| 
  • If you are citizen of an European Union member nation, you may not use this service unless you are at least 16 years old.

  • You already know Dokkio is an AI-powered assistant to organize & manage your digital files & messages. Very soon, Dokkio will support Outlook as well as One Drive. Check it out today!

View
 

COPD en intimiteit

Page history last edited by Paula M.C. Mommersteeg 4 years, 11 months ago

[terug naar de startpagina]

 

Copyright M. van Leeuwen, 2019.

 

 

Welkom op de WIKI pagina over COPD en intimiteit. COPD is een afkorting van de Engelse term ‘Chronic Obstructive Pulmonary Disease’ [1]. Het is een chronische longaandoening, wat betekent dat het een langdurige en blijvende ziekte is [1]. Daarnaast heeft COPD een progressief verloop, waarbij de ziekte na verloop van tijd zal verergeren en de ernst van de symptomen zullen toenemen. In het kort is COPD een verzamelnaam voor de ziekten longemfyseem en chronische bronchitis, zoals verder in deze WIKI te lezen is [1]. 

 

Het hebben van een chronische ziekte heeft een grote invloed op het leven voor zowel de patiënt als partner, wat de intimiteit van een koppel sterk kan beïnvloeden. Bovendien promoot intimiteit de gezondheidsstatus van zowel de patiënt als de partner [2]. Daarnaast ervaren veel patiënten met COPD, intimiteitsproblemen [3]. Er is weinig informatie voor patiënten en professionals ter beschikking over intimiteitsproblemen bij de ziekte COPD. Daarom heeft deze WIKI pagina gekozen om te kijken naar het intimiteitsaspect bij patiënten met COPD.

 

Op deze WIKI pagina zal allereerst gekeken worden naar wat COPD precies inhoudt. Vervolgens wordt ingezoomd op intimiteitsproblematiek. Als laatste worden de factoren besproken die een rol spelen in het verband tussen COPD en intimiteitsproblematiek.

Houd bij het lezen van deze WIKI pagina in gedachten dat alle patiënten met COPD anders zijn. Patiënten kunnen verschillen in de klachten die zij ervaren, onderliggende mechanismen die een rol spelen en in de reactie op de behandeling. In deze WIKI pagina wordt onderbouwing gegeven door middel van wetenschappelijk onderzoek, deze gegevens zijn echter gebaseerd op groepen patiënten. Daarnaast is het merendeel van het onderzoek gericht op mannelijke patiënten met COPD, wat het lastig maakt om uitspraken te doen over de relatie tussen COPD en intimiteitsproblematiek voor vrouwelijke patiënten met COPD.

 


1. COPD

 

1.1  Wat is COPD?

 

COPD staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease. Het is een longziekte die gekenmerkt wordt door een chronische vernauwing van de luchtwegen [1]. Deze vernauwing leidt tot een beperking van de luchtstroom en dit zorgt vervolgens voor ademhalingsproblemen [1]. De vernauwing wordt veroorzaakt door een abnormale ontstekingsreactie van de longen doordat er schadelijke deeltjes of gassen zijn ingeademd [1]. COPD is een verzamelnaam voor chronische bronchitis en longemfyseem [1]. Chronische bronchitis houdt in dat de bronchiën voortdurend zijn ontstoken [4]. Er wordt hierdoor meer slijm aangemaakt waardoor het ademhalen moeilijker gaat [4]. Bij longemfyseem gaan er longblaasjes kapot [4]. Longblaasjes zorgen ervoor dat zuurstof in het bloed terecht komt. Wanneer er minder longblaasjes zijn, wordt er minder zuurstof opgenomen in het bloed, wat leidt tot benauwdheid [4]. COPD is een ziekte die in veel gevallen te voorkomen is door niet te roken [1]. Wanneer er sprake is van COPD, kan de vernauwing van de luchtwegen niet volledig worden teruggedraaid [1]. De behandeling van COPD is daarom niet gericht op genezing, maar op het verlichten van symptomen [1].

 

De onderstaande video is ter ondersteuning van de bovenstaande uitleg over COPD.

Video 1: Longfonds (2019), COPD - Wat gebeurt er in je longen? [113]

Copyright Longfonds, 2019.

 

1.1.1 Symptomen

Het meest kenmerkende symptoom van COPD is de chronische en progressieve benauwdheid [5]. Benauwdheid is een belangrijke oorzaak voor een invaliderende levensstijl en angst in patiënten met COPD [6]. Andere symptomen zijn hoesten met slijmproductie, kortademigheid, een piepende ademhaling, vermoeidheid en weinig spierkracht [5]. Vermoeidheid en weinig spierkracht treden op doordat er veel energie verbruikt wordt door het lichaam. Dit komt deels doordat het veel energie kost om steeds te hoesten en benauwd te zijn en deels doordat het lichaam continu bezig is met het vechten tegen de ontstekingen in de longen [5]. Deze symptomen kunnen van dag tot dag variëren, wat betekent dat de symptomen de ene dag meer aanwezig kunnen zijn dan de andere dag [7]. Ten slotte kan gewichtsverandering een symptoom zijn van COPD [5]. Aan de ene kant kan er sprake zijn van gewichtsafname doordat er veel energie verbruikt wordt door het lichaam [5]. Aan de andere kant kan er sprake zijn van gewichtstoename doordat patiënten te vermoeid en benauwd zijn om te koken, als gevolg hiervan kiezen sommige patiënten vaker voor ongezond eten. Bovendien is het moeilijker om actief in beweging te blijven [5]. 

Één van de symptomen van COPD kan een longaanval zijn [5], een longaanval wordt ook wel een exacerbatie genoemd [8]. Bij een longaanval worden de eerder beschreven symptomen van benauwdheid, kortademigheid en hoesten plotseling erger [1, 8]. In de meeste gevallen wordt een longaanval veroorzaakt door een luchtweginfectie [1]. Het hebben van een longaanval gaat gepaard met een afname van de longfunctie, die niet is terug te draaien [1].

 

De onderstaande video is ter ondersteuning van de bovenstaande uitleg over longaanvallen.

Video 2: Longfonds (2019) Wat is een longaanval? [114]

Copyright Longfonds, 2019.

 

1.1.2 Diagnose

Om de diagnose van COPD te kunnen stellen, zal er als eerste een anamnese worden afgenomen [9]. Een anamnese is de voorgeschiedenis van de patiënt zijn ziekte. Er wordt gevraagd naar iemand zijn klachten en of er fysieke en/of sociale beperkingen worden ervaren, zoals problemen met werk en/of slaapkwaliteit [9]. Daarna worden de risicofactoren uitgevraagd. De belangrijkste risicofactor voor COPD is roken of ooit in het verleden te hebben gerookt [9].


Na de anamnese zal er een lichamelijk onderzoek plaatsvinden [9]. De huisarts let hierbij op de mate van de benauwdheid, hoe vaak en hoe snel iemand ademhaalt en eventueel gebruik van hulpademhalingsspieren (spieren in de hals en schoudergordel) [9]. Vervolgens wordt er geluisterd naar eventuele afwijkingen in de hartslag en in de ademhaling [9]. Het laatste onderdeel van het lichamelijk onderzoek is het vaststellen van het BMI (Body Mass Index) [9].

Om de diagnose van COPD te kunnen stellen, is er altijd een spirometrie nodig, zonder een spirometrie mag de diagnose van COPD niet gesteld worden [10]. Een spirometrie is een test waarmee iemands longfunctie gemeten kan worden [11]. Dit gebeurt door middel van een spirometer [11], wat een apparaat is waarin een patiënt moet blazen. Een patiënt ademt zelf in en ademt zo hard mogelijk uit in het apparaat. Het apparaat meet vervolgens de ‘Forced Expiratory Volume in één seconde’ waarde (FEV1 waarde) [9]. Met andere woorden: de hoeveelheid lucht die iemand met kracht kan uitademen binnen één seconde. Op basis van de FEV1 waarde wordt de ernst van de COPD bepaald [1]. Hoe lager de FEV1 waarde is, hoe erger iemands luchtwegen vernauwd zijn [1].


1.1.3 Etiologie

Roken is de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van COPD [9]. Ongeveer 90% van alle gevallen van COPD is ontstaan door rookgedrag [1]. Echter, niet alle rokers ontwikkelen COPD, het percentage rokers dat COPD ontwikkelt ligt tussen de 20 en 25% [1]. De reden dat niet alle rokers COPD krijgen, komt doordat het ontstaan van COPD ook afhangt van iemand zijn genen [1]. Bepaalde genen zorgen ervoor dat iemand kwetsbaarder kan zijn voor COPD wanneer diegene ook rookt [1]. Behalve roken, zijn er ook nog enkele andere oorzaken voor het ontwikkelen van COPD. Één hiervan is chronische blootstelling van de longen aan schadelijke deeltjes zoals (fijn)stof, gassen of dampen [9]. Dit komt vaak voor bij beroepsmatige blootstelling, zoals bij mijnwerkers, bakkers en schilders [9]. Andere risicofactoren voor COPD zijn een aangeboren enzymtekort (alfa-1-antitrypsinedeficiëntie), een laag geboortegewicht, vroeggeboorte, onvoldoende behandelde astma, passief roken of gebruik van drugs die geïnhaleerd worden [9].

 

1.1.4 Epidemiologie

In Tabel 1 is de prevalentie, incidentie en mortaliteit weergegeven van patiënten met COPD in Nederland voor 2017. Prevalentie betekent hoe vaak een ziekte voorkomt op een bepaald moment. In 2017 waren er in totaal 626.200 personen gediagnosticeerd met COPD [12]. De incidentie gaat over het aantal nieuwe gevallen van een ziekte binnen een jaar. Naar schatting waren er destijds 37.200 nieuwe mensen gediagnosticeerd met COPD [12]. Deze getallen zijn mogelijk te laag. Dit komt doordat niet alle patiënten met COPD-klachten naar de huisarts gaan of omdat de huisarts de klachten niet meteen als COPD onderkent [12]. De mortaliteit, hoeveel personen overleden zijn aan een ziekte, lag voor COPD op 6.820 personen in 2017 [13].

 

Tabel 1. NIVEL zorgregistraties: prevalentie, incidentie en mortaliteit van patiënten met COPD in Nederland (2017) [12,13].

 

 

Mannen

Vrouwen

Totaal

Prevalentie

Chronische bronchitis

63.100

75.200

138.300

 

Emfyseem

250.200

237.700

487.900

 

Totaal

313.300

312.900

626.200

Incidentie

Chronische bronchitis

4.900

5.500

10.400

 

Emfyseem

13.700

13.100

26.800

 

Totaal

18.600

18.600

37.200

Mortaliteit

 

3.457

3.363

6.820

Copyright M. van den Heuvel, 2019.

 

1.1.5 Prognose

COPD heeft een progressief verloop [1]. Dit houdt in dat hoe meer tijd er verstrijkt, hoe erger de ziekte wordt en hoe meer klachten iemand zal ondervinden. Wanneer COPD vroeg wordt gediagnosticeerd, kan verdere schade aan de longen beperkt worden door te stoppen met roken en door middel van medicijnen [1]. In de meeste gevallen wordt COPD echter pas laat gediagnosticeerd omdat patiënten vaak niet met hun klachten naar de huisarts gaan [9]. Het verloop van COPD kan per persoon sterk verschillen. Het is onder andere afhankelijk van de ernst van de vernauwing en de beschadiging van de luchtwegen [9]. Om een indicatie te krijgen van de prognose van COPD, heeft een organisatie genaamd Global Initiave for Chronic Obstructive Lung Disease (GOLD) een classificatie ontwikkeld [1]. Deze classificatie heet de GOLD-classificatie [1] en is gebaseerd op de FEV1 waarden [1]. Op basis van deze waarden wordt een patiënt ingedeeld in één van de vier GOLD stadia [1]. Hierbij geldt hoe hoger het stadia, hoe slechter het verloop van de ziekte [1]. In Tabel 2 is de GOLD-classificatie weergegeven.

Tabel 2. GOLD stadia van COPD [1].

Stadium COPD

FEV1 (% van voorspelde waarde)

GOLD 1 - Mild

FEV1 hoger dan 80%

GOLD 2 - Matig

FEV1 tussen de 80% en 50%

GOLD 3 – Ernstig

FEV1 tussen de 50% en 30%

GOLD 4 – Zeer ernstig

FEV1 lager dan 30%

Copyright M. van den Heuvel, 2019.

