psychische klachten optreden, welke ook wel BPSD’s (behavioral and psychological symptoms of dementia) genoemd worden [28,29,30]. Deze klachten en symptomen kunnen in iedere fase van de ziekte voorkomen [28]. De BPSD’s die bij de ziekte van Alzheimer vaak voorkomen zijn: depressie, angst, storend gedrag zoals agressie, apathie, psychose en slaapproblemen en -stoornissen [28]. Binnen deze WIKI pagina focussen wij ons alleen op slaapproblemen en -stoornissen. Voor meer informatie over de andere gedragsmatige en psychologische symptomen bij de ziekte van Alzheimer verwijzen wij u door naar de site: www.dementie.nl/informatie [32].

 

Slaapproblemen bij Alzheimer

Slaapproblemen komen bij de ziekte van Alzheimer vaak voor [3]. Slaapproblemen worden veroorzaakt door veranderingen in de hersenstructuren; de hersenen krimpen [3,29]. De meest voorkomende slaapproblemen bij Alzheimer zijn verwardheid, nachtelijk wakker worden, slapen overdag en veranderingen in het slaap-waak ritme [31]. Slaapproblemen verminderen de kwaliteit van leven van de patiënten [29,33]. Daarnaast verergeren slaapproblemen de cognitieve en functionele achteruitgang en dragen bij aan vroegtijdige opname van patiënten in een zorginstelling [33]. Deze vroegtijdige opname wordt veroorzaakt doordat patiënten met slaapproblemen ook ‘s nachts zorg nodig hebben. Dit kan ertoe leiden dat de thuiszorg voor de patiënt niet meer volgehouden kan worden door de mantelzorgers omdat deze fysiek en psychologisch uitgeput raken [34,35]. Voor slaapproblemen bij de ziekte van Alzheimer zijn geen genderverschillen gevonden [36,37].

 

2.2 Epidemiologie

Van de mensen met de ziekte van Alzheimer heeft 92% op zijn minst één BPSD en 56% van de patiënten heeft zelfs last van vier of meer BPSD’s [38]. Van de patiënten met de ziekte van Alzheimer ervaart 45% slaapproblemen of -stoornissen [3]. Voor zover onze kennis reikt is er niets bekend over de incidentie van slaapproblemen en -stoornissen bij Alzheimerpatiënten. Voor informatie over de prevalentie van de andere BPSD’s verwijzen wij u door naar andere bronnen zoals het artikel van Zhao et al. (2016) [39].

 

2.3 Prognose

De psychische klachten, zoals slaapproblemen of -stoornissen, die een Alzheimerpatiënt kan krijgen worden niet perse erger naarmate de ziekte vordert [40]. De slaapproblemen die voorkomen bij de ziekte van Alzheimer zoals nachtelijk wakker worden, slapen overdag en veranderingen in het slaap-waak ritme versnellen het proces van cognitieve achteruitgang [40]. Zo zie je bij patiënten met slaapproblemen en Alzheimer dat de aanmaak van amyloïde plaques sneller gaat [4]. Alzheimer in combinatie met slaapproblemen zorgt dus voor een snellere cognitieve achteruitgang [41] waardoor de prognose slechter is dan bij Alzheimer patiënten zonder slaapproblemen.

 

2.4 Medicijngebruik

De hieronder beschreven farmacologische therapieën zijn niet uitputtend. Voor meer specifieke informatie over bepaalde medicatie wordt verwezen naar het Farmacotherapeutisch kompasVoor een volledige lijst met bijwerkingen van de medicatie voor de ziekte van Alzheimer en slaapstoornissen zie Tabel 1 en 2.

 

Bij slaapstoornissen wordt alleen medicatie gegeven in uitzonderingsgevallen bijvoorbeeld bij ernstig disfunctioneren (beperkingen in het dagelijks leven waarvan de oorzaak ligt bij een slaapstoornis) of acute slapeloosheid (wanneer men plots een aantal dagen achter elkaar slecht slaapt) en dan vooral voor kortdurend gebruik [5]. Er wordt vooral gefocust op niet-medicamenteuze interventies, welke verder worden uitgelegd onder het kopje 3.2: 'Interventies voor de psychische klachten bij de ziekte van Alzheimer'.

 

2.4.1 Benzodiazepine agonisten

De eerste keuze qua medicatie voor slaapstoornissen zijn benzodiazepine agonisten [5]. Benzodiazepine agonisten worden voorgeschreven voor hun angstremmende en slaapbevorderende effecten [42]. Toch zijn artsen voorzichtig met het voorschrijven van benzodiazepine agonisten, vanwege de kans op val gevaar bij ouderen, beïnvloeding van het rijgedrag, cognitieve problemen en mogelijke verslaving en tolerantie op de lange termijn [42]. 

Benzodiazepine agonisten werken kortdurend (binnen 45 minuten tot een uur) [42]. Zij stimuleren de afgifte van GABA (neurotransmitter met een remmende functie in het centrale zenuwstelsel). Voorbeelden van benzodiazepine agonisten zijn: Temazepam en Lormetazepam (beiden verkrijgbaar in capsulevorm) [43,44]. De bijwerkingen van Temazepam op korte termijn betreffen: slaperigheid overdag, emotionele afvlakking en verwardheid (zie Tabel 2) [43]. Voor Lormetazepam zijn de bijwerkingen: hoofdpijn, slaperigheid overdag, (anterograde) amnesie, duizeligheid en aandacht stoornissen (zie Tabel 2) [44]. Vooral bij oudere patiënten kunnen benzodiazepine agonisten slaperigheid, spierzwakte, verminderde alertheid en anterograde amnesie (vergeetachtigheid meteen na inname van het medicijn) veroorzaken [45].

 

2.4.2 Melatonine agonisten

Daarnaast zijn er melatonine agonisten; zij stimuleren de afgifte van melatonine. Oudere patiënten produceren soms minder melatonine [46], dit zou de slaapproblemen kunnen verklaren. Melatonine is eigenlijk een lichaamseigen stof [5], wanneer iemand minder goed in slaap kan komen, kan het helpen om een melatonine agonist te nemen [46]. Na drie uur bereiken melatonine agonisten hun piekspiegel. Wanneer het slaap-waakritme bij patiënten niet goed is, kunnen melatonine agonisten helpen. Hierdoor slapen patiënten beter door en ervaren ze minder depressieve klachten [47]. Dit type medicatie kan helpen om de afgifte van melatonine in het lichaam te laten toenemen wanneer het nacht wordt. Een voorbeeld van een melatonine agonist is Circadin. Circadin is een tablet die een paar uur voordat men naar bed gaat wordt ingenomen [47]. Een nadeel van Circadin is dat het beperkt werkzaam is bij ouderen. Bijwerkingen van dit medicijn kunnen zijn: irritatie, rusteloosheid, abnormale dromen en duizeligheid (zie Tabel 2) [47].

