| 
  • If you are citizen of an European Union member nation, you may not use this service unless you are at least 16 years old.

  • You already know Dokkio is an AI-powered assistant to organize & manage your digital files & messages. Very soon, Dokkio will support Outlook as well as One Drive. Check it out today!

View
 

Diabetes en seksuele problemen

Page history last edited by Nynke Brandsma 3 years, 11 months ago

© 2020, gemaakt door de auteurs van deze pagina (copyright free).

 

Welkom beste lezer!

 

Op deze pagina vindt u uitleg over diabetes en seksuele problemen. Voor diabetespatiënten vinden er voortdurend veranderingen plaats in hun leven. Niet alleen op het moment van de diagnose, maar gedurende het hele leven zal de patiënt te maken krijgen met verschillende problemen en aanpassingen. Een veel voorkomend, maar weinig besproken probleem, is de invloed van diabetes op het seksueel functioneren. Deze pagina is bedoeld om dit probleem uit te lichten en bespreekbaar te maken. In het eerste deel zal worden toegelicht wat diabetes inhoudt. In het tweede deel van de pagina zal worden uitgelegd hoe en waarom seksuele problemen ontstaan bij diabetespatiënten en om welke problemen dit gaat. In het derde deel zal vervolgens worden uitgelegd dat het behandelen van seksuele problemen uitdagend is vanwege de complexiteit ervan en wegens schaamte en taboe rondom dit onderwerp. Er voor volwassenen een aantal behandelingsmogelijkheden bekend die worden toegepast bij seksuele problemen. Deze komen vervolgens aan bod. Echter is er weinig bekend over seksuele problemen bij adolescenten met diabetes. In het vervolg van deel drie zal daarom worden onderbouwd waarom het zo belangrijk is om juist bij deze groep aandacht te besteden aan het seksueel functioneren. Hiervoor zullen de seksuele ontwikkeling en de invloed hiervan op de glykemische controle aan bod komen. Ten slotte zijn er drie adviezen opgesteld: (1) voor adolescenten met diabetes, (2) voor hun ouders en (3) voor hun zorgverleners. 

 

Disclaimer: Deze pagina is opgesteld door masterstudenten Medische Psychologie aan de Universiteit van Tilburg (Tilburg School of Social and Behavioral Sciences). De pagina is bedoeld om informatie te verschaffen aan diabetespatiënten, diens naasten, zorgverleners en ieder ander met interesse gerelateerd aan het onderwerp ‘Diabetes en seksuele problemen’. De informatie is gebaseerd op actuele bevindingen in de literatuur anno 23 april 2020 en zal hierna niet bijgewerkt worden. In de tekst staan cijfers tussen haakjes: [cijfer], deze verwijzen naar de gebruikte bronnen die onder aan de pagina terug te vinden zijn in de literatuurlijst. Op deze pagina wordt tevens doorgelinkt naar filmpjes en websites voor aanvullende informatie. De begrippen waarover u meer informatie kunt ontvangen zijn blauw en onderstreept. Wanneer u op het woord klikt, wordt u automatisch doorgestuurd naar het desbetreffende filmpje of website. 

 

Terug naar de startpagina 'Psychofarmacologie Medische Psychologie'.

 

Inhoudsopgave


 

Deel 1 - Diabetes

 

In het eerste deel wordt uitgelegd hoe de diagnose diabetes wordt gesteld, uit welke symptomen de ziekte bestaat, welke typen diabetes er zijn, wat ketoacidose is en wat hypo- en hyperglykemie inhoudt. Daarnaast wordt kort aandacht besteed aan de epidemiologie en prognose van diabetes. Tenslotte wordt uitleg gegeven over de medicatie die diabetespatiënten mogelijk krijgen voorgeschreven.