 

Naast de longfunctie zijn er ook nog andere factoren die een rol spelen in het verloop van COPD. Een belangrijke factor is het optreden van longaanvallen, dit leidt tot een verslechtering van de longfunctie en een groter risico op overlijden [1]. Daarnaast spelen comorbiditeiten ook een rol [9]. Comorbiditeit houdt in dat één patiënt meerdere aandoeningen tegelijkertijd heeft. Aandoeningen die vaak tegelijkertijd met COPD voorkomen zijn hart- en vaatziekten, longkanker, diabetes, botontkalking, obstructief slaap-apneusyndroom, angst en depressie [9]. Het hebben van comorbiditeiten is ongunstig voor het verloop van COPD [9].

1.2  Behandeling van COPD

 

1.2.1 Medicamenteuze behandeling

De medicamenteuze behandeling bij COPD is niet gericht op genezing. Tot op heden is namelijk niet aangetoond dat medicatie op lange termijn de achteruitgang in longfunctie zou kunnen verminderen [1]. In plaats daarvan is de medicamenteuze behandeling gericht op symptoom bestrijding. Er zijn twee typen medicamenteuze behandeling te onderscheiden. De onderhoudsbehandeling heeft als doel het terugdringen van de dagelijkse symptomen [14]. Deze behandeling wordt altijd gegeven. De aanvalsbehandeling heeft als doel het verminderen van de hoeveelheid en ernst van longaanvallen [14]. De aanvalsbehandeling wordt gestart wanneer een patiënt een longaanval krijgt en wordt stopgezet wanneer de aanval voorbij is. Beide typen behandelingen hebben daarnaast als doel om de inspanningstolerantie en de gezondheidsstatus van de patiënt te verbeteren [1].

Bij het lezen van de onderstaande informatie moet men zich er bewust van zijn dat hier slechts een overzicht wordt gegeven van de meest voorkomende typen medicatie bij COPD. Bij het voorschrijven van medicatie aan een patiënt wordt echter rekening gehouden met een aantal patiëntgebonden factoren, zoals de ernst van de symptomen en de ernst van longaanvallen [1]. Ook wordt er een afweging gemaakt tussen de positieve werking van het medicijn en de mogelijke bijwerkingen die iemand ervaart [1]. 

 

Onderhoudsbehandeling: 

  1. In eerste instantie krijgt de patiënt een kortwerkende luchtwegverwijder [14]. Deze zorgt ervoor dat de spiertjes rondom de luchtwegen verslappen voor een periode van maximaal 6 uur [15]. De luchtwegen worden dan wijder, waardoor benauwdheid afneemt. 
  2. Als één kortwerkende luchtwegverwijder niet voldoende werkt, kan er gekozen worden voor een andere kortwerkende luchtwegverwijder of kunnen er meerdere tegelijk gegeven worden [14].
  3. Als dit onvoldoende werking heeft en een patiënt heeft last van aanhoudende kortademigheid, wordt in plaats van een kortwerkende luchtwegverwijder een langwerkende voorgeschreven [14]. Deze zorgt ook voor een verwijding van de luchtwegen, maar doet dit gedurende een langere periode van 12-24 uur [15].
  4. Indien dit niet voldoende werkt voor de patiënt, worden er meerdere langwerkende luchtwegverwijders tegelijkertijd voorgeschreven [14]. 
  5. Wanneer iemand jaarlijks twee longaanvallen heeft, kan een inhalatiecorticosteroïd worden toegevoegd [14]. Dit is een ontstekingsremmer die wordt geïnhaleerd. Deze medicijnen verwijden de luchtwegen niet, maar zorgen ervoor dat de luchtwegen minder snel geprikkeld zijn en remmen ontsteking in de luchtwegen [16].

 

Aanvalsbehandeling:

  1. Indien een patiënt een longaanval heeft, wordt direct gestart met een kortwerkende luchtwegverwijder [14]. Het effect hiervan moet binnen een half uur zichtbaar zijn, de patiënt zou hierdoor minder benauwd moeten zijn [15].
  2. Vervolgens wordt gestart met een oraal corticosteroïd [14]. Dit is wederom een ontstekingsremmer, deze wordt nu niet geïnhaleerd, maar wordt nu ingenomen in pil vorm. 
  3. Antibiotica kan worden gegeven indien de arts een indicatie vindt dat de patiënt hier baat bij zou hebben [14]. Deze medicatie bestrijdt bacteriën en wordt dan ook alleen gegeven als een bacterie een rol speelt in de longaanval [14]. 

 

Van ieder type medicatie zijn er verscheidene varianten die voorgeschreven kunnen worden. Ook heeft ieder type medicijn zo zijn eigen bijwerkingen. In Tabel 3 staat aangegeven voor ieder type medicatie welke het meeste worden voorgeschreven en wat de meest voorkomende bijwerkingen zijn. Kijk voor meer informatie over medicatie en hun bijwerkingen op deze website. 

 

Tabel 3. Overzicht van veel gebruikte medicatie bij COPD met veelvoorkomende bijwerkingen.

Type medicatie:

Bekende varianten[14]:

Veelvoorkomende bijwerkingen:

Kortwerkende luchtwegverwijder

  1. Ipratropium
  2. Salbutamol
  3. Terbutaline

 

  1. Hoofdpijn, duizeligheid, droge mond, keelirritatie en misselijkheid [17].
  2. Tachycardie (hoge hartslag), hoofdpijn, zweten, duizeligheid, rusteloosheid, brandend gevoel in tong, smaak veranderingen, misselijkheid [18].
  3. Trillen, hoofdpijn, spierkrampen, tachycardie (hoge hartslag) en hartkloppingen [19].

Langwerkende luchtwegverwijder

  1. Formoterol
  2. Salmeterol
  3. Tiotropium

 

 

  1. Trillen, hoofdpijn, hartkloppingen, duizeligheid, spierkramp, misselijkheid en hoesten [20].
  2. Trillen, hoofdpijn, hartkloppingen en spierkrampen [21].
  3. Droge mond [22].

Inhalatie Corticosteroïd

  1. Fluticason
  2. Beclometason
  3. Budesonide

 

  1. Schimmel in keelholte, heesheid, longontsteking en bronchitis [23].
  2. Schimmel in keelholte, heesheid en geïrriteerde keel [24].
  3. Geïrriteerde keel, heesheid, schimmel in de keelholte, hoest en slikproblemen [25].

Orale Corticosteroïd

  1. Prednisolon

 

  1. Maag darmklachten zoals maagpijn en misselijkheid, meer kans op infecties met bacteriën, virussen en schimmels, hoofdpijn, veranderingen in gevoel en stemming, spierklachten, stoornissen in hartritme en vochtophoping [26].

Antibiotica

  1. Amoxicilline
  2. Doxycycline

 

  1. Diarree, misselijkheid, braken, droge mond, verminderde eetlust, schimmel van de huid en slijmvliezen en winderigheid [27].
  2. Hoge bloeddruk, schimmel, droge mond, ontsteking mond en lip, tandontwikkelingsstoornis en voorhoofdsholte ontsteking [28].

Copyright B. Rozen, 2019.

 

1.2.2 Niet-medicamenteuze behandeling

Medicamenteuze behandeling bij COPD is slechts een gedeelte van de behandeling bij COPD. Deze behandeling gaat altijd in combinatie met niet-medicamenteuze behandeling [1, 9]. Er is namelijk aangetoond dat de combinatie van niet-medicamenteus en medicamenteus het beste is voor de gezondheidsstatus van de patiënt [1]. Aanpassingen in leefstijl van de patiënt en de directe omgeving spelen een grote rol in de niet-medicamenteuze behandeling [9, 29]. De NHG adviseert de volgende aanpassingen in leefstijl [9]:

  • Stoppen met roken: stoppen met roken kan de versnelde achteruitgang van de longfunctie doen remmen [9, 29].
  • Beweging: voldoende beweging wordt aanbevolen bij patiënten met COPD [9]. De longfunctie van patiënten die regelmatig fysiek actief zijn, gaat minder snel achteruit [29]. Ook geldt dat zij minder risico hebben op een longaanval [29].
  • Voedingstoestand: ongewenst gewichtsverlies is geassocieerd met een verminderde overleving [9, 29].
  • Ademhalingsoefeningen: ademhalingsoefeningen kunnen geadviseerd worden om kortademigheid te verminderen [9].
  • Werk: patiënten met COPD ervaren meer stress en hebben vaker een arbeidsongeschiktheidsverklaring [9, 30].

 

Naast leefstijl aanpassingen kan non-medicamenteuze behandeling ook bestaan uit zuurstoftherapie [31]. Kortademigheid wordt soms met zuurstoftherapie behandeld. Patiënten met een zuurstof tekort krijgen hierbij zuurstof toegediend. Hoeveel zuurstof iemand krijgt en hoe lang per dag iemand zuurstof krijgt, is afhankelijk van de individuele situatie [31]. Er blijkt echter tot dusver geen bewijs te zijn voor de effectiviteit van zuurstoftherapie bij kortademigheid [31]. Klik op deze link, voor meer informatie over zuurstoftherapie. 

 

Ten slot zijn er twee mogelijke operaties. De eerste is een longvolume reductie. Hierbij wordt een deel van de beschadigde longblaasjes weggehaald, waardoor de goede longblaasjes meer ruimte krijgen. Zo kan de patiënt beter uitademen en krijgt de patiënt minder longaanvallen [1]. Ten tweede kan een longtransplantatie worden gedaan. Dit verbetert de kwaliteit van leven, maar heeft geen effect op de overleving van de ziekte [1].

 

1.2.3 Seksueel disfunctioneren als gevolg van de behandeling

De medicamenteuze behandeling heeft naast de beoogde effecten ook bijwerkingen, zoals vermeldt in Tabel 3. In deze tabel staan slechts de meest voorkomende bijwerkingen, andere bijwerkingen zijn dus mogelijk. Zo is bekend dat een patiënt als gevolg van de medicamenteuze behandeling ook problemen kan ervaren in het seksueel functioneren [32]. Alhoewel seksueel (dis)functioneren daarmee een relevant onderwerp is bij patiënten met COPD, wordt hier mogelijk niet snel over gepraat. In deze WIKI zal dit moeilijk bespreekbare onderwerp wel worden besproken door dieper in te gaan op intimiteit bij patiënten met COPD. 

 

2. Intimiteit bij COPD

  

Intimiteit is een belangrijk aspect van psychosociaal functioneren met een grote invloed op de kwaliteit van leven van de patiënten en de omgeving [2]. Intimiteit werkt vaak als een beschermende factor voor het krijgen van een ziekte. Bovendien bevordert intimiteit gezondheidsstatus doordat intieme relaties vaak gepaard gaan met meer sociale support [2]. In dit deel zal dieper worden ingegaan op problemen die voorkomen op het gebied van intimiteit bij patiënten met COPD.

 

2.1 Wat is intimiteit?

 

Intimiteit is een breed construct waarvoor al vele definities zijn geformuleerd. Intimiteit wordt in het interpersoonlijke procesmodel van Reis en Shaver (1988) gezien als een interpersoonlijk construct met twee belangrijke componenten, namelijk zelfonthulling en ontvankelijkheid van de partner, wat voortkomt uit verbondenheid en wederzijdse communicatie [33]. In andere modellen spelen fysieke componenten zoals seksualiteit ook een rol [34]. Op deze WIKI pagina maken we een onderscheid tussen emotionele intimiteit en seksuele intimiteit binnen een partnerrelatie, omdat vooral in deze componenten problemen worden ervaren bij patiënten met COPD. Emotionele intimiteit betreft een gevoel van verbondenheid, het ervaren van steun en communicatie [34]. Seksuele intimiteit gaat om gevoelens van seksuele verlangens en stimulatie met als doel seksuele tevredenheid [35]. De seksuele responscyclus (Figuur 1) van mensen omvat vier fases: verlangen, opwinding, orgasme of plateaufase (hoogste piek van opwinding) en herstel. Deze cyclus kan verschillen tussen mannen en vrouwen [36].

 

2.1.1 Problemen met intimiteit

Problemen op het gebied van emotionele intimiteit kunnen ontstaan vanuit inadequate communicatie waarbij emoties weinig worden gedeeld of waarbij onvoldoende steun wordt ervaren door één of beide partner(s) [34]. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de mentale en fysieke gezondheid en de kwaliteit van leven [34].