 

Slaapstoornissen

Medicatie

Veelvoorkomende bijwerkingen

 

Benzodiazepine agonisten

 

 

 

 

 

 

 

Temazepam

Korte termijn

 

-          Slaperig overdag

-          Afvlakking van gevoel

-          Verminderde waakzaamheid

-          Verwardheid

-          Ataxie (coördinatiestoornis)

-          Spierzwakte

-          Dubbelzien

-          Moeheid

-          Hoofdpijn

Lange termijn

 

-          Maag-darm stoornissen

-          Gewichtstoename

-          Depressie

 

-          Verminderd libido

-          Huidreacties

-          Fysieke en psychische                                 afhankelijkheid

Lormetazepam

Zeer vaak*

 

-          Hoofdpijn

 

Vaak**

 

-          Angio-oedeem (zwellen van huid of                 slijmvlies)

-          Angst

-          Verminder libido

-          Duizeligheid

-          Sedatie

-          Slaperigheid overdag

-          Aandachtsstoornis

-          Amnesie (geheugenverlies) 

-          Mictiestoornis (moeite met plassen)

-          Zweten

-          Visusstoornis

-          Spraakstoornis

-          Dysgeusie (smaak stoornis)

-          Bradyfrenie (traagheid van denken)

-          Tachycardie (hele snelle hartslag)

-          Maag-darm stoornissen

-          Droge mond

-          Jeuk

-          Asthenie (lichaamszwakte) 

Melatonine agonisten

Melatonine

Melatonine is een stof die ook door het lichaam zelf wordt gemaakt. Hierdoor geeft het vrijwel geen bijwerkingen. Enkele bij werkingen die toch bij 0,1-1% van de bevolking voorkomen zijn:

-          Irritatie

-          Nervositeit

-          Duizeligheid

-          Nachtmerries

Tabel 2. * >10%, ** 1-10%. Bijwerkingen van de meest voorgeschreven medicatie voor slaapstoornissen.

 

 


 

 

3. Combinatie van de ziekte van Alzheimer en slaapproblemen

3.1 Wat is er bekend over de ziekte van alzheimer en slaapproblemen samen?

In dit deel kijken we naar wat er bekend is over de combinatie van de ziekte van Alzheimer en slaapproblemen. Eerst gaan we kijken naar de verschillende oorzaken van slaapproblemen bij de ziekte van Alzheimer. Vervolgens gaan we nog kort in op de impact die slaapproblemen kunnen hebben op patiënten met de ziekte van Alzheimer.

 

3.1.1 Oorzaken van slaapproblemen bij de ziekte van Alzheimer

Bij mensen met de ziekte van Alzheimer zijn slaapproblemen een veel voorkomend fenomeen. De meest voorkomende symptomen van slaapproblemen bij de ziekte van Alzheimer zijn verwardheid, nachtelijk wakker worden, slapen overdag, verminderde REM slaap (diepe slaap) en veranderingen in het slaap-waak ritme, ook wel het circadiaanse ritme genoemd [31]. Deze problemen kunnen verschillende oorzaken hebben. De ziekte van Alzheimer kan namelijk via achteruitgang van verbindingen in de hersenen of via lichamelijke of psychiatrische comorbiditeiten (het tegelijk voorkomen van twee aandoeningen) een invloed hebben op het krijgen van slaapproblemen. 

 

Slaapproblemen door degeneratie (achteruitgang) van de hersenen

Slaapproblemen kunnen veroorzaakt worden door veranderingen/het krimpen van de hersenen in hersengebieden die al in een vroeg stadium van Alzheimer worden aangetast [3,29,50]. Zoals in deel 1.1.1 beschreven bestaan de veranderingen in de hersenen uit het te veel aanwezig zijn van neurofibrillaire tangles en amyloïde plaques (eiwitten) die ervoor zorgen dat de overdracht tussen zenuwcellen niet goed gaat [8]. Sommige hersengebieden verliezen dan hun functie waardoor geheugenproblemen ontstaan [8]. Door dit functieverlies kunnen ook slaapproblemen ontstaan [29]. Een van de gebieden die degeneratie ondergaat is de nucleus suprachiasmaticus (SCN), die we ook wel onze interne klok noemen [35]. Deze nucleus zorgt ervoor dat we een circadiaans ritme (24 uurs ritme) hebben door licht en fysieke activiteit te gebruiken en zo het interne ritme te synchroniseren met de 24 uurs cyclus die normaal is bij mensen [35]. De SCN zorgt ervoor dat synchronisatie tussen interne (zoals melatonine) en externe cues (zoals zonlicht) bereikt wordt via projecties van zenuwcellen van bijvoorbeeld het netvlies, maar bij de ziekte van Alzheimer wordt deze overdracht tussen zenuwcellen belemmerd. Dit gebied zorgt ook voor de afgifte van het hormoon melatonine, wat een slaaphormoon is [35]. Door degeneratie van de SCN raakt de afgifte van melatonine verstoord, waardoor het ritme verstoord raakt wat voor slaapproblemen kan zorgen [35].

 

Slaapproblemen door de gezondheidstoestand van patiënten

Slaapproblemen kunnen bij patiënten met Alzheimer ook een oorzaak hebben die niets met de ziekte van Alzheimer te maken heeft [35], maar met de leeftijd, omdat Alzheimer patiënten vaak een oudere leeftijd hebben. Oudere mensen hebben vaak een algemene verslechterde gezondheid of medische condities die de slaap verstoren zoals moeilijkheden met ademhaling tijdens de slaap, chronisch hartfalen of brandend maagzuur [35]. Bij brandend maagzuur ervaren patiënten bijvoorbeeld vaak nachtelijk bronchospasme (samentrekkingen van spieren rondom de luchtpijp) waardoor de slaap verstoord raakt [35]. Deze vorm van slaapproblemen kan bij patiënten met Alzheimer ook voorkomen. Bij oudere mensen zie je ook meer primaire slaapstoornissen zoals slaapapneu [35]. De klachten die iemand met apneu ervaart zijn kort de adem inhouden tijdens de slaap, kort wakker worden ’s nachts, overdag veel slapen en een vermindert functioneren overdag [35]. Alzheimerpatiënten hebben in vergelijking met gezonde mensen niet meer last van deze primaire slaapproblemen maar deze slaapproblemen kunnen de slaapkwaliteit en het cognitief functioneren van iemand met Alzheimer wel verminderen [35].