 

1.1 Algemene omschrijving

 

Diabetes Mellitus is een chronische ziekte, die wordt gekenmerkt door een stoornis in de stofwisseling. Er is sprake van teveel suiker (dit wordt ook wel glucose genoemd) in het bloed, dat wordt veroorzaakt door een absoluut of relatief tekort aan insuline. Insuline wordt aangemaakt door de Eilandjes van Langerhans in de alvleesklier en is nodig voor de opname van glucose door spier- en vetcellen. In dit proces werkt insuline als een soort sleutel, die ervoor zorgt dat glucose kan worden opgenomen door de cel. Bij diabetes zijn de Eilandjes van Langerhans beschadigd of werken ze minder goed, waardoor er geen of minder insuline wordt gemaakt. Hierdoor kan glucose niet goed worden opgenomen door de cel en ontstaan er veranderingen in de koolhydraat-, eiwit- en vetstofwisseling [1]. De werking van de alvleesklier en insuline wordt duidelijk weergegeven in dit filmpje. Meer informatie over insuline is te lezen in paragraaf 1.4.1. 

 

Figuur 1. De alvleesklier met de Eilandjes van Langerhans [69].  
                © 2020, copyright free.

 

Diabetes is een van de meest voorkomende chronische ziektes over de hele wereld. Bovendien zal het aantal diabetespatiënten alleen nog maar meer stijgen door de verandering in leefstijl, wat gepaard gaat met verminderde fysieke activiteit en toenemend overgewicht [2].

 

1.1.1 Diagnose

De diagnose Diabetes Mellitus wordt gesteld door middel van het bepalen van de bloedglucosewaarde. Bloedglucosewaarde is de hoeveelheid suiker of glucose in je bloed. Deze waarde kan nuchter of niet nuchter worden gemeten. Met nuchter wordt bedoeld dat je minimaal acht uur daarvoor niks hebt gegeten of gedronken behalve water [3]. Wanneer er op een willekeurig moment, dus niet nuchter, een bloedglucosewaarde wordt gemeten hoger dan 11 mmol/L, is er sprake van diabetes [1]. Alle waarden staan in Tabel 1.

 

Tabel 1. Referentiewaarden voor het stellen van de diagnose Diabetes Mellitus [1,4].

    Capillair bloed (vingerprik) Veneus plasma (uit ader) 
Normaal  Nuchter glucose  < 5,6 mmol/L  < 6,1 mmol/L
  Niet nuchter  < 7,8 mmol/L  < 7,8 mmol/L 
Diabetes  Nuchter glucose  ≥ 6,1 mmol/L ≥ 7,0 mmol/L
  Niet nuchter  ≥ 11,1 mmol/L  ≥ 11,1 mmol/L 

 

Een andere manier om diabetes te diagnosticeren is door het meten van de hemoglobine A1c (HbA1c). Dit is geglyceerd hemoglobine, wat betekent dat glucose vastzit aan de rode bloedcel. HbA1c wordt gebruikt om de gemiddelde bloedglucosewaarde van de afgelopen 2 tot 3 maanden te meten [1,5]. Dit is bij diabetespatiënten een standaardmethode om de bloedglucosewaarde te monitoren. Bij een HbA1c waarde van minimaal 6,5% wordt de diagnose Diabetes Mellitus gegeven. Daarnaast is HbA1c een betrouwbare voorspeller voor complicaties (zie 1.3.1) [5].

 

1.1.2 Symptomen

Algemene symptomen van diabetes zijn [6]:

  • Polyurie (veel plassen)
  • Polydipsie (het hebben van extreme dorst of veel drinken)
  • Vermoeidheid
  • Gewichtsverlies
  • Wazig zien
  • Misselijkheid of overgeven 

Meer informatie over de symptomen van diabetes is te zien in dit filmpje. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de symptomen per type diabetes.

 

1.1.3 Diabetes type 1 en type 2

Volgens de World Health Organization (WHO) wordt er onderscheid gemaakt tussen twee typen diabetes: diabetes type 1 en diabetes type 2 [7]. Daarnaast zijn er nog andere typen diabetes; hierover is meer te vinden op deze pagina van het Diabetes Fonds. 

 

Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte, waarbij de alvleesklier geen insuline meer aanmaakt. Er is dus sprake van een absoluut insulinetekort, wat ook wel insulinedeficiëntie wordt genoemd [1]. Dit ontstaat doordat de bètacellen van de Eilandjes van Langerhans niet goed functioneren [8]. Diabetes type 1 ontstaat meestal op de kinderleeftijd en gaat gepaard met het plotselinge ontstaan van symptomen, zoals polyurie, polydipsie, gewichtsverlies, verlies van zicht en vermoeidheid [7]. Tien procent van de diabetespatiënten heeft diabetes type 1 [8]. Meer informatie over de behandeling van type 1 met insuline wordt beschreven in paragraaf 1.4.1.