 

Wat betreft seksuele intimiteit kunnen er in elke fase van de responscyclus problemen ontstaan [37]. Zo kan er in de eerste fase een verminderd seksueel verlangen zijn en kan er binnen de fase van opwinding een opwindingsstoornis, seksuele afkeer of vaginisme (pijn bij het vrijen) bestaan. Bij de man kan er ook sprake zijn van een erectiele disfunctie; het voortdurend of terugkerend onvermogen om een erectie te krijgen of te behouden die voldoende is voor seksuele activiteit [38]. Tijdens de plateaufase kan een orgasmestoornis optreden en bij de man kan er zowel een vertraagde of voortijdige zaadlozing aanwezig zijn [39]. Men spreekt van een seksuele disfunctie wanneer de seksuele responscyclus verstoord wordt en hierbij significante last wordt ervaren [40]. In Figuur 1 wordt de seksuele responscyclus weergegeven met per fase enkele bestaande seksuele problemen. 

 

Figuur 1: De seksuele responscyclus met per fase enkele voorkomende seksuele problemen

Copyright R. Pijnenburg, 2019.

 

 

2.2 Emotionele intimiteit en COPD

 

COPD brengt in vergelijking met andere chronische ziekten veel psychologische stress bij zowel de patiënt als bij de partner [41]. Partners zijn vaak de belangrijkste mantelzorgers voor patiënten met COPD [42]. De rollen binnen een relatie kunnen hierdoor veranderen, waarbij de partner meer verantwoordelijkheden krijgt [43]. De partner ervaart zelf ook vaak angst door het zien van de klachten bij de patiënt, wat kan leiden tot overbezorgd gedrag [43]. Dit gedrag kan emoties als frustratie en vijandigheid uitlokken bij de patiënt wat vaak een gevoel van controleverlies en verlies van eigenwaarde creëert [44]. Al deze factoren dienen als stressoren die een negatieve impact hebben op de interactie binnen een partnerrelatie (disrespect, irritaties, terugtrekking of opkroppen van emoties) [45]. Bovendien is aangetoond dat partners van patiënten met COPD zelf vaak weinig sociale steun ervaren [42]. Tot slot demonstreerde een studie dat partners van patiënten met COPD minder tevreden waren over hun relatie dan de patiënten zelf, wat vooral gerelateerd was aan communicatieproblemen [3].

 

2.2.1 Prevalentie problemen met emotionele intimiteit

Er is gevonden dat 6.8% van de partners met een rol als mantelzorger relatieproblemen ervaren [46]. Het is echter niet duidelijk op welk gebied van de relatie die problemen precies spelen. Er is nog weinig bekend over de prevalentie van relatieproblemen op het gebied van emotionele intimiteit bij patiënten met COPD.

 

2.3 Seksuele intimiteit en COPD

 

Patiënten met COPD ervaren relatief veel problemen omtrent de seksualiteit door angst voor kortademigheid of een hoestaanval, vermoeidheid en benauwdheid. Deze gevoelens kunnen belemmerend werken op de opwinding of het orgasme [3]. Seksuele problemen komen vooral voor bij patiënten met een ernstigere vorm van COPD waarbij benauwdheidsklachten ook aanwezig zijn in rust [3]. Deze patiënten nemen bovendien vaak medicijnen met bijwerkingen die van invloed zijn op seksueel functioneren [32]. Naast deze factoren speelt ook het gevoel van de partner een rol, sommige partners ervaren namelijk gevoelens van walging bij het ophoesten van slijm door de patiënt [47].

 

2.3.1 Prevalentie problemen met seksuele intimiteit

De prevalentie van seksuele problemen bij deze patiëntengroep is hoog; meer dan de helft van de patiënten met COPD zegt ten minste één seksueel probleem te ervaren [3]. Verminderd seksueel verlangen en opwindingsproblemen komen vaak voor. Met name mannen met COPD vertonen significant verminderde tevredenheid over hun seksuele activiteit [48]. Ongeveer driekwart van de mannen met COPD lijdt aan erectiele disfunctie (ED), waarbij de ernst afhankelijk is van de longfunctie [49]. Ook rapporteren mannen met COPD een lager level van testosteron; het mannelijke hormoon dat zin in seks stimuleert [50]. Verder ervaren veel mannen onplezierige seks (28%), verminderd libido (zin in seks, 37%) of de onmogelijkheid om klaar te komen (42%) [51]. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar seksualiteit bij vrouwen met COPD. Sommige onderzoeken tonen minder problemen in seksualiteit bij vrouwen dan bij mannen [48]. Echter rapporteren ook vrouwen met COPD meer seksuele problemen dan gezonde vrouwen, voornamelijk samengaand met angst voor pijn, kortademigheid en benauwdheid [52].

 

2.3.2 Psychische comorbiditeit

Het is belangrijk om rekening te houden met de verhoogde incidentie van depressie onder de patiënten met COPD. Depressie kan namelijk zelf al een negatieve invloed hebben op seksueel functioneren, bijvoorbeeld via het verminderen van levels van bijnierhormonen [53]. Bovendien kan medicatie die bij een depressie wordt voorgeschreven (antidepressiva) seksuele problemen veroorzaken [70]. In hoofdstuk 3 zal meer informatie worden gegeven over de invloed van depressie op intimiteit bij patiënten met COPD.

 

2.4 Medicatiegebruik

 

Voor seksuele problemen bestaan verschillende medicijnen die voorgeschreven kunnen worden. Deze zullen nu genoemd worden met hun mogelijke bijwerkingen.

 

2.4.1 Verminderde zin of opwindingsproblemen

Bij verminderde zin of opwindingsproblemen wordt altijd eerst goed voorlichting gegeven over psychosociale factoren die van invloed kunnen zijn op de seksuele beleving en het verlangen [54]. Vaak wordt een deel van de patiënten al met niet-medicamenteuze adviezen voldoende geholpen. Wanneer dit niet helpt kunnen medicijnen worden voorgeschreven [54]. PDE-5 remmers (fosfodiësterase-5-remmers), testosterontoediening of andere medicatie wordt bij vrouwen met seksuele problemen niet geadviseerd vanwege onvoldoende bewezen effectiviteit en mogelijke schadelijke gevolgen op langere termijn. PDE-5 remmers en testosterontoediening worden wel bij mannen met seksuele problemen gebruikt [54].

 

2.4.2 Erectiele disfunctie

Om erectiele disfunctie te behandelen wordt eerst gekeken naar een niet-medicamenteus beleid zoals het inzetten van psychologische factoren of leefstijladviezen [38]. Vervolgens kan als nodig een PDE-5 remmer worden ingezet, zoals sildenafil, tadalafil of vardenafil. Deze medicijnen remmen het enzym fosfodiësterase-5 wat via verschillende processen zorgt voor verbetering van een erectie [38]. Echter zijn er bijwerkingen zoals hoofdpijn, duizeligheid, blozen, opvliegers, neusverstopping, misselijkheid en veranderingen in het gezichtsvermogen [55, 56, 57]. Belangrijk voor de groep van patiënten met COPD die secundair aan de ziekte pulmonale hypertensie hebben (d.w.z. verhoogde bloeddruk in de longen), is dat sildenafil bij pulmonale hypertensie meer bijwerkingen geeft. Dit zijn bijwerkingen zoals overgevoeligheidsreacties, pijn in de armen of benen, bronchitis, hoest en koorts [55].

 

2.4.3 Lagere testosteronlevels

Een lage testosteronspiegel kan zorgen voor een verminderde zin in seks [58]. Testosteron kan worden toegediend om deze problemen te verhelpen [58]. Bijwerkingen hangen af van de manier van toedienen. Zo kan transdermale toediening (via de huid) zorgen voor irritatiereacties op de aanbrengplaats en intramusculaire toediening (in de spier) kan leiden tot gewichtstoename en reacties op de injectieplaats. Beiden hebben bijwerkingen zoals stemmingswisselingen, slapeloosheid, hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid [58]. 

 

2.5 Hulpmiddelen

 

Naast medicijnen zijn er voor problemen op het gebied van zowel emotionele intimiteit als seksuele intimiteit hulpmiddelen die nuttig kunnen zijn voor patiënten met COPD en intimiteitsproblematiek.

 

2.5.1 Hulpmiddelen bij emotionele intimiteit

Om problemen in emotionele intimiteit op te lossen is het belangrijk dat de partners leren om zowel positieve als negatieve emoties te kunnen delen met de ander. Een therapie die hierop focust is communicatievaardigheden-training [59, 60]. Daarnaast worden cognitieve gedragsmatige therapieën toegepast om emotionele intimiteit te verbeteren [60].

 

2.5.2 Hulpmiddelen bij seksuele intimiteit

Hulpmiddelen voor erectieproblemen van de man zijn onder andere een penisring, vacuümpomp en een erectieprothese [61]. Een penisring en vacuümpomp hebben als doel om de penis langer stijf te houden. Een prothese kan gebruikt worden als de bovengenoemde hulpmiddelen te kort schieten om een erectie tot stand te brengen. Ook kan glijmiddel gebruikt worden als er te weinig voorvocht is om de penis te bevochtigen [61]. Bij beperkingen in vermoeidheid bestaan er hulpmiddelen zoals een ‘Cupids Couch’, ‘Body Bouncer’ en ‘Love Swing’ die helpen bij het uitvoeren van verschillende seksuele standjes [62].

 

Ten tweede zijn er diverse hulpmiddelen voor vaginale problemen bij de vrouw [61]. Bij vaginale droogte kan er gebruik gemaakt worden van glijmiddel op waterbasis of het trainen van de bekkenbodemspieren. Het trainen van de bekkenbodemspieren zorgt naast het bevochtigen van vagina, ook voor een goede doorbloeding en een intenser orgasme. Als laatste kan gebruik gemaakt worden van een vacuümpomp op de clitoris, waardoor er meer bloed naar de clitoris gezogen wordt en deze sensitiever wordt [61].

 

2.6 Prognose

 

Bij vrouwen met COPD is er weinig onderzoek gedaan naar seksueel disfunctioneren en het lange termijn verloop hiervan. Ook moet er meer onderzoek komen naar het verloop van emotionele intimiteit in een relatie naarmate de ziekte voortschrijdt.

Er is enig bewijs gevonden dat testosteron therapie bij mannen met COPD zorgt voor verbeteringen in erectiele functies [63]. Dit had echter geen effect over de algehele tevredenheid betreft het seksueel functioneren. Het effect van zuurstoftherapie op erectiele disfunctie moet nog nader onderzocht worden om van een effect te kunnen spreken [63]. In het onderzoek van Collins et al., (2012) werd geen verschil gevonden in mortaliteit van patiënten met en zonder erectiele disfunctie [51].

 

3. Combinatie van COPD en intimiteitsproblematiek

 

3.1 Het biopsychosociaal model

 

Het biopsychosociaal model is een model wat ziekteontwikkeling in kaart brengt waarbij er rekening wordt gehouden met de interactie tussen biologische, psychologische en sociale factoren [64]. In het onderstaande stuk worden de mogelijke onderliggende mechanismen besproken voor het bestaan van intimiteitsproblemen bij patiënten met COPD. Aan de hand van het biopsychosociaal model wordt er in Figuur 2 een overzicht gegeven van de factoren die van invloed kunnen zijn op intimiteitsproblemen bij patiënten met COPD.

 

                

Figuur 2: Overzicht van mogelijke factoren die het verband tussen COPD en intimiteitsproblemen beïnvloeden.

Copyright M. van den Heuvel, 2019.

 

3.2 Biologische aspecten


Als eerste zullen we kijken naar de link tussen biologische aspecten van COPD en intimiteitsproblemen.

 

3.2.1 Fysiologische componenten van COPD

In deel 1 van deze WIKI is uitgebreid omschreven wat COPD is. Het belangrijkste fysiologische aspect van COPD is de chronische vernauwing van de luchtwegen, ontstaan door een abnormale ontstekingsreactie van de longen [1]. Door minder intacte longblaasjes en meer aanmaak van slijm, ontstaan vervolgens symptomen zoals benauwdheid en kortademigheid [4]. Het zijn deze symptomen die kunnen leiden tot intimiteitsproblemen [65].