 

Slaapproblemen en de kans op het ontstaan van Alzheimer

Naast dat slaapproblemen veroorzaakt kunnen worden door achteruitgang van de hersenstructuren bij de ziekte van Alzheimer, is het ook zo dat slaapproblemen zoals slapeloosheid er bij cognitief gezonde mensen voor kunnen zorgen dat de kans op het krijgen van de ziekte van Alzheimer vergroot wordt [48,49]. De relatie tussen Alzheimer en slaapproblemen werkt dus twee kanten op (bidirectioneel). Het werkingsmechanisme hierachter is dat wanneer iemand slaapproblemen heeft, zoals een mindere kwaliteit van slaap of te weinig slapen, er een verhoging van amyloïde bèta concentraties (eiwitten) ontstaat [51]. Wanneer de slaapproblemen tijdelijk zijn zullen deze concentraties na herstel van het slaapritme weer afnemen [51]. Maar wanneer de slaapproblemen langdurig aanhouden resulteert dit in een ophoping van amyloïde plaques die niet meer oplosbaar zijn [51], wat een kenmerk is dat op de ziekte van Alzheimer wijst [50]. Die ophoping van amyloïde plaques bij slaapproblemen wordt veroorzaakt doordat het schoonmaaksysteem van de hersenen niet meer goed werkt. Dit systeem zorgt ervoor dat stoffen die schadelijk zijn voor het zenuwstelsel zoals amyloïde plaques verwijderd worden uit het brein tijdens de nachtelijke slaap [34]. Dit gebeurt bij mensen met slaapproblemen dus niet goed meer.

 

Depressie en slaapproblemen

Als laatste zie je bij de ziekte van Alzheimer ook vaak depressie optreden wat ervoor kan zorgen dat slaapproblemen optreden [34]. Depressie is namelijk sterk gecorreleerd met slapeloosheid [35]. Bij 50% van de Alzheimerpatiënten speelt een depressie of depressieve symptomen. Er moet dus bij patiënten met de ziekte van Alzheimer altijd rekening gehouden worden met depressie als mogelijke oorzaak van slaapproblemen [35]. Hoe depressie en slapeloosheid precies samenhangen is nog onduidelijk.

 

3.1.2 Impact van slaapproblemen op patiënten en hun verzorgers

Slaap is een van de belangrijkste dingen die een mens nodig heeft en wanneer je een verminderde of slechte slaap hebt heeft dit een significante impact op het dagelijks functioneren, de gemoedstoestand en op de kwaliteit van leven [34]. Je ziet dat bij Alzheimerpatiënten naast de achteruitgang van de cognitie en het geheugen er problemen zijn met emotionele reactiviteit en executief functioneren (het doelgericht uitvoeren van taken zoals plannen) die veroorzaakt worden door slaapproblemen [52]. Als laatste kunnen slaapproblemen bij Alzheimerpatiënten tot vroegere opname in zorginstellingen leiden. Omdat Alzheimerpatiënten met slaapproblemen ook ‘s nachts zorg nodig hebben kan dit ertoe leiden dat de thuiszorg voor de patiënt niet meer volgehouden kan worden door de mantelzorgers omdat deze fysiek en psychologisch uitgeput raken, waardoor patiënten sneller in verzorgingstehuizen opgenomen worden [34,35].

 

3.2 Interventies voor slaapproblemen

Door de tweezijdige relatie tussen slaapproblemen en Alzheimer is het van groot belang om slaapproblemen aan te pakken. Om zowel de kans op het ontwikkelen van Alzheimer te verkleinen als de kwaliteit van leven te vergrotenEr zijn verschillende niet-medicamenteuze opties om slaapproblemen te verminderen. Onderstaand worden drie veel gebruikte interventies besproken, daarnaast kunnen nog andere interventies gebruikt worden. 

 

3.2.2 Bright light therapy

Er is aangetoond dat van de niet-medicamenteuze opties de Bright light therapy (BLT) het beste resultaat oplevert [53]. In deze interventie moeten patiënten gedurende één uur van de dag voor een lichtbox zitten [54,55]. BLT is effectief doordat het de circadiaanse regulatie (het biologisch slaap-waak ritme) verbeterd [56]. Licht is een belangrijk signaal voor onze biologische klok. Blootstelling aan licht kan dus het circadiaans ritme ondersteunen [56]. De meeste studies die onderzoek hebben gedaan naar BLT bij de ziekte van Alzheimer lieten verbetering van slaapproblemen zien [53]. Daarbij werd in een studie gevonden dat de mate van verbetering van de slaap afhankelijk is van de ernst van de dementie [55]. De effectiviteit kan dus afhangen van de mate waarin de dementie aanwezig is. 

 

3.2.3 Fysieke activiteit

Interventies gericht op het verhogen van fysieke activiteit verbeteren de slaap bij patiënten met de ziekte van Alzheimer [54,57]. Een voorbeeld hiervan is een studie waarin is aangetoond dat een interventie gericht op wandelen de slaap verbeterd. Alzheimerpatiënten moesten 30 aaneengesloten minuten per dag wandelen [54]. Er is aangetoond dat meer fysieke activiteit overdag het circadiaans ritme verbeterd, waardoor ook de slaap verbeterd [54,57]. De mate van verbetering van de slaap kan afhankelijk zijn van de ernst van de dementie. Meer fysieke activiteit leidt voornamelijk tot een verbetering van het slaapritme bij gemiddelde tot ernstige mate van dementie [58].

 

3.2.4 Slaaphygiëne

Ook slaaphygiëne kan bijdragen aan een verbeterde slaap bij patiënten met de ziekte van Alzheimer [59]. Deze interventie is wederom gebaseerd op het verbeteren van het circadiaans ritme [56]. Slaaphygiëne betreft het optimaliseren van omstandigheden en dagelijkse handelingen die zorgen voor een goede slaap [60,61]. Een voorbeeld is het verminderen van vochtinname in de avonduren. Dit zorgt ervoor dat toiletbezoeken in de nacht afnemen, waardoor de slaap minder verstoord raakt. Verdere aanbevelingen voor slaaphygiëne worden in Figuur 3 gegeven. Er wordt gefocust op het geven van signalen aan de hersenen en het creëren van een zo goed mogelijk omgeving om in te slapen [60]. Een goede slaaphygiëne zorgt voor goede slaap, een uitgerust gevoel en meer alertheid bij wakker worden. Hierdoor is het het functioneren gedurende de dag beter [56].

 

Figuur 3. Aanbevelingen voor slaaphygiëne [59].

 

3.3 Interactie tussen medicatie

In dit deel kijken we of slaapmedicatie invloed heeft op de ziekte van Alzheimer (3.3.1), of medicatie die voorgeschreven wordt bij de ziekte van Alzheimer invloed heeft op slaapproblemen (3.3.2) en of er interacties bestaan tussen medicatie die wordt gegeven bij slaapstoornissen en medicatie die wordt gegeven bij de ziekte van Alzheimer (3.3.3).

 

3.3.1 Invloed van slaapmedicatie op de ziekte van Alzheimer

Er zijn verschillende vormen van slaapmedicatie, hieronder worden de benzodiazepine agonisten en melatonine agonisten besproken.