 

Diabetes type 2 wordt gekenmerkt door een ontregelde glucoseregulatie omdat er minder insuline wordt aangemaakt of een verminderde gevoeligheid voor insuline (insulineresistentie) [1,8]. Deze ontregelde glucoseregulatie is meestal het resultaat van overgewicht en fysieke inactiviteit [7]. Door het chronische overschot aan glucose in het bloed is er meer insuline nodig om dit op te kunnen nemen. Doordat de receptoren zoveel in aanraking komen met insuline zullen ze na verloop van tijd ongevoelig worden voor insuline; dit wordt insulineresistentie genoemd. Hierdoor moet de alvleesklier nog meer insuline proberen te maken en zal deze uiteindelijk uitgeput raken, waardoor de bloedglucosespiegel zal stijgen. Op dat moment is er sprake van diabetes [1].  

 

Bij diabetes type 2 ontstaan de symptomen geleidelijk en er zijn meestal ook al chronische complicaties op het moment van diagnosticeren [1]. Negentig procent van de diabetespatiënten heeft diabetes type 2, wat door de huidige ongezonde leefstijl nog meer zal toenemen en op een steeds lagere leeftijd zal voorkomen [8]. 

 

Tabel 2. Overzicht van de verschillen tussen diabetes type 1 en type 2. 

 

Diabetes type 1 

Diabetes type 2 

Beginleeftijd

Op jonge leeftijd 

Op oudere leeftijd 

Ontstaan

Acuut, met flink ziek zijn 

Geleidelijk, met weinig klachten 

Mechanisme

Insulinedeficiëntie

Insuline ongevoeligheid

Symptomen

Polyurie, polydipsie, gewichtsverlies, vermoeidheid  Licht aanwezig en aspecifiek 

Ketoacidose

Vaak Nauwelijks

Percentage

± 10% ± 90%

 

1.1.4 Ketoacidose

Wanneer de diabetes nog niet ontdekt is of als er te weinig insuline is toegediend, kan dat leiden tot verzuring van het lichaam. Dit wordt ketoacidose genoemd. Ketoacidose ontstaat doordat glucose slecht kan worden verwerkt door het lichaam. Om het lichaam toch van energie te voorzien wordt er overgeschakeld op vetverbranding. Hierdoor komen ketonen vrij en verzuurt het bloed. Wanneer hier geen medische hulp voor wordt gegeven, kan het leiden tot een ketoacidotische coma en uitdroging. Ketoacidose komt vooral voor bij diabetes type 1 [9]. 

 

1.1.5 Hypo- en hyperglykemie

Bij een bloedglucosewaarde van onder de 3,9 mmol/L is er sprake van hypoglykemie (hypo) [10]. Deze sterke daling van de bloedglucosewaarde komt doordat te weinig glucose in het bloed zit. Dit uit zich in zweten, trillen, hartkloppingen, duizeligheid, agitatie, concentratieverlies en vermoeidheid. Een hypo kan het best worden behandeld met het eten of drinken van iets zoets. In ernstige gevallen kan er verlies van bewustzijn optreden [11]. Meer uitleg en wat je moet doen bij een hypo is te zien in dit filmpje.

 

Bij een bloedglucosewaarde van boven de 10 mmol/L is er sprake van hyperglykemie (hyper) [10]. Deze sterke stijging van de bloedglucosewaarde komt doordat er teveel glucose in het bloed zit. Dit uit zich in polyurie, polydipsie, vermoeidheid, plotselinge humeurigheid, geen of juist veel eetlust, wazig zicht en misselijkheid of braken. Bij een hyper heeft het lichaam een teveel aan suiker, wat kan worden opgelost door extra insuline te injecteren [11].

 

1.2 Epidemiologie

 

Prevalentie

In 2018 stonden er bijna 1.2 miljoen geregistreerd. In bijna alle leeftijdsgroepen zijn er meer mannen dan vrouwen met diabetes [12]. Het aantal diabetespatiënten blijft groeien door de veranderende levensstijl. De verwachting is dat er vooral een stijging zal zijn in lage- en middeninkomenslanden. De bevolkingsgroei, vergrijzing en verstedelijking zal, in combinatie met de eerder genoemde veranderende levensstijl waarschijnlijk zorgen voor een toename van 50,7% van diabetespatiënten in 2030 [2]. Wereldwijd zijn er ongeveer 422 miljoen mensen met diabetes [7].