 

Met name op het gebied van seksuele intimiteit worden problemen gerapporteerd als gevolg van symptomen van de ziekte. COPD kan indirect het seksueel functioneren verstoren doordat de ziekte beperkingen geeft in het deelnemen aan seksuele activiteit [65]. Benauwdheid, een lage inspanningstolerantie en vermoeidheid maken seksuele activiteit vermoeiend en lastig [65], met name bij patiënten met een ernstige vorm van COPD waarbij benauwdheidsklachten aanwezig zijn in rust [3]. Tijdens seksuele activiteit kunnen symptomen zoals ademhalingsproblemen verergeren en kan een zuurstoftekort ontstaan. Een onderzoek toonde aan dat 29% van de patiënten met COPD vaak ademhalingsproblemen ervaart tijdens de seksuele activiteit [48]. Dit kan leiden tot een verminderd verlangen en problemen in de opwindingsfase [65]. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar fysiologische mechanismes onderliggend aan seksuele problemen bij vrouwen met COPD, maar bij mannen met COPD zijn al enkele onderliggende mechanismes gevonden.

 

Allereerst kunnen erectieproblemen onder andere ontstaan als gevolg van zuurstofgebrek [66]. Er is een relatie gevonden tussen de ernst van COPD en de ernst van erectieproblemen. Zo vonden onderzoekers dat de achteruitgang van de longfunctie gepaard ging met erectiele disfunctie [49]. Beperkte fysieke activiteit als gevolg van COPD zou een belangrijke rol spelen in de achteruitgang van de longfunctie en indirect dus ook in het verminderd seksueel functioneren. Dit benadrukt het belang van fysieke activiteit bij patiënten met COPD [49]. Bovendien zou de ernst van de chronische ontsteking bij COPD een rol spelen in erectiele disfunctie [67].

 

Echter zou erectiele disfunctie bij patiënten met COPD ook een gevolg kunnen zijn van comorbide vaatproblemen, in plaats van een gevolg van de ziekte COPD zelf. Mannen met COPD hebben vaak langdurig gerookt [68], en het roken leidt vaak tot vaatproblemen [69]. Vaatproblemen kunnen op hun beurt leiden tot erectieproblemen [66].

 

In mannen met COPD zijn ook verminderde testosteronwaarden gevonden [50]. Een laag level van testosteron kan leiden tot een verminderd libido [66]. Onderzoek toont aan dat veel mannen met COPD kampen met een verminderd libido, wat mogelijk verklaard wordt door de lagere testosteronlevels [50].

 

Tot op het heden is er nauwelijks onderzoek gedaan naar het effect van fysiologische componenten van COPD op emotionele intimiteit. De problemen in de emotionele intimiteit kunnen een gevolg zijn van psychologische en sociale aspecten van de ziekte, waar later in deze WIKI op in zal worden gegaan.

 

3.2.2 Medicamenteuze bijwerkingen

Seksuele problemen bij patiënten met COPD kunnen ook veroorzaakt worden door medicamenteuze bijwerkingen [66]. In hoofdstuk 1, Tabel 3, staan de specifieke bijwerkingen voor elk type medicatie bij COPD. Hieronder worden de belangrijkste genoemd op het gebied van intimiteit.

 

Ten eerste hebben luchtwegverwijders bijwerkingen als agitatie (een onrustig gevoel), hoofdpijn en duizeligheid [20], wat sommige patiënten als een belemmering voor seksualiteit ervaren [66]. Bovendien kunnen luchtwegverwijders leiden tot een geïrriteerd gevoel in de keel, een droge mond, of een schimmelinfectie in de mond [20], wat bij het zoenen en vrijen vervelend kan zijn [66].

 

Ontstekingsremmers kunnen aanleiding geven tot stemmingswisselingen, persoonlijkheidsveranderingen en uiterlijke veranderingen zoals toenemend lichaamsgewicht [66]. Dit kunnen negatieve invloeden zijn op seksuele intimiteit. Net als luchtwegverwijders kunnen ontstekingsremmers ook een schimmelinfectie in de mond veroorzaken; ongeveer 5% van de patiënten met COPD ervaart dit [14]. Deze bijwerking kunnen patiënten beperken door na het gebruik van het de ontstekingsremmer de mond en keel goed met water te spoelen en dit vervolgens uit te spugen. Een goede mondhygiëne vermindert ook de kans op een schimmelinfectie in de mond [14]. Langdurig gebruik van ontstekingsremmers kan leiden tot verlaagde testosteronlevels en daardoor een verminderd libido [66]. Bovendien kunnen langdurige hoge doseringen leiden tot een onderdrukking van de bijnierschors [14]. Normaal is de bijnierschors verantwoordelijk voor onder andere de aanmaak van testosteron. Wanneer de bijnierschors onderdrukt is, kan dit dus mogelijk ook effect hebben op het hormoon testosteron [14]

 

Tot slot kunnen antibiotica en orale ontstekingsremmers vaginale schimmelinfecties veroorzaken, waardoor pijn bij het vrijen kan ontstaan [66]. Antibiotica kan ook bijwerkingen geven als winderigheid, ontsteking op de mond en lip en schimmel van de huid [27, 28], wat belemmerende factoren zouden kunnen zijn voor seksuele intimiteit.

 

Bijwerkingen zoals agitatie en stemmingswisselingen zouden van invloed kunnen zijn op de emotionele intimiteit van een partnerrelatie door bijvoorbeeld een verminderde communicatie, echter moet dit nog onderzocht worden. Er is nog weinig bekend over het effect van medicamenteuze bijwerkingen op emotionele intimiteit.

 

Het is van belang om bij patiënten met COPD te kijken naar interacties tussen medicatie voor COPD en medicatie voor seksuele problematiek. Tot op het heden zijn er nog nauwelijks interacties gevonden. Enkel is aangetoond dat wanneer de behandeling van ontstekingsremmers gelijktijdig plaatsvindt met toediening van testosteron, oedeemvorming (vochtophoping) versterkt kan worden [58].   

 

3.2.2.1 Effecten van antidepressiva

Antidepressiva zoals SSRI’s (selectieve serotonine heropname remmers) leiden vaak tot seksuele disfuncties [70]. Gezien het feit dat veel patiënten met COPD met een depressie kampen en mogelijk SSRI’s voorgeschreven krijgen, kunnen seksuele problemen ook hiervan een gevolg zijn [53]. 

 

3.2.3 Wederkerig verband

Bovenstaande bevindingen tonen een invloed van fysiologische componenten van COPD en de medicamenteuze bijwerkingen op intimiteitsproblemen, met name op het gebied van seksualiteit. De vraag is of er andersom ook een effect is: hebben intimiteitsproblemen een invloed op het verloop en de prognose van COPD? Hoewel er nog geen directe effecten zijn gevonden van intimiteitsproblematiek op de prognose van COPD, zijn er mogelijk tussenliggende factoren die een rol kunnen spelen. Deze zullen nu aan bod komen.

 

3.2.3.1 Seksuele problemen en medicatienaleving

Therapietrouwheid is de mate waarin patiënten zich aan het advies van de behandelend arts houden, bijvoorbeeld op het gebied van leefstijladviezen maar ook wat betreft medicatienaleving. Onderzoek toont aan dat de therapietrouwheid bij patiënten met COPD van groot belang is voor de prognose van de ziekte [71]. Toch hebben veel patiënten met COPD een slechte naleving van medicatie. Veel factoren spelen hierbij een rol, waaronder het ervaren van nadelige bijwerkingen [71]. Zoals hierboven vermeld kunnen seksuele disfuncties ontstaan door medicamenteuze bijwerkingen. Het zou dus kunnen zijn dat patiënten die door medicijnen seksuele problemen ondervinden, een minder goede naleving van deze medicatie vertonen, om de seksuele problemen uit de weg te gaan. Echter gaat slechte medicatienaleving gepaard met meer morbiditeit, ziekenhuisopnames en een hoger risico op mortaliteit, dus een slechtere prognose [71]. Zo zouden seksuele problemen een invloed kunnen uitoefenen op de prognose van COPD.

 

3.2.3.2 PDE-5 remmers en COPD

Zoals eerder vermeld worden PDE-5 remmers gebruikt om erectiestoornissen te behandelen [38]. PDE-5 is een belangrijk enzym voor vasculaire gladde spiercellen in de longen en luchtwegen [72]. Patiënten met een ernstige vorm van COPD kunnen pulmonaire hypertensie vertonen: een verhoogde bloeddruk in de longen. Studies toonden aan dat de PDE-5 remmer sildenafil mechanismes onderliggend aan pulmonaire hypertensie kan remmen [72]. Ook zouden PDE-5 remmers ontstekingsremmend werken [72]. Bovendien bestaat er een case-report van twee patiënten met COPD die sildenafil voor erectiele disfunctie gebruikten en een verbetering in FEV1-waarden demonstreerden [73]. Ondanks dat dit nog kleinschalige studies zijn en meer doelgericht onderzoek nodig is, zouden PDE-5 remmers mogelijk nuttig kunnen zijn bij patiënten met COPD [74]. In dat geval zou behandeling van erectie disfunctie kunnen leiden tot een verbetering van de prognose van COPD.

 

3.3 Psychologische aspecten

 

Het tweede onderdeel van het biopsychosociaal model omvat de psychologische factoren. We gaan kijken naar de psychologische factoren die invloed kunnen hebben op het verband tussen COPD en intimiteitsproblematiek.

 

3.3.1 Depressie en angst

Patiënten met COPD hebben een hoger risico op psychische klachten dan gezonde mensen. Uit onderzoek bleek namelijk dat 27% van de patiënte met COPD depressief is, terwijl in een gezonde populatie 10% van de mensen aan depressie lijdt [75]. Ook liet onderzoek zien dat angststoornissen vaker voorkomen bij patiënten met COPD dan bij een gezonde controlegroep [76]. Bij veel patiënten is er een angst om te stikken door de kortademigheid die zij ervaren [77]. Ook kunnen mensen last hebben van een angst voor sterven en een angst voor de toekomst waarin zij zieker zullen worden [77]. COPD is dan ook geassocieerd met een 85% hogere kans op angst [78]. Hierbij geldt hoe ernstiger de COPD, hoe meer kans er is op angst en depressie [75, 78]. In deze onderzoeken is geen onderscheid gemaakt tussen vrouwen en mannen voor de prevalentie van depressie en angst [75, 76, 77, 78].

 

3.3.1.1 Depressie en angst in verband gebracht met intimiteitsproblematiek

Psychische klachten kunnen een effect hebben op zowel de emotionele als seksuele intimiteit. Depressie wordt gekarakteriseerd door een vermindering in interesse, minder energie en een verminderde mogelijkheid tot het ervaren van plezier. Bij mensen met depressie komt het dan ook vaak voor dat zij zich sociaal terugtrekken [79]. Dit kan ten koste gaan van de emotionele intimiteit [79]. Ook ervaren mensen met depressie meer problemen in de seksuele intimiteit dan mensen zonder depressie [79]. Seksuele problematiek komt bij zo’n 72% van de depressieve mensen voor [79]. Om terug te koppelen naar de seksuele responscyclus die eerder ter sprake is gekomen, zien we vooral problemen in de fase van verlangen bij depressieve mensen [37]. In de fase van opwinding en orgasme kunnen echter ook problemen voorkomen [79, 37].

 

Ook tussen angst en intimiteit is er een sterke relatie aanwezig [37]. Angst wordt gekarakteriseerd door onrust, prikkelbaarheid, piekeren en gespannen spieren. Ook hierbij geldt dat mensen zich vaker sociaal terugtrekken, wat een probleem kan zijn voor de emotionele intimiteit [37]. Wat betreft de seksuele intimiteit zien we problemen in iedere fase van de seksuele responscyclus [37]. Mensen die last hebben van angst hebben meer kans op problemen in verlangen, opwinding, orgasme en herstel. Zo komen problemen voor in de zaadlozing, maar zien we ook afkeer naar seks [37]. Patiënten met COPD stellen vaak dat zij bang zijn om gemeenschap te hebben [80]. Dit komt doordat zij bang zijn voor een toename in benauwdheid door de verhoogde inspanning tijdens seksuele activiteit, daarnaast kunnen zij bang zijn om te stikken. Dit onderdrukt het verlangen naar seksuele interactie [80].

 

3.3.1.2 Wederkerig verband

Zoals uit het bovenstaande blijkt, is er een duidelijke relatie tussen psychische problemen en intimiteitsproblemen. De psychische klachten zoals depressie en angst, die bij COPD vaker voorkomen [75], zijn een mogelijke oorzaak voor problemen in de intimiteit [37]. Depressie en angst vormen daarmee een potentieel mechanisme waarop COPD zou kunnen leiden tot meer intimiteitsproblemen.