 

Benzodiazepine agonisten

Benzodiazepine agonisten (Temazepam, Lormetazepam) worden vaak gebruikt als slaapmedicatie. Er zijn verschillende studies gedaan naar het gebruik van benzodiazepine agonisten en het krijgen van de ziekte van Alzheimer. Het is bekend dat bij langdurig gebruik van benzodiazepine agonisten cognitieve klachten toenemen [62,63]. Wanneer gestopt wordt met inname van benzodiazepine agonisten verbeterd de cognitie maar patiënten keerden niet terug naar het niveau van functioneren voordat zij begonnen met het middel [64]. Er is aangetoond dat het risico op de ziekte van Alzheimer met 43-51% toeneemt wanneer iemand langdurig benzodiazepine agonisten heeft gebruikt in het verleden [65]. Waarschijnlijk lijken de lange termijn effecten van benzodiazepine agonisten op die van alcohol [64]. Dit wil zeggen dat benzodiazepine agonisten schade kan aanrichten in de hersenen, waardoor cognitieve problemen en eventueel de ziekte van Alzheimer op de voorgrond kunnen treden [64]. In Figuur 4 komt naar voren dat er een positief verband is tussen benzodiazepine agonisten en de ziekte van Alzheimer. Dit is te zien door een pijl van benzodiazepine agonisten en Alzheimer met een plusteken erbij. Een positief verband betekent dat wanneer mensen benzodiazepine agonisten nemen, de kans op het ontwikkelen van Alzheimer groter wordt. 

Wanneer iemand een benzodiazepine agonist krijgt voor een slaapstoornis, kan dit anterograde amnesie, verwardheid en desoriëntatie als bijwerkingen geven [66]. Dit kan iemand met de ziekte van Alzheimer nog verwarder laten lijken (en zo kan het dus lijken alsof de Alzheimer erger wordt), terwijl dit misschien alleen het effect van de slaapmedicatie is. Er moet dus goed gekeken worden of de achteruitgang van Alzheimer echt komt door de ziekte of dat het een bijwerking van benzodiazepine agonisten is.

 

Melatonine agonisten

Melatonine wordt niet meer goed aangemaakt bij patiënten met de ziekte van Alzheimer [67,68]. Om deze reden hebben patiënten met de ziekte van Alzheimer veel last van slaapstoornissen [68]. Melatonine agonisten (pil-vorm) zijn vrij verkrijgbaar als medicijn bij slaapstoornissen. In een studie is Melatonine gegeven aan patiënten met de ziekte van Alzheimer. Zij concludeerden dat niet alleen de slaapstoornissen verminderden maar ook dat er minder sundowning (onrust/spanning in de avond) ontstaat en de cognitieve achteruitgang minder snel gaat [47,67,68]. Deze verbanden zijn ook terug te vinden in Figuur 4. Er staat een pijl van melatonine agonisten naar Alzheimer en van melatonine agonisten naar slaapproblemen/slaapstoornissen met een minteken; wat betekent dat de symptomen van de ziekte van Alzheimer afnemen door het gebruik van melatonine agonisten. 

 

3.3.2 Invloed van medicatie voor de ziekte van Alzheimer op slaapstoornissen

Acetylcholinesterase remmers (Donepezil, Rivastigmine en Galantamine) worden vaak gebruikt bij de ziekte van Alzheimer. Daarnaast wordt ook Memantine (NMDA receptor antagonist) gebruikt bij de ziekte van Alzheimer. Een studie die onderzoek deed naar het effect van Donepezil bij slaapproblemen, concludeert dat Donepezil de REM slaap (diepe slaap) verbeterd [69]. Doordat de REM slaap verbeterd is het mogelijk dat mensen die Donepezil slikken nachtmerries krijgen [69]. Rivastigmine zorgt ervoor dat er meer REM slaap perioden voorkomen [69]. Er is aangetoond dat Galantamine slaap het meeste verbeterd en dus het best lijkt te werken tegen slaapproblemen [69,70]. Alzheimerpatiënten die worden behandeld met Memantine slapen over het algemeen langer [71]. Om de interactie tussen Memantine en slaap goed te beoordelen, moet hier meer onderzoek naar gedaan worden. De invloed van deze medicatie voor de ziekte van alzheimer op slaapproblemen/slaapstoornissen is in Figuur 4 schematisch weergegeven. Rivastigmine, Donepezil en Galantamine zijn samen genomen in de variabele acetylcholinesterase remmers.

 

3.3.3 Interactie tussen medicatie bij slaapstoornissen en medicatie bij de ziekte van Alzheimer

Er zijn geen ongewenste interacties tussen benzodiazepine agonisten en achetylcholinesterase remmers, maar zowel sommige achetylcholinesterase remmers als benzodiazepine agonisten kunnen slaperigheid veroorzaken [24,25,45]. Wanneer beiden tegelijkertijd worden ingenomen kan de persoon ook overdag erg slaperig zijn, wat invloed kan hebben op het functioneren in het dagelijks leven. In Figuur 4 is dit weergegeven met een wederkerige pijl met een plusteken (het werkt twee kanten op). 

 

Figuur 4. De interactie tussen de ziekte van Alzheimer, slaapproblemen/slaapstoornissen en medicatie voor de ziekte van Alzheimer en medicatie voor slaapproblemen/slaapstoornissen. Een ‘+’ geeft aan dat de variabele een positief verband – toename van effect – heeft op de variabele waar de pijl naar wijst. Een ‘-’ geeft aan dat de variabele een negatief verband – afname van effect – heeft op de variabele waar de pijl naar wijst.

 

3.4 Genderverschillen bij de ziekte van Alzheimer en slaapproblemen

3.4.1. Genderverschillen in de ziekte van Alzheimer

De prevalentie en incidentie van mensen met de ziekte van Alzheimer is hoger voor vrouwen dan voor mannen [72,73]. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat vrouwen langer leven dan mannen en dus meer kans hebben op het krijgen van deze ziekte, aangezien het sterk samenhangt met een hogere leeftijd [74]. Daarnaast zijn er ook verschillen in de structuur en de functie van het brein bij vrouwen en mannen [75]. Mannen hebben een groter hersenvolume dan vrouwen, daarom wordt er verwacht dat mannen meer afname van hersenfuncties kunnen verdragen dan vrouwen [74]. Naast een verschil in hersenvolume, is er ook een verschil in witte en grijze stof in de hersenen bij vrouwen en mannen. De functie van grijze stof is het verwerken van informatie en de functie van witte stof zorgt voor de communicatie tussen zenuwcellen [76]. Zoals eerder beschreven bij patiënten met Alzheimer is er een afname van zenuwcellen wat ervoor zorgt dat de hersengebieden minder goed samenwerken. Mannen hebben meer witte stof (wat zorgt voor communicatie tussen hersencellen) en hiermee hebben mannen dus reserve in vergelijking met vrouwen. Er is nog geen onderzoek naar gedaan, maar dit zou ook een mogelijke verklaring kunnen zijn waarom de prevalentie van Alzheimer voor vrouwen hoger is. Aanvullend op verschillen in hersenvolume en verschil in witte en grijze stof, is er ook een gender verschil in het APOE-gen [74]. Zoals eerder beschreven in deel 1.1.1 Pathologie, is het APOE-gen de belangrijkste genetische risicofactor van de ziekte van Alzheimer. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen met de 'slechte variant' van het APOE gen een viervoudig verhoogd risico hebben op de ziekte van Alzheimer, terwijl mannen nauwelijks een verhoogd risico hebben bij deze 'slechte variant' [74]. Daarnaast heeft het APOE-gen een groter schadelijk effect op geheugenprestaties bij vrouwen dan bij mannen in verschillende stadia van Alzheimer, wat betekent dat het geheugen bij vrouwen met het APOE-gen meer achteruitgaat dan bij mannen [74].