 

De prevalentie van diabetes is hoger bij Turken, Marokkanen en Surinamers in Nederland, waarbij de gemiddelde leeftijd waarop diabetes begint 10 tot 20 jaar eerder is dan bij autochtone Nederlanders. Daarnaast komt diabetes vaker voor bij mensen met een lagere sociaaleconomische status [4].

 

Incidentie

In 2018 zijn er in Nederland 53.600 nieuwe patiënten gediagnosticeerd met diabetes [12].

 

1.3 Prognose

 

Diabetes type 1 is een chronische ziekte waarvan je niet kan genezen, terwijl je van diabetes type 2 soms wel kan ‘genezen’ door middel van leefstijlverandering [13]. Door gezonder te eten en meer te bewegen kan het lichaam bij patiënten met diabetes type 2 in sommige gevallen weer beter reageren op insuline, waardoor bloedglucosewaarden stabieler en lager worden. Wanneer patiënten met diabetes type 2 geen medicijnen of insuline meer nodig hebben, wordt gesproken over remissie [13].

 

1.3.1 Complicaties

Na enige tijd kan diabetes leiden tot verschillende complicaties, welke onderverdeeld worden in microvasculaire en macrovasculaire complicaties. 

  • Microvasculaire complicaties
    Hierbij is sprake van schade aan de kleine bloedvaten. Dit kan het volgende veroorzaken:

               o netvliesafwijkingen (retinopathie)

               o nierafwijkingen (nefropathie)

               o zenuwschade (neuropathie), wat kan leiden tot amputaties van ledematen. 

  • Macrovasculaire complicaties
    Hierbij is sprake van atherosclerose (aderverkalking) in de grote bloedvaten. Dit kan zorgen voor een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, waaronder:

               o herseninfarct

               o hartinfarct

               o perifeer vaatlijden. 

  

Betere diabetesregulatie en strikte bewaking van de bekende risicofactoren op hart- en vaatziekten kunnen de kans op complicaties verlagen [14]. Door de grote diversiteit aan complicaties en de ernstige gevolgen daarvan is het voor patiënten belangrijk om op controle te komen. Om complicaties vroegtijdig te onderkennen, worden patiënten vier keer per jaar gecontroleerd door de huisarts of praktijkondersteuner op bovengenoemde verschijnselen en een keer per jaar vindt een uitgebreide controle plaats [4]. 

 

Psychische comorbiditeit

Naast bovengenoemde fysieke complicaties kan diabetes ook leiden tot verschillende psychische stoornissen. Meer informatie daarover kunt u verderop deze pagina vinden (zie 2.3.4). 

 

1.3.2 Mortaliteit en levensverwachting

De cijfers met betrekking tot de mortaliteit van diabetes zijn niet volledig betrouwbaar, omdat de registratie van diabetes als doodsoorzaak niet vanzelfsprekend is. Vaak worden hart- en vaatziekten of nierfalen geregistreerd als doodsoorzaak, terwijl de oorzaak eigenlijk onder de complicaties van diabetes valt. In 2018 stierven bijna 2.700 patiënten aan diabetes als primaire doodsoorzaak [15]. In werkelijkheid zal dit getal nog hoger liggen door de onderschatting van diabetes als doodsoorzaak. De levensverwachting van mensen met diabetes is beduidend lager dan voor mensen zonder diabetes. Zo wordt aan de hand van het Chronische Ziekten Model van het RIVM voorspeld dat op 45-jarige leeftijd mannen met diabetes een 9 jaar lagere, en vrouwen met diabetes een 11 jaar lagere levensverwachting hebben dan mensen zonder diabetes [16]. 