 

Echter is een omgekeerd mechanisme ook mogelijk. Intimiteitsproblemen kunnen namelijk leiden tot psychische problematiek [37]. De psychische problemen die worden veroorzaakt door intimiteitsproblemen, hebben vervolgens mogelijk hun weerslag op de progressie van COPD. Zo is bekend dat depressie en angst samengaan met meer ziekenhuisopnames en longaanvallen in patiënten met COPD [81].

 

Kortom wordt er een wederkerig verband gesuggereerd van COPD naar intimiteitsproblemen en van intimiteitsproblemen naar COPD, met als tussenstap psychische problemen. Dit wordt geïllustreerd in Figuur 3. Het is waarschijnlijk dat beide mechanismen een rol spelen bij een patiënt met COPD [79]. Verder onderzoek is nodig om te begrijpen hoe deze mechanismen precies werken en of deze mechanismen mogelijk verschillen voor mannen en vrouwen.

 

 

Figuur 3: Gesuggereerd wederkerig verband COPD en intimiteitsproblemen.

Copyright B. Rozen, 2019.

 

3.3.2 Zelfmanagement

In de behandeling van COPD is zelfmanagement ontzettend belangrijk geworden [82]. Zelfmanagement staat voor de capaciteit van de patiënt om grip te krijgen op zijn eigen symptomen, de behandeling, de fysieke en psychosociale consequenties en leefstijl-veranderingen, die samengaan met het leven met een chronische ziekte [82]. Het is eigenlijk een set van gedragingen die iemand uitvoert om hun ziekte onder controle te houden [82]. Hieronder valt bijvoorbeeld het innemen van medicatie, maar ook gedragingen zoals stoppen met roken, gezond eten en regelmatig bewegen.

 

Zelfmanagement blijkt een positief effect te hebben op de prognose van COPD. Onderzoek liet namelijk zien dat bij een goed zelfmanagement voor alle stadia van COPD de ernst en frequentie van longaanvallen vermindert, er minder ziekenhuisopnames zijn en de kwaliteit van leven van de patiënt stijgt [82, 83]. Dit is een belangrijke reden om te zorgen dat patiënten over een goed zelfmanagement beschikken.

 

3.3.2.1 Gebrekkig zelfmanagement van COPD en psychologische factoren

Echter blijkt uit onderzoek dat slechts een klein gedeelte van de patiënten aan actief zelfmanagement doet [82]. Er zijn verschillende mogelijke oorzaken voor een gebrekkige zelfmanagement. Wanneer patiënten onvoldoende informatie of vaardigheden hebben om hun gedrag te veranderen, zal het zelfmanagement beperkt zijn [84].

Naast kennis en vaardigheden, spelen psychologische factoren ook een rol in zelfmanagement [84]. Een van deze factoren is de mate van self-efficacy die een patiënt ervaart [84]. Dit is het hebben van vertrouwen in je eigen vermogen om bepaald gedrag in verschillende omstandigheden uit te voeren [84]. Self-efficacy is belangrijk om gezondheidsgedrag te veranderen en beïnvloedt daarmee ook de mate van zelfmanagement [84]. Mogelijk spelen gevoelens van hulpeloosheid en schuld ook een rol in zelfmanagement [83]. Hulpeloosheid kan zorgen voor een verminderd gevoel van controle over de eigen capaciteit om COPD te beïnvloeden, terwijl juist dit belangrijk is om het zelfmanagement te verbeteren [83]. Eveneens kunnen schuldgevoelens de motivatie om aan actief zelfmanagement te doen verminderen [83]. Kortom kunnen een gebrekkige self-efficacy, hulpeloosheid en schuldgevoelens een negatieve rol spelen bij het zelfmanagement van patiënten met COPD.

 

3.3.2.2 De rol van zelfmanagement bij intimiteit in COPD

Wanneer een patiënt geen goed zelfmanagement heeft, vertoont een patiënt minder snel de aanbevolen aanpassingen in leefstijl, die de ziekte onder controle houden [82]. Een aantal van deze leefstijl aanpassingen en hun rol in het seksuele intieme functioneren van de patiënten met COPD worden hieronder besproken. Naar de rol van zelfmanagement in emotionele intimiteit is tot heden toe geen onderzoek gedaan. Deze alinea beperkt zich daardoor tot de seksuele intimiteit. 

 

Als eerste wordt gekeken naar de leefstijlfactoren beweging en dieet. Een patiënt met gebrekkig zelfmanagement zal het advies om regelmatig te bewegen en veranderingen door te voeren in het dieet minder snel opvolgen [84]. De gezondheid van deze patiënt zal hierdoor sneller achteruitgaan [84]. Als een patiënt lichamelijk niet fit is, heeft dit ook gevolgen voor zijn seksuele intiem functioneren [80]. Een slechte conditie vergroot de kans op lichamelijke beperkingen bij het vrijen [80]. Ook kan iemand door een slechte conditie angstiger zijn om te vrijen, doordat iemand nu sneller kortademig wordt [80].

 

Het stoppen met roken is een andere aanpassing in leefstijl die van groot belang is voor seksueel functioneren. Ook deze aanpassing wordt mogelijk minder snel doorgevoerd bij een gebrekkig zelfmanagement [84]. Bij mannen met COPD zien we hierdoor een verhoogd risico op erectieproblemen [85]. Ook bij vrouwen heeft roken een effect op het seksueel functioneren, het leidt bij hen tot een verminderde lubricatie (vochtig worden van de vagina) en een verminderde frequentie van orgasmen [86]. Het stoppen met roken kan deze klachten verminderen [85, 86].

 

Al met al kan goed zelfmanagement tot stand komen in de aanwezigheid van kennis, vaardigheden en self-efficacy [84]. Mogelijk hebben de aanwezigheid van hulpeloosheid en schuldgevoelens een negatief effect op zelfmanagement [83]. Gebrek aan zelfmanagement heeft invloed op het gedrag van de patiënt, zoals besproken in een aantal leefstijlgedragingen [80, 84, 85, 86]. Dit gedrag kan tot slot een rol spelen in het ontstaan van seksuele intimiteitsproblemen bij de patiënt [80, 84, 85, 86].

 

3.4 Sociale aspecten

 

Het derde onderdeel van het biopsychosociaal model omvat de sociale factoren. We gaan kijken naar de sociale factoren die invloed kunnen hebben op het verband tussen COPD en intimiteitsproblematiek.

 

3.4.1 Sociaal stigma

Een stigma kan opkomen wanneer een persoon zich bewust is van zijn/haar eigen negatieve of ongunstige kenmerken, wat kan leiden tot de ervaring van sociale afwijzing [115]. De mate waarin een stigma een sociale ervaring van een persoon met COPD negatief beïnvloedt hangt met name af van de oorzaak, uitstraling, verborgenheid en beperkingen die samengaan met de aandoening [116]. Het krijgen van de ziekte COPD kan een ervaring van sociale ontmoetingen met zowel bekenden als onbekenden veranderen [116]. Patiënten kunnen het gevoel krijgen alsof zij negatief beoordeeld worden door anderen door het idee dat zij de ziekte zelf veroorzaakt zouden hebben door het jarenlange rookgedrag. Daarnaast kan het zijn dat patiënten onzekerheid ervaren met name bij het hebben van hoestbuien, overmatige slijmproductie en het gebruik van zichtbare behandelingen (zoals inhalatoren en zuurstofflessen) of hulpmiddelen (zoals een rolstoel) in sociale aangelegenheden [116]. Ook geven patiënten met COPD aan dat zij de effecten van kortademigheid beschamend vinden. Zo vinden zij de onmogelijkheid om stukken te lopen zonder te hijgen, maar ook de oorzaak van de kortademigheid zelf beschamend [87]. Zij ervaren de kortademigheid en COPD als iets dat zij zelf veroorzaakt hebben en zijn daardoor bang voor de reactie van hun omgeving [87]. Deze factoren kunnen zorgen voor een stigmatiserend gevoel van een negatieve beoordeling door anderen, wat voor patiënten vervolgens het gevoel kan geven dat hun symptomen gezien worden als sociaal onacceptabel. Ook blijkt dat patiënten met COPD minder gebruik maken van sociale diensten, zoals financiële hulpdiensten en hulp vanuit de kenniskring vanwege het stigma [87].

 

3.4.1.1 Sociaal stigma op seksuele intimiteit en de invloed hiervan op COPD

Het kan zo zijn dat patiënten geen hulp zoeken door een verwachte negatieve houding over seksualiteit vanuit de samenleving of religie [88]. Met name vrouwen op leeftijd ervaren seksuele intimiteit als een privéaangelegenheid [88]. Ook wordt gezien dat veel patiënten de seksuele problemen niet bespreken met de desbetreffende (huis)arts [48]. De desbetreffende arts nodigt de patiënt vaak ook niet uit om seksuele problemen te bespreken, waardoor het onderwerp een groter stigma lijkt te hebben. In lijn met deze bevindingen kan verwacht worden dat patiënten met COPD niet de nodige hulp zoeken voor de seksuele beperkingen. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat 78% van de patiënten soms of nooit hun seksuele problemen bespreken met hun partner [48]. Op het moment dat er seksuele problematiek ontstaat, kan het zijn dat patiënten en partners dit voor zich houden en hier niet naar handelen waardoor de problematiek blijft bestaan. Dit sociaal stigma beïnvloedt dan zowel de seksuele als emotionele intimiteit, wat een negatieve invloed kan hebben op de relatie. Vervolgens kan dit invloed hebben op de therapietrouwheid van de patiënten en daarmee het beloop van de COPD negatief beïnvloeden [89].

 

3.4.2 Relatieveranderingen

Er worden veel veranderingen gezien in de relatie tussen patiënten met COPD en hun partner [90, 91, 92]. Ten eerste kunnen koppels spanningen binnen de relatie ervaren door de weerstand van de patiënt om draagbare zuurstofflessen te gebruiken [91]. Ten tweede kan het zijn dat de partners eenzijdigheid binnen hun relatie ervaren waarin zij als mantelzorger degene zijn die alle energie in de relatie stoppen, terwijl het lijkt alsof dit aan de kant van de patiënt niet altijd gewaardeerd wordt [93]. Dit kan leiden tot een gebrek aan motivatie vanuit de partner om voor de patiënt te zorgen [93]. De partner zet de benodigde zorg vaak wel door, maar in het vervolg werd deze taak gezien als plicht in termen van de huwelijksgeloften en maatschappelijke verwachtingen [93]. Ten derde kan het voorkomen dat de partners het de patiënt verwijten dat zij jarenlang hebben gerookt, wat uiteindelijk mede heeft gezorgd voor het ontstaan van de COPD [91].

 

Daarnaast is er vaak sprake van een veranderde communicatie door de verandering in rollen van partner naar mantelzorger en partner naar patiënt [90]. Veel patiënten ervaren functieverlies waardoor de partner diverse taken over moet nemen. Ondanks de eigen hulpbehoevendheid ervaren patiënten regelmatig schaamtegevoelens voor het vragen om hulp bij de mantelzorger/partner [91]. Deze groei in afhankelijkheid kan zorgen voor een toename in frustratie, depressieve symptomen en sociale isolatie [94].  Het zijn van mantelzorger als partner kan ervoor zorgen dat er enorme druk komt te liggen op de schouders van de partner, waardoor het welzijn van de partner achteruitgaat [90]. Daarnaast kunnen de onvoorspelbaarheid van klachten, waaronder de longaanvallen, ervoor zorgen dat de partner over-beschermend wordt. Hierdoor wordt de patiënt alleen maar afhankelijker en vermindert de zelfredzaamheid en het gevoel van controle over het leven bij de patiënt [95]. Zowel voor de patiënt als de partner is dit negatief, wat de kwaliteit van het leven van het koppel vermindert [95].

 

3.4.2.1 Relatieveranderingen in verband gebracht met intimiteitsproblematiek

De intimiteit van een koppel kan door al deze veranderingen na het krijgen van de diagnose COPD en het ziekteverloop negatief beïnvloed worden. Veel koppels ervaren namelijk een afname in de intimiteitsgevoelens na verloop van tijd [91]. Dit kan zorgen voor verslechtering van het welzijn bij zowel de patiënt als de partner, namelijk door toename in vermoeidheid, depressieve symptomen en burn-out klachten [91]. Dit heeft negatieve impact op de kwaliteit van de relatie tussen partner en patiënt.