 

Naast deze biologische verklaringen voor de sekseverschillen in de ziekte van Alzheimer, moet er ook rekening worden gehouden met socioculturele verschillen. Uit onderzoek is gebleken dat lagere opleiding geassocieerd is met een hogere prevalentie van de ziekte van Alzheimer [76,77]. De verklaring hiervoor is dat lager opgeleide mensen een kleinere cognitieve capaciteit hebben dan hoog opgeleide mensen, waardoor ze minder kunnen compenseren voor schade [78]. Mensen met een kleinere cognitieve capaciteit worden eerder gediagnosticeerd met Alzheimer [74]. Vrouwen waren vroeger lager opgeleid, dit zou ook een verklaring kunnen zijn waarom de prevalentie hoger is voor vrouwen. Tegenwoordig zijn vrouwen beter opgeleid, dus het is mogelijk dat er een verandering komt in de prevalentie en incidentie [74].

 

3.4.2 Genderverschillen in de medicatie voor de ziekte van Alzheimer

Zoals eerder beschreven is, worden er in Nederland vier verschillende soorten medicijnen (Rivastigmine, Galantamine, Donepezil en Memantine) voorgeschreven voor de ziekte van Alzheimer. Uit onderzoek blijkt dat mannen bij het gebruik van bepaalde achetylcholinesterase remmers; Galantamine en Donepezil, een grotere kans hebben op mortaliteit dan vrouwen [79]. Mortaliteit van patiënten met Alzheimer wordt versterkt door hartfalen [79]. De verklaring waarom mannen een grotere kans hebben op mortaliteit dan vrouwen zou kunnen zijn dat mannen vaker hartfalen ontwikkelen dan vrouwen, om dit aan te tonen moet er meer onderzoek naar gedaan worden. 

 

3.4.3 Genderverschillen in slaapmedicatie

Het is bekend dat slaapmedicatie meer voorgeschreven wordt aan vrouwen dan aan mannen [80,81,82]. Benzodiazepine agonisten zijn hierbij het meest voorgeschreven middel. Alle benzodiazepine agonisten hebben een angst dempende, spierverslappende en slaap bevorderende werking [83]. Zoals eerder verteld stimuleren benzodiazepine agonisten de afgifte van GABA in de hersenen [83]. De stimulatie van afgifte van GABA zorgt voor een remming van prikkeloverdracht in de hersenen, wat zich uit in verminderde angst en verlaging van de spiertonus (de mate van spanning van de spieren). GABA werkt mogelijk anders bij vrouwen dan bij mannen. Dit zou te maken kunnen hebben met een biologisch verschil tussen mannen en vrouwen en de werking van benzodiazepine agonisten [84]. Namelijk dat het medicijn bij mannen minder goed bindt aan structuren in de hersenen, dan bij vrouwen [84]. Het is hierdoor mogelijk dat benzodiazepine agonisten beter werken bij vrouwen. Er is echter meer onderzoek nodig om duidelijk te maken wat deze biologische verschillen tussen mannen en vrouwen precies zijn [80, 82]. Naast benzodiazepine agonisten worden ook melatonine agonisten voorgeschreven bij slaapproblemen. Uit eerder onderzoek blijkt dat er geen gender verschillen zijn bij het gebruik van deze medicatie [81]. 

 

 


 

 

4. Conclusie en aanbevelingen

4.1 Conclusie

Samenvattend kan er gesteld worden dat de interactie tussen de ziekte van Alzheimer en slaapstoornissen bidirectioneel is. Aan de ene kant kan de ziekte van Alzheimer slaapproblemen veroorzaken, aan de andere kant kunnen slaapproblemen er voor zorgen dat bij cognitief gezonde mensen de kans op het krijgen van Alzheimer of cognitieve achteruitgang vergroot wordt. Uit onderzoek blijkt dat medicamenteuze behandeling van slaapstoornissen interacteert met de ziekte van Alzheimer. Patiënten met slaapstoornissen die behandeld worden met benzodiazepine agonisten hebben een verhoogde kans op het krijgen van de ziekte van Alzheimer. Patiënten met de ziekte van Alzheimer die behandeld worden met Melatonine hebben daarentegen verminderde kans op slaapstoornissen. Daarnaast blijkt uit de literatuur dat er interactie is tussen medicatie voor de ziekte van Alzheimer en slaapstoornissen. Het is dus van belang om in de gaten te houden dat bepaalde medicatie van beide ziekten met elkaar kunnen interacteren, omdat dit negatieve invloed kan hebben voor de patiënt.

 

4.2 Aanbevelingen

Omdat de populatie van Alzheimerpatiënten steeds groter wordt, vormt het naast elkaar bestaan van slaapproblemen en Alzheimer een belangrijk gezondheidsprobleem. Meer onderzoek en extra aandacht voor slaapproblemen bij Alzheimer kan de kwaliteit van leven van deze patiënten en hun verzorgers bevorderen. Suggesties voor vervolgonderzoek betreffen de volgende onderwerpen:

  • Aanvullend gender onderzoek. Uit eerder onderzoek blijkt dat er gender verschillen zijn bij de ziekte van Alzheimer. Door middel van vervolgonderzoek kan men deze verschillen mogelijk verklaren, waardoor persoonlijke behandelmethodes verbeterd kunnen worden. 
  • Aanvullend onderzoek naar de interactie van slaapmedicatie en medicatie voor de ziekte van Alzheimer. Tot op heden is er bekend dat beide medicaties slaperigheid kunnen veroorzaken en inname van beide medicaties kan ook zorgen voor slaperigheid overdag. Als hier meer over bekend is door vervolgonderzoek kan dit probleem wellicht verholpen worden. 
  • Aanvullend onderzoek melatonine bij slaapstoornissen bij patiënten met Alzheimer. Melatonine heeft weinig bijwerkingen en verminderd de kans op slaapstoornissen bij patiënten met Alzheimer. Met aanvullend onderzoek kan onderzocht worden of dit medicijn vaker voorgeschreven kan worden bij Alzheimer patiënten.
  • Aanvullend onderzoek naar niet-medicamenteuze slaapprobleem interventies bij patiënten met Alzheimer. Aangezien medicatie voor Alzheimer en slaapstoornissen interacteren, kan een niet-medicamenteuze interventie een goede oplossing zijn. Uit onderzoek blijkt dat BLT de beste optie is bij slaapproblemen. Maar er is niet bekend of dat dit ook de beste optie is bij Alzheimerpatiënten. 