 

1.4 Medicatiegebruik

 

De behandeling van diabetes richt zich op het reguleren van de bloedglucosewaarden in het bloed en daarmee het behandelen en de preventie van bovengenoemde complicaties (zie 1.3.1) [1,16]. Bij diabetes type 1 is het noodzakelijk om insuline te injecteren, terwijl bij diabetes type 2 de bloedglucosewaarden vaak gereguleerd kunnen worden met behulp van orale tabletten. Insuline wordt bij diabetes type 2 pas toegevoegd aan de behandeling wanneer orale tabletten niet meer voldoende werking uitoefenen. Om deze reden wordt in de uitleg van insulinetherapie slechts gesproken over diabetes type 1 patiënten, maar de behandeling is hetzelfde voor diabetes type 2 patiënten waarbij orale medicatie niet meer werkt. Daarnaast kan zoals eerder vermeld diabetes type 2 soms onder controle gehouden worden met behulp van leefstijladviezen, zoals genoeg bewegen en gezond eten, en is het voorschrijven van medicatie niet nodig. Hieronder zullen de verschillende behandelmogelijkheden uiteen worden gezet [1,16]. 

 

1.4.1 Insuline

Het is voor diabetes type 1 patiënten van belang om een evenwicht te bereiken tussen de insulinespiegels in het bloed, de glucose aanvoer vanuit de darm en het glucoseverbruik door de doelorganen [1]. Dit houdt in dat de insulinedosering, de voeding en de lichamelijke inspanning continue op elkaar afgestemd dienen te worden. Wanneer een goed evenwicht bereikt wordt, kan gesproken worden van normoglykemie: bloedglucosewaarden tussen 4 en 8 mmol/l. De bloedglucosespiegel is bij veel patiënten echter niet constant, maar schommelt en komt daarbij ook buiten de streefwaardes. Naast bovengenoemde zaken kunnen ook ziekte, geneesmiddelen, stress en emoties invloed hebben op de glucosespiegels [1]. Door al deze invloeden is het lastig voor patiënten om binnen de streefwaardes te blijven en een goede controle van de bloedsuikerspiegel te behouden.

 

Omdat bij diabetes type 1 patiënten geen insuline meer aangemaakt wordt in de Eilandjes van Langerhans, is het voor hen levenslang nodig om insuline te injecteren. Insulinetherapie bestaat uit het subcutaan (onderhuids) injecteren van insuline met behulp van een insulinepen, zodat het geleidelijk in de bloedbaan wordt opgenomen. De plaats van de injectie is afhankelijk van de soort insuline en de mate van overgewicht, maar veelal worden de injecties in de buik, been of bil geplaatst [17]. De soorten insuline die gebruikt worden zijn ultrakortwerkende, kortwerkende, middellangwerkende en langwerkende insuline [1, 17]. Meer informatie over de verschillende soorten insuline en de werking daarvan is te vinden op deze pagina. Daarnaast is tegenwoordig het gebruik van insuline pompen toegenomen, ook wel Continuous Subcutaneous Insulin Infusions (CSII) genoemd [18]. Zoals de naam al zegt, heeft de patiënt hierbij een kleine pomp vast zitten aan het lichaam met een slangetje en een dunne naald die onder de huid van de buik zit. Deze pomp geeft regelmatig kleine hoeveelheden kortwerkende insuline af [1, 19]. Bovendien is het mogelijk om extra doseringen insuline af te geven door middel van ‘bolussen’. De insulinepomp zorgt voor stabielere bloedglucosewaarden over tijd en daarmee betere HbA1c waardes [18].

 

Insulinebehandeling heeft als belangrijkste bijwerkingen gewichtstoename en hypoglykemie [20]. Gewichtstoename ontstaat doordat glucose weer beter opgenomen wordt in de cellen en hypoglykemie kan ontstaan wanneer er teveel insuline is toegediend. Daarnaast kan door telkens op dezelfde plek te injecteren verlittekening ontstaan met als gevolg een verdikking en verharding van de huid, ook wel lipohypertrofie genoemd. Dit kan ook leiden tot hypoglykemie [21].