 

3.4.2.2 Wederkerig verband

Zoals hierboven genoemd kan het voorkomen bij patiënten met COPD en hun partners dat zowel de emotionele als seksuele intimiteit na verloop van tijd afneemt [91]. De onderlinge spanningen, toenemende afhankelijkheid, verandering in rollen en communicatie ten gevolge van de COPD spelen hier mogelijk een rol in [90-96]. Intimiteit kan echter ook een effect hebben op COPD. Op het moment dat er intimiteitsproblemen zijn kan de communicatie wegvallen. Zowel de partner als patiënt kunnen voor de ander gaan denken en gemoedstoestanden invullen, in plaats van ernaar te vragen [97].

 

Voor de emotionele intimiteit zou dit kunnen betekenen dat er minder onderlinge gedachtegangen en zorgen gedeeld worden waardoor koppels langs elkaar heen gaan leven. Er is gevonden dat patiënten en partners met een goede communicatie [3] gemiddeld minder roken, meer fysiek actief zijn en een betere medicatietrouwheid hebben [95]. Als de achteruitgang in communicatie de medicatietrouwheid van de patiënt negatief beïnvloedt, dan is dit op zijn beurt slecht voor het verloop van de COPD [95]. COPD is dus niet alleen van invloed op de emotionele intimiteit, COPD wordt ook beïnvloedt door emotionele intimiteit.

Voor seksuele intimiteit zou ditzelfde verband kunnen gelden. Zoals gezegd vindt er een verandering plaats in communicatie tussen patiënt en partner [90]. De communicatie zal verder afnemen wanneer zij daarboven op nog een taboe ervaren op het onderwerp over seksueel (dis)functioneren. Dit zou dan opnieuw de medicatietrouwheid van de patiënten kunnen aantasten wat meer problemen geeft voor het verloop van de COPD. Echter is er geen onderzoek dat dit bevestigd en is dit enkel exploratief.

 

3.5 Behandelingsmogelijkheden voor intimiteitsproblematiek bij COPD

 

Tot op heden is er weinig onderzoek gedaan naar de behandelingsmogelijkheden voor intimiteitsproblematiek bij COPD. Dit geldt met name voor de emotionele intimiteitsproblematiek. Er is meer onderzoek nodig naar intimiteit bij COPD om patiënten zo optimaal mogelijk te helpen.

Om met een behandeling voor intimiteitsproblematiek te starten, moet er eerst bekend zijn of er sprake is van intimiteitsproblematiek. Echter uit onderzoek blijkt dat patiënten met chronische ziektes aangeven dat het onderwerp seksualiteit vaak niet besproken wordt door hun arts [98, 99, 100]. Dit geldt ook voor patiënten met COPD [101]. De redenen hiervoor vanuit artsenperspectief zijn dat artsen het moeilijk vinden om over seksualiteit te praten [100] en ook niet goed weten hoe ze het gesprek hierover kunnen beginnen [100]. Artsen geven ook aan dat ze bang zijn om de patiënt in verlegenheid te brengen [100]. Daarnaast ervaren artsen een gebrek aan tijd om seksualiteit te bespreken [100, 101]. Aan de andere kant vinden patiënten het ook moeilijk om te praten over seksualiteit. Uit onderzoek blijkt dat patiënten zich schamen en de indruk hebben dat de arts er geen tijd voor heeft [102]. Er is geen onderzoek naar gedaan in hoeverre emotionele intimiteitproblematiek wordt besproken tussen arts en patiënt.


3.5.1 Hoe kunnen artsen helpen?

Om seksualiteit bespreekbaar te maken in de medische wereld zijn er enkele richtlijnen opgesteld voor hulpverleners in de gezondheidszorg door de organisatie National Coalition for Sexual Health [103]. Deze richtlijnen staan in een gids [104] waarin er onder andere de nadruk wordt gelegd op dat artsen eraan moeten werken om zich niet te schamen wanneer zij seksualiteit bespreken met hun patiënten. In deze gids staat ook dat een arts kan aangeven dat het ervaren van seksuele problemen heel normaal is [104]. Onderzoek pleit er ook voor dat artsen zich vaker moeten afvragen of seksualiteit van invloed is op de kwaliteit van leven van patiënten [102]. Artsen zouden al bij de diagnose van COPD kunnen vertellen dat er later eventueel seksuele en/of emotionele intimiteitsproblemen kunnen optreden. Er kan dan ook meteen bij verteld worden waar patiënten terecht kunnen voor hulp. Wanneer een arts en een patiënt intimiteitsproblemen bespreken, kan een arts ook duidelijk en specifiek de behandelingsmogelijkheden bespreken. Dit geldt voor zowel medicamenteuze en non-medicamenteuze behandelingen. In het geval van medicamenteuze behandelingen dienen ook eventuele bijwerkingen besproken te worden.

 

3.5.2 Hoe kunnen patiënten zichzelf helpen?

Allereerst is het van belang om te beseffen dat intimiteit een normaal en belangrijk thema is om over te praten. Mocht een patiënt de stap hebben gezet om dit onderwerp te bespreken met een arts, dan zijn er verschillende mogelijkheden om te werken aan de intimiteitsproblemen. Deze mogelijkheden worden in het onderstaande stuk besproken.


3.5.2.1 Psycho-educatie

Psycho-educatie bij COPD en intimiteit bestaat uit het geven van informatie over seksuele problemen en hoe hiermee om te gaan [63]. Deze interventies kunnen individueel, samen met de partner of in een groep gegeven worden [63]. De inhoud van deze interventies bevat advies over de positionering tijdens seksuele activiteiten om kortademigheid zoveel mogelijk te voorkomen [105]. Daarnaast kan psycho-educatie informatie bevatten over het gebruik van hulpmiddelen en hoe men zich het beste kan voorbereiden op de seks [105].


3.5.2.2 Psychologische interventies

Een vorm van een psychologische interventie is Cognitieve Gedragstherapie (CGT). CGT speelt in op patiënten hun negatieve denkpatronen en vervangt deze door positieve denkpatronen [63]. CGT is effectief gebleken in het verminderen van angst- en depressiesymptomen bij patiënten met COPD [106, 107]. Doordat angst- en depressiesymptomen verminderd worden, is het mogelijk dat zowel emotionele als seksuele intimiteitsproblemen ook verminderen.

Een andere vorm van een psychologische interventie is een zelfmanagement programma. In een zelfmanagement programma verwerven patiënten kennis en vaardigheden over hun ziekte [84].  Er is gevonden dat het volgen van een zelfmanagement programma leidt tot betere gezondheidsuitkomsten [108, 109]. Het hebben van betere gezondheidsuitkomsten leidt mogelijk tot een betere seksuele intimiteit doordat de patiënt in staat is om meer fysieke activiteit te ondernemen.

 

3.5.3 Hoe kunnen patiënten en hun partners elkaar helpen?

Aan emotionele intimiteitsproblemen kan gewerkt worden door middel van relatietherapie. Een wetenschappelijk onderbouwde aanpak van relatietherapie is Emotion Focused Therapy (EFT). EFT legt de focus op het delen van emoties zoals boosheid, verdriet, angst en schaamte van beide partners [110]. EFT is goed inzetbaar bij koppels die te maken hebben met een chronische ziekte aangezien deze koppels moeten omgaan met onzekerheid en eventueel levensbedreigende situaties wat betreft de ziekte [111]. Daarnaast is communicatievaardigheden-training een manier om emotionele intimiteit te bevorderen [34]. In dit soort trainingen staat het verbeteren van de communicatie centraal. Er wordt gewerkt aan het vaker plaats vinden van communicatie, empathisch reageren en aan het oplossen van conflicten [34]. Cognitieve gedragstherapie voor koppels is ook effectief gebleken in het verbeteren van emotionele intimiteit [60].

Aan seksuele intimiteitsproblematiek kan gewerkt worden door middel van Sensate Focus therapie. Sensate Focus therapie is een therapievorm voor koppels met een tweeledig doel. Het eerste doel is het identificeren van de factoren die bijdragen aan de seksuele problemen [112]. Het tweede doel is het aanleren van nieuwe vaardigheden om deze problemen te verhelpen [112]. De focus wordt gelegd op het ervaren van sensaties, die op hun beurt leiden naar opwinding en plezier [112].  Het resultaat hiervan is meer betekenisvolle seksuele intimiteit [112].


3.5.4 Hoe kan de samenleving helpen?

De samenleving kan haar steentje bijdragen aan het verminderen van het leed van patiënten met COPD die ook intimiteitsproblemen ervaren. Dit kan gedaan worden wanneer iemand bij zichzelf nagaat wat diegene kan doen voor iemand met COPD. Zo kan het onderwerp intimiteit worden aangekaart, mits dit gepast is. Er kan dan bijvoorbeeld gevraagd worden naar hoe iemand zijn relatie is met de partner op dit moment. Om het specifieker te maken, kan er gevraagd worden naar wat het effect is geweest van de COPD op iemand zijn relatie. Dit kan zowel over seksuele en emotionele intimiteit gaan. Voorbeelden van vragen zijn: ‘Hoe is het nu met jullie?’, ‘Hoe gaan jullie samen met de ziekte om?’. Meer specifieke vragen zijn: ‘Heb je veranderingen in je relatie gemerkt sinds dat je COPD hebt?’ en zo ja, 'Wat voor een veranderingen zijn dit, emotioneel of seksueel?'. Het is belangrijk om tijdens zulke gesprekken te proberen om geen vooroordelen te hebben of deze niet te laten blijken, zodat iemand eerder geneigd is om vrijuit te praten. Door intimiteitsproblemen te bespreken, kunnen omstanders langzaamaan meehelpen om het stigma te doorbreken over het ervaren van intimiteitsproblemen.


3.6 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek

 

Er zijn een aantal gebreken wat betreft de kennis over de relatie tussen COPD en intimiteitsproblemen. Ten eerste zou er meer onderzoek gedaan moeten worden naar vrouwen met COPD en intimiteitsproblemen. Er is bij deze groep weinig tot geen onderzoek gedaan naar seksueel disfunctioneren en naar het lange termijn verloop hiervan. Een ander belangrijk punt is dat er nauwelijks onderzoek is gedaan naar de emotionele component van intimiteit bij de ziekte COPD en enkel naar de seksuele component van intimiteit. Het zou een aanwinst zijn als er een ziekte-specifiek meetinstrument wordt ontwikkeld dat nagaat in welke mate er emotionele en seksuele intimiteitsproblemen worden ervaren bij patiënt én partner. Door het gebruik van een vragenlijst over intimiteit zou dit onderwerp makkelijker bespreekbaar gemaakt kunnen worden tussen patiënt en arts. Daarnaast zou er meer onderzoek gedaan moeten worden naar de effectiviteit van interventies bij emotionele en seksuele intimiteitsproblemen bij patiënten met COPD.

 

4. Conclusie

 

Op deze WIKI-pagina wordt het verband uitgewerkt tussen COPD en intimiteitsproblematiek. De chronische longziekte COPD heeft zowel lichamelijk als psychosociaal een grote invloed op het leven van de patiënt en de partner. De gevolgen hiervan worden onder andere ondervonden binnen de relatie, namelijk bij de emotionele [3, 46, 45] en seksuele intimiteit [3, 32, 51]. Diverse factoren spelen mogelijk een rol in de relatie tussen COPD en intimiteit. Zo kunnen de fysiologische componenten van de ziekte, medicatie, angst, depressie, onvoldoende zelfmanagement en relatieveranderingen leiden tot verminderde intimiteitsgevoelens en problematiek bij patiënten met COPD en bij hun partners. Dit kan zich uiten in seksuele intimiteitsproblematiek zoals gebrek aan seksueel verlangen [51] en een opwindingsstoornis [51], en in emotionele intimiteitsproblematiek, zoals inadequate communicatie [34] en gebrek aan steun [42]. Echter heerst er rondom zowel COPD als intimiteitsproblematiek een sociaal stigma wat het lastiger maakt voor de patiënten en hun partners om problemen bespreekbaar te maken [87,48].

 

In Figuur 4 wordt een simplistische weergave gegeven van de mogelijke onderliggende mechanismen tussen COPD en intimiteitsproblematiek, zoals besproken in deze WIKI. Verder onderzoek is nodig om een uitspraak te kunnen doen over het daadwerkelijke bestaan van deze mechanismen, dit model geeft dus slechts een suggestie en is daarmee exploratief. Overigens kunnen ook andere factoren een rol spelen in het verband tussen COPD en intimiteitsproblematiek, deze zijn hier echter niet besproken. 