 

Op deze WIKI pagina is geprobeerd een zo volledig mogelijk beeld te geven van de ziekte van Alzheimer en slaapproblemen voorkomend bij deze ziekte. Duidelijk is dat er meer onderzoek en kennis nodig is om artsen betere handvatten te geven zodat de zorg voor de patiënten en hun verzorgers geoptimaliseerd kan worden. Verbeterde persoonlijke behandeling van de ziekte van Alzheimer met aandacht voor psychische klachten zal kunnen leiden tot een hogere kwaliteit van leven en een betere prognose.

 

 

5. Auteurs

Nikki van Beeck, BSc

Madelon Engelen, BSc

Diede Huijbregts, BSc

Elise Immink, BSc

 

Tilburg University, 2018

 

 

6. Literatuurlijst

[1] Brookmeyer R, Gray S, Kawas C (1998). Projections of Alzheimer’s disease in the United States and the public health impact of delaying disease onset. American Journal of Public Health, 88:1337–42. 

[2] Reitz, C., Brayne, C., & Mayeux, R. (2011). Epidemiology of Alzheimer disease. Nature Reviews Neurology7(3), 137.

[3] Villa, C., Ferini-Strambi, L., & Combi, R. (2015). The synergistic relationship between Alzheimer’s disease and sleep disorders: an update. Journal of Alzheimer's Disease46(3), 571-580.       

[4] Cipriani, G., Lucetti, C., Danti, S., & Nuti, A. (2015). Sleep disturbances and dementia. Psychogeriatrics15(1), 65-74. doi:10.1111/psyg.12069

[5] Stahl, S. M. (2000). Essential psychopharmacology: Neuroscientific basis and practical applications. Cambridge university press.

[6] Alzheimer’s, A. (2015). 2015 Alzheimer's disease facts and figures. Alzheimer's & dementia: the journal of the Alzheimer's Association11(3), 332.

[7] American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Washington, DC: Author. 

[8] Alzheimer (2018). Geraadpleegd op 7 maart 2018, van https://www.hersenstichting.nl/alles- over-hersenen/hersenaandoeningen/alzheimer

[9] Ziekte van Alzheimer (2018). Geraadpleegd op 7 maart 2018, vahttps://www.alzheimer- nederland.nl/dementie/oorzaken-preventie/oorzaken

[10] Caselli, R. J., Dueck, A. C., Osborne, D., Sabbagh, M. N., Connor, D. J., Ahern, G. L., ... & Locke, D. E. (2009). Longitudinal modeling of age-related memory decline and the APOE ε4 effect. New England Journal of Medicine361(3), 255-263.

[11] Volksgezondheid (2016). Dementie > Cijfers & Context. Geraadpleegd op 8 maart 2018, van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/dementie/cijfers-context/huidige-situatie#

[12] Stichting Alzheimer Nederland (2018). Geraadpleegd op 18 april 2018, van https://www.alzheimer-nederland.nl/dementie/feiten-cijfers

[13] Rocca, W. A., Petersen, R. C., Knopman, D. S., Hebert, L. E., Evans, D. A., Hall, K. S., ... & White, L. R. (2011). Trends in the incidence and prevalence of Alzheimer’s disease, dementia, and cognitive impairment in the United States. Alzheimer's & dementia: the journal of the Alzheimer's Association7(1), 80-93.

[14] Brookmeyer, R., Johnson, E., Ziegler-Graham, K., & Arrighi, H. M. (2007). Forecasting the global burden of Alzheimer’s disease. Alzheimer's & dementia: the journal of the Alzheimer's Association3(3), 186-191.

[15] McKhann, G. M., Knopman, D. S., Chertkow, H., Hyman, B. T., Jack, C. R., Kawas, C. H., ... & Mohs, R. C. (2011). The diagnosis of dementia due to Alzheimer’s disease: Recommendations from the National Institute on Aging-Alzheimer’s Association workgroups on diagnostic guidelines for Alzheimer's disease. Alzheimer's & dementia: the journal of the Alzheimer's Association7(3), 263-269.

[16] Alzheimer Society (2015). Factsheet: The progression of Alzheimer’s disease and other dementias. Opgehaald op 8 maart, van https://www.alzheimers.org.uk/downloads/file/1772/factsheet_the_progression_of_alzheimers_disease_and_other_dementias

[17] Sperling, R. A., Aisen, P. S., Beckett, L. A., Bennett, D. A., Craft, S., Fagan, A. M., ... & Park, D. C. (2011). Toward defining the preclinical stages of Alzheimer’s disease: Recommendations from the National Institute on Aging-Alzheimer's Association workgroups on diagnostic guidelines for Alzheimer's disease. Alzheimer's & dementia: the journal of the Alzheimer's Association7(3), 280-292. 

[18] Stichting Alzheimer Nederland (2018). Geraadpleegd op 8 maart 2018, van https://dementie.nl/medicatie/medicatie-om-dementie-te behandelen

[19] Apotheek (2018). Geraadpleegd op 8 maart 2018, van https://www.apotheek.nl/medicijnen/donepezil

[20] Dementia (2018). Geraadpleegd op 30 maart 2018, van http://www.dementia.nl/behandeling/medicijnen/

[21] Gezondheidsnet (2018). Geraadpleegd op 30 maart 2018, van https://www.gezondheidsnet.nl/medicijnen/groepen/acetylcholine-esterase-remmers-anti-acetylcholine-esterasen

[22] Beweging in ouderenzorg (2018). Geraadpleegd op 8 maart 2018, van https://btsg.nl/medicatie-ziekte-alzheimer/

[23] Simpto (2018). Geraadpleegd op 8 maart 2018, van https://www.simpto.nl/behandeling/memantine/

[24] Farmacotherapeutisch kompas Rivastigmine (2018). Geraadpleegd op 8 maart 2018 van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/r/rivastigmine

[25] Farmacotherapeutisch kompas Galantamine (2018). Geraadpleegd op 8 maart 2018, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/g/galantamine

[26] Farmacotherapeutisch kompas Donepezil (2018). Geraadpleegd op 8 maart 2018, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/d/donepezil

[27] Farmacotherapeutisch kompas Memantine (2018). Geraadpleegd op 8 maart 2018, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/m/memantine

[28] Lopez, O. L., Becker, J. T., Sweet, R. A., Klunk, W., Kaufer, D. I., Saxton, J.,... Dekosky, S. T. (2003). Psychiatric symptoms vary with the severity of dementia in probable Alzheimer’s disease. Journal of Neuropsychiatry and Clinical Neurosciences, 15(3), 346-353.

[29] Scoralick, F. M., Louzada, L. L., Quintas, J. L., Naves, J. S., Camargos, E. F., & Nóbrega, O. T. (2017). Mirtazapine does not improve sleep disorders in Alzheimer's disease: Results from a doubleblind, placebocontrolled pilot study. Psychogeriatrics17(2), 89-96. doi:10.1111/psyg.12191

[30] Shimabukuro, J., Awata, S., & Matsuoka, H. (2005). Behavioral and psychological symptoms of dementia characteristic of mild Alzheimer patients. Psychiatry and clinical neurosciences59(3), 274-279.

[31] Ancoli-Israel S, Klauber MR, Gillin JC, Campbell SS, Hofstetter CR. Sleep in non-institutionalized Alzheimer’s disease patients. (1994). Aging (Milano), 6, 451–458. 

[32] dementie.nl (2018). Geraadpleegd op 20 april 2018, vawww.dementie.nl/informatie 

[33] Ismail, Z., Herrmann, N., Francis, P. L., Rothenburg, L. S., Lobaugh, N. J., Leibovitch, F. S., & ... Lanctôt, K. L. (2009). A SPECT study of sleep disturbances and Alzheimer's disease. Dementia And Geriatric Cognitive Disorders27(3), 254-259. doi:10.1159/000203889

[34] Kinnunen, K. M., Vikhanova, A., & Livingston, G. (2017). The management of sleep disorders in dementia: an update. Current opinion in psychiatry, 30(6), 491-497.

[35] Vitiello, M. V., & Borson, S. (2001). Sleep disturbances in patients with Alzheimer's disease: Epidemiology, pathophysiology and treatment. CNS Drugs, 15(10), 777-796. doi:10.2165/00023210-200115100-00004

[36] Eshkoor, S. A., Hamid, T. A., Nudin, S. H., & Mun, C. Y. (2013). The effects of social support and having a partner on sleep quality in dementia. American Journal Of Alzheimer's Disease And Other Dementias28(3), 253-257. doi:10.1177/1533317513481098

[37] Lee, J., Lee, K. J., & Kim, H. (2017). Gender differences in behavioral and psychological symptoms of patients with Alzheimer’s disease. Asian Journal Of Psychiatry, 26124-128. doi:10.1016/j.ajp.2017.01.027

[38] Suh, G., & Kim, S. K. (2004). Behavioral and psychological signs and symptoms of dementia (BPSD) in antipsychotic-naïve Alzheimer's Disease patients. International Psychogeriatrics16(3), 337-350. doi:10.1017/S1041610204000432

[39] Zhao, Q., Tan, L., Wang, H., Jiang, T., Tan, M., Tan, L., & ... Yu, J. (2016). The prevalence of neuropsychiatric symptoms in Alzheimer's disease: Systematic review and meta-analysis. Journal Of Affective Disorders, 190264-271. doi:10.1016/j.jad.2015.09.069

[40] Zahodne, L. B., Ornstein, K., Cosentino, S., Devanand, D. P., & Stern, Y. (2015). Longitudinal relationships between Alzheimer disease progression and psychosis, depressed mood, and agitation/aggression. The American Journal of Geriatric Psychiatry23(2), 130-140.

[41] Schnaider Beeri, M., Werner, P., Davidson, M., & Noy, S. (2002). The cost of behavioral and psychological symptoms of dementia (BPSD) in community dwelling Alzheimer's disease patients. International journal of geriatric psychiatry17(5), 403-408.

[42] Vinkers, C. H., Tijdink, J. K., Luykx, J. J., & Vis, R. (2012). Kiezen voor de juiste benzodiazepine. Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde, 156.

[43] Farmacotherapeutisch Kompas. (2017). Temazepam. Geraadpleegd op 10 maart 2018, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/t/temazepam

[44] Farmacotherapeutisch Kompas. (2017). Lormetazepam. Geraadpleegd op 10 maart 2018, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/l/lormetazepam 

[45] Farmacotherapeutisch Kompas. (2017). Benzodiazepinen agonisten. Geraadpleegd 10 maart 2018, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/benzodiazepine_agonisten 

[46] Velghe, A., Petrovic, M., Mariman, A., & Michielsen, W. (2007). Slapeloosheid bij de oudere: farmacologische aanpak. Tijdschrift voor Geneeskunde63(20), 969. 

[47] Farmacotherapeutisch Kompas. (2017). Melatonine. Geraadpleegd op 10 maart 2018, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/m/melatonine 

[48] Lim, A. S., Kowgier, M., Yu, L., Buchman, A. S., Bennett, D. A. (2013). Sleep fragmentation and the risk of incident Alzheimer’s disease and cognitive decline in older persons. Sleep, 36(7), 1027–1032.

[49] Lim, A. S., Yu, L., Kowgier, M., Schneider, J. A., Buchman, A. S., & Bennett, D. A. (2013). Modification of the relationship of the apolipoprotein E ε4 allele to the risk of Alzheimer disease and neurofibrillary tangle density by sleep. JAMA neurology70(12), 1544-1551.

[50] Ju, Y. E. S., McLeland, J. S., Toedebusch, C. D., Xiong, C., Fagan, A. M., Duntley, S. P., ... & Holtzman, D. M. (2013). Sleep quality and preclinical Alzheimer disease. JAMA neurology70(5), 587-593.

[51] Ju, Y. E., Lucey, B. P., and Holtzman, D. M. (2014). Sleep and Alzheimer disease pathology—a bidirectional relationship. Nature Reviews Neurology 10, 115–119. doi: 101038/nrneurol.2013.269 

[52] Peter-Derex, L., Yammine, P., Bastuji, H., & Croisile, B. (2015). Sleep and Alzheimer's disease. Sleep Medicine Reviews1929-38. doi:10.1016/j.smrv.2014.03.007  

[53] Salami, O., Lyketsos, C., & Rao, V. (2011). Treatment of sleep disturbance in Alzheimer's dementia. International journal of geriatric psychiatry26(8), 771-782.

[54] McCurry, S. M., Pike, K. C., Vitiello, M. V., Logsdon, R. G., Larson, E. B., & Teri, L. (2011). Increasing walking and bright light exposure to improve sleep in communitydwelling persons with Alzheimer's Disease: results of a randomized, controlled trial. Journal of the American Geriatrics Society59(8), 1393-1402.

[55] Sekiguchi, H., Iritani, S., & Fujita, K. (2017). Bright light therapy for sleep disturbance in dementia is most effective for mild to moderate Alzheimer's type dementia: a case series. Psychogeriatrics17(5), 275-281.

[56] Landry, G. J., & Liu-Ambrose, T. (2014). Buying time: a rationale for examining the use of circadian rhythm and sleep interventions to delay progression of mild cognitive impairment to Alzheimer’s disease. Frontiers in aging neuroscience6, 325.

[57] van Someren, E. J. W., Mirmiran, M., & Swabb, D. F. (1993). Non-pharmacological treatment of sleep and wake disturbances in aging and Alzheimer’s disease: Chrono-biological perspectives. Behavioral Brain Research, 57, 235-253.