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                    

 

Figuur 4: Simplistische schematische weergave van de mogelijke onderliggende mechanismen voor het verband tussen COPD en intimiteitsproblematiek.

* Bijwerkingen betreft zowel de bijwerkingen van medicatie voor COPD als de bijwerkingen van medicatie voor intimiteitsproblematiek.  

Copyright B. Rozen, 2019.

 

Er wordt nog maar weinig aandacht besteed aan intimiteit bij chronische ziekten, waaronder COPD. Om te beginnen is er nog weinig onderzoek gedaan naar intimiteitsproblematiek bij vrouwen met COPD. Ook is er beperkt onderzoek naar emotionele intimiteitsproblematiek en de behandeling hiervan bij patiënten met COPD. Wetenschappelijk onderbouwde handvaten voor het verbeteren van intimiteit, zouden de patiënt en partner de mogelijkheid bieden om effectiever met de ziekte en de impact hiervan op de relatie om te gaan. Bovendien delen patiënt en partner de klachten omtrent intimiteit weinig met elkaar [48, 88]. Ook wordt intimiteit als onderwerp zelden aangekaart in de spreekkamer door zowel de patiënt als door de arts [48]. Om de negatieve invloed van intimiteitsproblematiek op het verloop van COPD te beperken is het van belang dat er zowel wetenschappelijk als in de praktijk meer aandacht aan de relatie tussen COPD en intimiteitproblematiek besteed wordt. Ook zou dit verband wellicht kunnen gelden voor andere chronische ziekten, waaronder astma.

 

5. Auteurs

 

M. van den Heuvel, Bsc

M. van Leeuwen, Bsc

R. Pijnenburg, Bsc

B. Rozen, Bsc

 

Deze WIKI pagina is ontwikkeld in het kader van de cursus Psychofarmacologie voor de master Medische Psychologie aan de Universiteit van Tilburg. Doordat deze WIKI een leeropdracht is, is het mogelijk dat niet alle informatie juist of compleet is. Aan de inhoud van deze WIKI pagina kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. 

 

April, 2019

 

6. Referenties

 

  1. Global Initiative for Chronic Obstructive Lung Disease. (2018). Global strategy for the diagnosis, management and prevention of chronic obstructive pulmonary disease [rapport]. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://goldcopd.org/wp-content/uploads/2018/11/GOLD-2019-v1.7-FINAL-14Nov2018-WMS.pdf

  2. Ornish, D. (1999). Love & survival. New York, NY: HarperCollins Publ.

  3. Ibañez, M., Aguilar, J. J., Maderal, M. A., Prats, E., Fårrero, E., Font, A. et al. (2001). Sexuality in chronic respiratory failure: coincidences and divergences between patient and primary caregiver. Respiratory Medicine, 95, 975-979

  4. Longfonds (z.j.). Wat is COPD. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.longfonds.nl/copd/alles-over-copd/wat-is-copd

  5. Longfonds (z.j.). Symptomen COPD. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.longfonds.nl/copd/alles-over-copd/symptomen-copd 

  6. Regan, E., Lynch, D., Curran-Everett, D., Curtis, J., Austin, J., & Grenier, P. et al. (2015). Clinical and radiologic disease in smokers with normal spirometry. JAMA Internal Medicine175(9), 1539. doi: 10.1001/jamainternmed.2015.2735

  7. Kim, V., Crapo, J., Zhao, H., Jones, P., Silverman, E., Comellas, A. et al. (2015). Comparison between an alternative and the classic definition of chronic bronchitis in COPDGene. Annals Of The American Thoracic Society, 12(3), 332-339. doi: 10.1513/annalsats.201411-518oc 

  8. Longfonds (z.j.). Longaanval. Geraadpleegd op 9 maart 2019, van https://www.longfonds.nl/copd/leven-met-copd/longaanval
  9. Snoeck-Stroband JB, Schermer TRJ, Van Schayck CP, Muris JW, Van der Molen T, In ’t Veen JCCM, Chavannes NH, Broekhuizen BDL, Barnhoorn MJM, Smeele I, Geijer RMM, & Tuut MK. (2007). Huisarts Wet, 58(4), 198-211. Geraadpleegd op 9 maart 2019, van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-copd#idp138704
  10. American Lung Association. (2013). Trends in COPD: morbidity and mortality. Geraadpleegd op 9 maart 2019, van https://www.lung.org/assets/documents/research/copd-trend-report.pdf
  11. Longfonds (z.j.). Longfunctietest. Geraadpleegd op 9 maart 2019, van https://www.longfonds.nl/astma/behandeling-astma/longfunctietest

  12. Volksgezondheid en zorg (z.j). Prevalentie en nieuwe gevallen van COPD. Geraadpleegd op 10 maart 2019, van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/copd/cijfers-context/huidige-situatie#node-prevalentie-en-nieuwe-gevallen-van-copd

  13. Volksgezondheid en zorg (z.j). Sterfte. Geraadpleegd op 10 maart 2019, van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/copd/cijfers-context/sterfte

  14. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). COPD. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/copd#copd_copd__onderhoudsbehandeling_achtergrond

  15. Longfonds. (z.j.). Medicatie bij COPD. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.longfonds.nl/copd/behandeling-van-copd/medicatie-copd

  16. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Corticosteroïden inhalatie. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/corticosteroiden__inhalatie

  17. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Ipratropium. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/i/ipratropium

  18. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Salbutamol Inhalatie. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/s/salbutamol__inhalatie_

  19. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Terbutaline. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/t/terbutaline

  20. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Formoterol. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/f/formoterol

  21. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Salmeterol. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/s/salmeterol

  22. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Tiotropium. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/t/tiotropium

  23. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Fluticason bij astma. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/f/fluticason__bij_astma_

  24. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Beclometason. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/b/beclometason__bij_astma

  25. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Budesonide. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/b/budesonide__bij_astma_

  26. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Prednisolon. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/p/prednisolon__systemisch_

  27. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Amoxicilline. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/a/amoxicilline

  28. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas. (z.j.). Doxycycline (systemisch). Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/d/doxycycline__systemisch_

  29. Ambrosino, N., & Bertella, E. (2018). Lifestyle interventions in prevention and comprehensive management of COPD. Breathe (Sheffield, England)14(3), 186-194. doi: 10.1183/20734735.018618

  30. Maurits E., Heymans M., Stirbu-Wagner I, & Rijken M. (2012). Werken met een chronische longaandoening (rapport). Utrecht: Nivel.

  31. Long-term Oxygen Treatment Trial Research Group (2016). A randomized trial of long-term oxygen for COPD with moderate desaturation. The New England Journal of Medicine, 375(17), 1617-1627. doi: 10.1056/NEJMoa1604344 

  32. Walbroehl, G. S. (1992). Sexual concerns of the patient with pulmonary disease. Postgraduate Medicine, 91(5), 455-460.

  33. Reis, H. T., & Shaver, P. (1988). Intimacy as an interpersonal process. Handbook of Personal Relationships, 24(3), 367-389.

  34. Kardan-Souraki, M., Hamzehgardeshi, Z., Asadpour, I., Mohammadpour, R. A., & Khani, S. (2016). A review of marital intimacy-enhancing interventions among married individuals. Global journal of health science, 8(8), 74.

  35. Bagarozzi, D. A. (2001). Enhancing intimacy in marriage. New York, NY: Routledge.

  36. Basson, R. (2001). Using a different model for female sexual response to address women's problematic low sexual desire. Journal of sex & marital therapy, 27(5), 395-403.

  37. Laurent, S.M., & Simons, A.D. (2009). Sexual dysfunction in depression and anxiety: Conceptualizing sexual dysfunction as part of an internalizing dimension. Clinical Psychology Review, 29(7), 573-585. https://doi.org/10.1016/j.cpr.2009.06.007  

  38. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (z.j.). Erectiele disfunctie. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/erectiele_disfunctie 

  39. Laan, E. (2003). Wanneer is een seksueel probleem een seksuele dysfunctie? Problemen bij de classificatie van seksuele stoornissen van vrouwen. Tijdschrift voor Seksuologie, 27(2), 62-69.

  40. Laumann, E. O., Paik, A., & Rosen, R. C. (1999). Sexual dysfunction in the United States: prevalence and predictors. Jama, 281(6), 537-544.

  41. Van Manen, J. G., Bindels, P. J., Dekker, F. W., Jzermans, C. J., van der Zee, J. S., & Schade, E. (2002). Risk of depression in patients with chronic obstructive pulmonary disease and its determinants. Thorax, 57, 412–416.

  42. Meier, C., Bodenmann, G., Moergeli, H., & Jenewein, J. (2011). Dyadic coping, quality of life, and psychological distress among chronic obstructive pulmonary disease patients and their partners. International journal of chronic obstructive pulmonary disease, 6, 583.

  43. Booth, S., Silvester, S., & Todd, C. (2003). Breathlessness in cancer and chronic obstructive pulmonary disease: using a qualitative approach to describe the experience of patients and carers. Palliat Support Care, 1, 337–344.

  44. Fiske, V., Coyne, J. C., & Smith, D. A. (1991). Couples coping with myocardial infarction: an empirical reconsideration of the role of over-protectiveness. Journal of Family Psycholoy, 5, 4–20.

  45. Gottman, J. M. (2014). What predicts divorce?: The relationship between marital processes and marital outcomes. Hove, England: Psychology Press.

  46. Miravitlles, M., Peña-Longobardo, L. M., Oliva-Moreno, J., & Hidalgo-Vega, Á. (2015). Caregivers’ burden in patients with COPD. International Journal of Chronic Obstructive Pulmonary Disease, 10, 347.

  47. Lindqvist G., Albin B., Heikkila K. & Hjelm K. (2013). Conceptions of daily life in women living with a man suffering from chronic obstructive pulmonary disease. Primary Health Care Research & Development 14, 40-15.

  48. Kaptein, A. A., van Klink, R. C., de Kok, F., Scharloo, M., Snoei, L., Broadbent, E., & Rabe, K. F. (2008). Sexuality in patients with asthma and COPD. Respiratory medicine102(2), 198-204.

  49. Köseoğlu, N., Köseoğlu, H., Ceylan, E., Cimrin, H. A., Özalevli, S., & Esen, A. (2005). Erectile dysfunction prevalence and sexual function status in patients with chronic obstructive pulmonary disease. The Journal of urology, 174(1), 249-252.

  50. Semple, P. A., Beastall, G. H., Watson, W. S., & Hume, R. (1980). Serum testosterone depression associated with hypoxia in respiratory failure. Clinical science58(1), 105-106

  51. Collins, E. G., Halabi, S., Langston, M., Schnell, T., Tobin, M. J., & Laghi, F. (2012). Sexual dysfunction in men with COPD: impact on quality of life and survival. Lung, 190(5), 545-556.

  52. Abd-Elsalam, F. G., Mahgoub, N. A., Ghoneim, A. H., & Abou-Abdu, S. E. (2015). Chronic obstructive pulmonary disease and sexual functioning among women in Egypt. Egyptian Jounral of Chest Diseases and Tuberculosis, 64(3), 551-556.

  53. Gift, A.G., & McCrone, S.H. (1993). Depression in patients with COPD. Heart Lung, 22, 289-297.

  54. Bouma, J., de Boer, J.J., de Schepper, E.I.T., Leusink, P.M., Oomkes, W., Stevens, N.T.J.M., & van der Waart, T.H.A.M. (2014). NHG-Standaard Seksuele Klachten [Rapport]. Geraadpleegd op 9 maart 2019, van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-erectiele-disfunctie

  55. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (z.j.). Sildenafil. Geraadpleegd op 9 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/s/sildenafil

  56. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (z.j.). Vardenafil. Geraadpleegd op 9 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/v/vardenafil 

  57. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (z.j.). Tadalafil. Geraadpleegd op 9 maart 2019, vanhttps://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/t/tafalafi 

  58. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (z.j.). Testosteron. Geraadpleegd op 9 maart 2019, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/t/testosteron

  59. Etimadi, O., Amin Jafari, B., & Shah Seyah, M. (2014). The impact of collective instruction of couples based on relationship therapy approach on increasing marital intimacy of the couples of shahid families of the city of isfahan. ISWF. mags., 2(2), 13–38

  60. Etemadi, O., Navvabi Nezhad, S., Ahmadi, S., & Farzad, V. (2006). A study on the effectiveness of cognitive-behaviour couple therapy on couple’s intimacy that refers to counseling centers in Esfahan. Psychological Studies, 2(1), 69–87

  61. Rutgers WPF. (z.j.) Seksualiteit en een chronische ziekte. Geraadpleegd op 7 maart 2019 van, https://www.seksualiteit.nl/seksuele-problemen/brochures

  62. Hopman, M. (2010) Wat u niet weet over vaginale droogheid. Geraadpleegd op 7 maart 2019 van, https://www.plusonline.nl/pijn-bij-het-vrijen/wat-u-niet-weet-over-vaginale-droogheid

  63. Levack, W. M., Poot, B., Weatherall, M., & Travers, J. (2015). Interventions for sexual dysfunction in people with chronic obstructive pulmonary disease (COPD). Cochrane Database of Systematic Reviews, (9).