[58] Eggermont LH, Scherder EJ. (2006). Physical activity and behaviour in dementia: a review of the literature and implications for psychosocial intervention in primary care. Dementia 5: 411–28. 

[59] Song, Y., Dowling, G. A., Wallhagen, M. I., Lee, K. A., & Strawbridge, W. J. (2010). Sleep in older adults with Alzheimer's disease. Journal of Neuroscience Nursing42(4), 190-198.

[60] Dowling, G. A. (1996). Behavioral intervention strategies for sleep-activity disruption. International psychogeriatrics8(S1), 77-86. 

[61] Stepanski, E. J., & Wyatt, J. K. (2003). Use of sleep hygiene in the treatment of insomnia. Sleep medicine reviews7(3), 215-222. 

[62] Defrancesco, M., Marksteiner, J., Fleischhacker, W. W., & Blasko, I. (2015). Use of benzodiazepines in Alzheimer's disease: a systematic review of literature. International Journal of Neuropsychopharmacology, 18(10), 1-11.  

[63] Gallacher, J., Elwood, P., Pickering, J., Bayer, A., Fish, M., & Ben-Shlomo, Y. (2011). Benzodiazepine use and risk of dementia: evidence from the Caerphilly Prospective Study (CaPS). J Epidemiol Community Health, jech-2011.

[64] Stewart, S. A. (2005). The effects of benzodiazepines on cognition. The Journal of clinical psychiatry.

[65] de Gage, S. B., Moride, Y., Ducruet, T., Kurth, T., Verdoux, H., Tournier, M., ... & Bégaud, B. (2014). Benzodiazepine use and risk of Alzheimer’s disease: case-control study. Bmj349, g5205.

[66] dos Santos Moraes, W. A., Poyares, D. R., Guilleminault, C., Ramos, L. R., Bertolucci, P. H. F., & Tufik, S. (2006). The effect of donepezil on sleep and REM sleep EEG in patients with Alzheimer disease: a double-blind placebo-controlled study. Sleep29(2), 199-205.

[67] Cardinali, D. P., Brusco, L. I., Liberczuk, C., & Furio, A. M. (2002). The use of melatonin in Alzheimer's disease. Neuro endocrinology letters23, 20-23.

[68] Wang, J. Z., & Wang, Z. F. (2006). Role of melatonin in Alzheimer-like neurodegeneration. Acta Pharmacologica Sinica27(1), 41. 

[69] Cooke, J. R., Loredo, J. S., Liu, L., Marler, M., Corey-Bloom, J., Fiorentino, L., ... & Ancoli-Israel, S. (2006). Acetylcholinesterase inhibitors and sleep architecture in patients with Alzheimer’s disease. Drugs & aging23(6), 503-511.

[70] Naharci, M. I., Ozturk, A., Yasar, H., Cintosun, U., Kocak, N., Bozoglu, E., ... & Doruk, H. (2015). Galantamine improves sleep quality in patients with dementia. Acta Neurologica Belgica115(4), 563-568.

[71] de Oliveira, F. F., Bertolucci, P. H. F., Chen, E. S., & Smith, M. D. A. C. (2014). Assessment of sleep satisfaction in patients with dementia due to Alzheimer’s disease. Journal of Clinical Neuroscience21(12), 2112-2117.

[72] Schmidt, R., Kienbacher, E., Benke, T., Dal-Bianco, P., Delazer, M., Ladurner, G., ... & Stoegmann, E. (2008). Sex differences in Alzheimer's disease. Neuropsychiatrie: Klinik, Diagnostik, Therapie Und Rehabilitation: Organ Der Gesellschaft Osterreichischer Nervenarzte Und Psychiater, (1), 1-15.

[73] Ott, B. R. (2003). Gender differences in Alzheimer's disease. Psychiatric Times, 20(2), 46-46.

[74] Mielke, M. M., Vemuri, P., & Rocca, W. A. (2014). Clinical epidemiology of Alzheimer’s disease: assessing sex and gender differences. Clinical epidemiology, 6, 37.

[75] Giedd, J. N., Raznahan, A., Mills, K. L., & Lenroot, R. K. (2012). Magnetic resonance imaging of male/female differences in human adolescent brain anatomy. Biology of Sex Differences, 3(1), 19.

[76] Katzman, R. (1993). Education and the prevalence of dementia and Alzheimer's disease. Neurology.

[77] Fratiglioni, L., Grut, M., Forsell, Y., Viitanen, M., Grafström, M., Holmen, K., ... & Winblad, B. (1991). Prevalence of Alzheimer's disease and other dementias in an elderly urban population: Relationship with age, sex, and education. Neurology, 41(12), 1886-1886.

[78] Schneider, A. L., Sharrett, A. R., Patel, M. D., Alonso, A., Coresh, J., Mosley, T., ... & Gottesman, R. F. (2012). Education and cognitive change over 15 years: the atherosclerosis risk in communities study. Journal of the American Geriatrics Society60(10), 1847-1853.

[79] López-Pousa, S., Olmo, J. G., Franch, J. V., Estrada, A. T., Cors, O. S., Nierga, I. P., & Gelada-Batlle, E. (2006). Comparative analysis of mortality in patients with Alzheimer’s disease treated with donepezil or galantamine. Age and ageing, 35(4), 365-371.

[80] Van Der Waals, F. W., Mohrs, J., & Foets, M. (1993). Sex differences among recipients of benzodiazepines in Dutch general practice. Bmj307(6900), 363-366.

[81] Saxon, L., Hiltunen, A. J., Hjemdahl, P., & Borg, S. (2001). Gender-related differences in response to placebo in benzodiazepine withdrawal: a single-blind pilot study. Psychopharmacology153(2), 231-237.

[82] Franconi, F., Brunelleschi, S., Steardo, L., & Cuomo, V. (2007). Gender differences in drug responses. Pharmacological research55(2), 81-95.

[83] Hulpgids (2018). Geraadpleegd op 10 april 2018, van https://hulpgids.nl/informatie/medicijnen/anxiolytica-en-hypnotica/ 

[84] Divoll, M., Greenblatt, D. J., Harmatz, J. S., & Shader, R. I. (2000). Effect of age and gender on disposition of temazepam. Journal of pharmaceutical sciences70(10), 1104-1107.  

 

Figuur 3. De interactie tussen de ziekte van Alzheimer, Slaapproblemen en           medicatie voor de ziekte van Alzheimer en medicatie voor slaapproblemen. Een ‘+’ geeft aan dat de variabele een positief verband – toename van effect – heeft op de variabele waar de pijl naar wijst. Een ‘-’ geeft aan dat de variabele een negatief verband – afname van effect – heeft op de variabele waar de pijl naar wijst 

1.     Van Der Waals, F. W., Mohrs, J., & Foets, M. (1993). Sex differences among recipients of benzodiazepines in Dutch general practice. Bmj307(6900), 363-366.

Comments (0)

You don't have permission to comment on this page.