  64. Engel, G. (1977). The need for a new medical model: a challenge for biomedicine. Science, 196(4286), pp.129-136.

  65. Schiavi, R. C. (1994). Effect of chronic disease and medication on sexual functioning. Sexuality across the life course, 313-339.

  66. Rutgers WPF (z.j.). Astma, COPD en seksualiteit. Geraadpleegd op 20 maart 2019, van https://www.rutgers.nl/producten/astma-copd-en-seksualiteit

  67. Karadag, F., Ozcan, H., Karul, A. B., Ceylan, E., & Cildag, O. (2007). Correlates of erectile dysfunction in moderate‐to‐severe chronic obstructive pulmonary disease patients. Respirology12(2), 248-253.

  68. N.C., Oswald, V.C., Medvei (1955). Chronic bronchitis: the effect of cigarette-smoking. Lancet, 269, 843-844

  69. van Emst, A., Stevens, I., & Wiebing, M. (2007). Stoppen met roken. Psychopraxis, jaargang 20079(5), 195-198.

  70. Ferguson, J. M. (2001). SSRI antidepressant medications: adverse effects and tolerability. Primary care companion to the Journal of Clinical Psychiatry, 3(1), 22

  71. Bourbeau, J., & Bartlett, S. J. (2008). Patient adherence in COPD. Thorax, 63(9), 831-838.

  72. Sebkhi, A., Strange, J.W., Phillips, S.C., Wharton, J., & Wilkins, M.R. (2003). Phosphodiesterase type 5 as a target for the treatment of hypoxia-induced pulmonary hypertension. Circulation 107, 3230–3235.

  73. Charan, N.B. (2001). Does sildenafil also improve breathing? Chest, 120, 305–306. 

  74. Chung, K. F. (2006). Phosphodiesterase inhibitors in airways disease. European journal of pharmacology533(1-3), 110-117.

  75. Matte, D.L., Pizzichini, M.M., Hoepers, A.T., Diaz, A.P., Karloh. M., Dias, M., & Pizzichini, E. (2016). Prevalence of depression in COPD: a systematic review and meta-analyses of controlled studies. Respiratory Medicine, 117, 154-161. doi: 10.1016/j.rmed.2016.06.006

  76. Willgoss, T.H., & Yohannes, A.M. (2013). Anxiety disorders in patients with copd: a systematic review. Respiratory care, 58(5), 858-866. doi: 10.4187/respcare.01862

  77. Strang, S., Ekberg-Jansson, A., & Henoch, I. (2014). Experience of anxiety among patients with severe COPD: a qualitative, in-depth interview study. Palliative and Supportive Care, 12(6), 165-472. doi:10.1017/S1478951513000369

  78. Eisner, M.D., Blanc, P.D., Yelin, E.H., Katz, P.P., Sanchez, G., Iribarren, C., & Omachi, T.A. (2010). Influene of anxiety on health outcomes in COPD. Thorax, 65(3), 229-234. doi: 10.1136/thx.2009.126201

  79. Baldwin, D.S. (2001). Depression and sexual dysfunction. British Medical Bulletin, 57(1), 81-89. doi: 10.1093/bmb/57.1.81

  80. Rijnstate (2016). Afdeling Marketing en Communicatie. Astma of COPD en seksualiteit. Geraadpleegd op 16 maart 2019, van https://www.rijnstate.nl/media/12341/astma-of-copd-en-seksualiteit.pdf

  81. Yohannes, A.M., & Alexopoulos, G.S. (2014). Depression and anxiety in patients with COPD. European Respiratory Society, 23(133), 345-349. doi: 10.1183/09059180.00007813

  82. Korpershoek Y., Bos-Touwen, I.D., de Man- van Ginkel, J.M., Lammers, J-W.J., Schuurmans M.J., & Trappenburg, J.C.A. (2016). Determinants of activation for self-management in patients with COPD. International Journal of COPD, 11, 1757-1766.

  83. Sheridan, N., Kenealy, T., Salmon, E., Rea, H., Raphael D., & Schmidt-Busby, J. (2011). Helplessness, self blame and faith may impact on self management in COPD: A qualitative study. PrimaryCare Respiratory Journal, 20(3), 307-314. http://dx.doi.org/10.4104/pcrj.2011.00035

  84. Bourbeau, J., Nault, D., & Dang-Tan, T. (2002). Self-management and behaviour modification in COPD. Patient education and counselling, 52, 271-277. doi:10.1016/S0738-3991(03)00102-2

  85. Kovac, J.R., Labbate, C., Ramasamy, R., Tang, D., & Lipshultz, L.I. (2014). Effects of cigarette smoking on erectile dysfunction. Andrologia, 47(10), 1087-1092. doi: 10.1111/and.12393

  86. Yilmaz, M.O., Akin, Y., Gulum, M, Ciftci, H., & Yeni, E. (2015). Relationship between smoking and female sexual dysfunction. Andrology, 4(2), 144-145. doi: 10.4172/2167-0250.1000144

  87. Gysels, M., & Higginson, I. J. (2008). Access to services for patients with chronic obstructive pulmonary disease: the invisibility of breathlessness. Journal of pain and symptom management, 36(5), 451-460.

  88. Mooradian, A.D., & Grei, V. (1990). Sexuality in older women. Arch Intern Med, 150, 1033-1038.

  89. Trivedi, R.B., Bryson, C.L., & Udris, E. et al. (2012). The influence of informal caregivers on adherence in COPD patients. Ann Behav Med, 44, 66–72

  90. Bergs D. (2002) ‘The Hidden Client’ – women caring for husbands with COPD: their experience of quality of life. Journal of Clinical Nursing 11, 613–621

  91. Simpson A.C., Young J., Donahue M. & Rocker G. (2010) A day at a time: caregiving on the edge in advanced COPD. International Journal of Chronic Obstructive Pulmonary Disease 5, 141–151

  92. Philip, J., Gold, M., Brand, C., Miller, B., Douglass, J., & Sundararajan, V. (2014). Facilitating change and adaptation: the experiences of current and bereaved carers of patients with severe chronic obstructive pulmonary disease. Journal of palliative medicine, 17(4), 421-427

  93. Cruz, J., Marques, A., & Figueiredo, D. (2017). Impacts of COPD on family carers and supportive interventions: a narrative review. Health & social care in the community, 25(1), 11-25.

  94. Janssen, D. J., Franssen, F. M., Wouters, E. F., Schols, J. M., & Spruit, M. A. (2011). Impaired health status and care dependency in patients with advanced COPD or chronic heart failure. Quality of life research, 20(10), 1679-1688

  95. Wakabayashi, R., Motegi, T., Yamada, K., et al. (2011). Presence of in-home caregiver and health outcomes of older adults with chronic obstructive pulmonary disease. J Am Geriatr Soc, 59, 44–49

  96. Gabriel R., Figueiredo D., Jacome C., Cruz J. & Marques A. (2014) Day-to-day living with severe chronic obstructive pulmonary disease: towards a family-based approach to the illness impacts. Psychology & Health 29, 967–983

  97. IJff, M. (1997). Sexcounseling in de psychosociale hulpverlening. Assen, Drenthe: Van Gorcum

  98. Traa, M., De Vries, J., Roukema, J., Rutten, H., & Den Oudsten, B. (2013). The sexual health care needs after colorectal cancer: the view of patients, partners, and health care professionals. Supportive Care In Cancer22(3), 763-772. doi: 10.1007/s00520-013-2032-z

  99. Park, E., Norris, R., & Bober, S. (2009). Sexual health communication during cancer care. The Cancer Journal, 15(1), 74-77. doi: 10.1097/ppo.0b013e31819587dc

  100. Cherpak, G., & Santos, F. (2016). Assessment of physicians’ addressing sexuality in elderly patients with chronic pain. Einstein (Sao Paulo), 14(2), 178-184. doi: 10.1590/s1679-45082016ao3556

  101. Vincent, E., & Singh, S. (2007). Review Article: Addressing the sexual health of patients with COPD: the needs of the patient and implications for health care professionals. Chronic Respiratory Disease, 4(2), 111-115. doi: 10.1177/1479972306076105

  102. Brandenburg, U., & Bitzer, J. (2009). The challenge of talking about sex: the importance of patient–physician interaction. Maturitas, 63(2), 124-127. doi: 10.1016/j.maturitas.2009.03.019

  103. National Coalition for Sexual Health (z.j.). Geraadpleegd op 24 maart 2019, van https://nationalcoalitionforsexualhealth.org/ 

  104. National Coalition for Sexual Health (z.j.). Geraadpleegd op 24 maart 2019, van https://nationalcoalitionforsexualhealth.org/tools/for-healthcare-providers/document/ProviderGuide.pf

  105. Levack, W. (2014). Sexual wellbeing for people with chronic obstructive pulmonary disease: relevance and roles for physiotherapy. New Zealand Journal of Physiohtherapy, 42(3). doi: 10.15619/nzjp/42.3.08

  106. Hynninen, M., Bjerke, N., Pallesen, S., Bakke, P., & Nordhus, I. (2010). A randomized controlled trial of cognitive behavioral therapy for anxiety and depression in COPD. Respiratory Medicine, 104(7), 986-994. doi: 10.1016/j.rmed.2010.02.020

  107. Kunik, M., Veazey, C., Cully, J., Souchek, J., Graham, D., & Hopko, D. et al. (2007). COPD education and cognitive behavioral therapy group treatment for clinically significant symptoms of depression and anxiety in COPD patients: a randomized controlled trial. Psychological Medicine, 38(03). doi: 10.1017/s0033291707001687

  108. Bourbeau, J. (2003). Reduction of hospital utilization in patients with chronic obstructive pulmonary disease: a disease-specific self-management intervention. Archives of Internal Medicine, 163(5), 585. doi: 10.1001/archinte.163.5.585

  109. Gadoury, M. (2005). Self-management reduces both short- and long-term hospitalisation in COPD. European Respiratory journal, 26(5), 853-857. doi: 10.1183/09031936.05.00093204

  110. Johnson, S. (2012). The Practice of Emotionally Focused Couple Therapy. New York, NY: Routledge. doi:10.4324/9780203843871

  111. Chawla, N., & Kafescioglu, N. (2012). Evidence-based couple therapy for chronic illnesses: enriching the emotional quality of relationships with emotionally focused therapy. Journal of Family Psychotherapy, 23(1), 42-53. doi: 10.1080/08975353.2012.654080

  112. Weiner, L., & Avery-Clark, C. (2014). Sensate Focus: clarifying the Masters and Johnson's model. Sexual and Relationship Therapy, 29(3), 307-319. doi: 10.1080/14681994.2014.892920

  113. Longfonds (2019) COPD - Wat gebeurt er in je longen. [video bestand]. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.longfonds.nl/copd/alles-over-copd/wat-is-copd (Toestemming gevraagd).

  114. Longfonds (2019) Wat is een longaanval: Herken de symptomen en kom in actie. [video bestand]. Geraadpleegd op 7 maart 2019, van https://www.longfonds.nl/copd/leven-met-copd/longaanval (Toestemming gevraagd).

  115. Jones, E. E. (1984). Social stigma: the psychology of marked relationships. New York, NY: WH Freeman & Co.  

  116. Berger, B. E., Kapella, M. C., & Larson, J. L. (2011). The experience of stigma in chronic obstructive pulmonary disease. Western journal of nursing research, 33(7), 916-932.

 

Comments (0)

You don't have permission to comment on this page.