 

Het controleren van de bloedglucosewaarden is van belang om te weten hoeveel insuline toegediend moet worden. De bloedglucosespiegel kan gemeten worden aan de hand van een vingerprik en bloedglucosemeter of met een continue glucosemeter (CGM). Deze laatste is een sensor die continue de bloedglucosespiegel meet en een signaaltje geeft wanneer deze te hoog of te laag dreigt te worden. Hiermee kunnen hypoglykemie en hyperglykemie voorkomen worden bij patiënten die slecht in staat zijn om hun diabetes te monitoren [18]. Bij de behandeling van diabetes type 1 zijn glykemische controle en zelfzorg belangrijke aspecten die veel patiënten lastig vinden. Er wordt gesproken over goede glykemische controle wanneer de bloedglucosewaarden van de patiënt zoveel mogelijk binnen de streefwaarden van normoglykemie blijven. Met de nieuwe technieken zoals combinaties van CSII en CGM blijft de diabeteszorg zich ontwikkelen en wordt geprobeerd de zwaarte van de zelfzorg te verminderen, maar vooralsnog is diabetes een ziekte waarbij de patiënt de zorg grotendeels in handen heeft en verantwoordelijk is voor zijn eigen gezondheid en ziekteproces. Het is deze verantwoordelijkheid die zorgt voor de grote impact van de diagnose diabetes bij patiënten, die samengaat met veel stress en aanpassingsproblematiek [22]. 

 

1.4.2 Orale medicatie

Wanneer leefstijlveranderingen niet voldoende zijn om goede glykemische controle te behouden, worden bij diabetes type 2 orale tabletten voorgeschreven met als doel de bloedglucosewaardes te verlagen. De medicatie wordt voorgeschreven aan de hand van oplopende aanbevelingen, beginnend met metformine, omdat dit een goedkoop, effectief en veilig medicijn is. In Tabel 3 is een overzicht te vinden van de verschillende vormen van orale medicatie voor diabetes type 2 met hun werking en meest voorkomende bijwerkingen. Tevens bestaan er combinatiepillen waarbij metformine met een ander geneesmiddel gecombineerd wordt. Naast bloedglucoseverlagende medicijnen slikken veel diabetespatiënten cholesterol- en bloeddrukverlagende medicatie [23]. 

 

Tabel 3. Orale medicatie diabetes type 2 [8,23,24].

Medicijn 

Werking

Bijwerkingen 

Metformine

Vermindert de glucoseafgifte in de lever en reduceert het risico op hart- en vaatziekten 

Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn, verlies van eetlust en vitamine B12 tekort 

Sulfonylureumderivaten (SU-derivaten) 

Stimuleren de bètacellen in de alvleesklier om meer insuline af te geven en verhogen insulinesensitiviteit van de cellen 

Hypoglykemie, maag- en darmproblemen, gewichtstoename en allergische huidreacties 

Thiazolidinedionen 

Verhoogt de insuline gevoeligheid van de lichaamscellen in de lever, de spieren en het vetweefsel 

Hartfalen, bovenste luchtweginfecties, hoofdpijn, oedeem,  gewichtstoename en botbreuken 

Meglitiniden (snel- en kortwerkende variant van SU-derivaten) 

Stimulatie van de aanmaak van insuline in de alvleesklier 

Hypoglykemie en overgevoeligheidsreacties 

DPP-4-remmers 

Remmen de afbraak van darmhormonen die ervoor zorgen dat de bètacellen in de alvleesklier insuline aanmaken en remmen glucose aanmaak in de lever 

Hoofdpijn, infecties, maag- darmklachten 

SGLT-2-remmers 

Zorgen dat glucose uit de nieren niet opnieuw wordt opgenomen in het lichaam, maar met de urine wordt afgevoerd en reduceren hart- en vaatproblemen 

Ketoacidose, schimmelinfecties, urineweginfecties 

 

Soms wordt een diabetes type 2 patiënt ook behandeld met GLP1 analogen, die geïnjecteerd moeten worden [23]. GLP1 is een darmhormoon dat zorgt voor meer insuline afgifte in de alvleesklier en minder glucose afgifte in de lever. GLP1 analogen kunnen boven insuline verkozen worden doordat ze amper tot hypoglykemie leiden en doordat ze zorgen voor gewichtsverlies. Bijwerkingen zijn misselijkheid en buikklachten [25].

 

Voor uitgebreide informatie over de besproken soorten medicatie wordt doorverwezen naar het Farmacotherapeutisch Kompas.

 

Deel 2 - Seksuele problemen bij diabetes

 

In het volgende deel wordt uitgelegd welke psychologische en seksuele problemen kunnen voorkomen bij diabetespatiënten. Seksuele problemen bij diabetespatiënten kunnen ontstaan naar aanleiding van psychosociale oorzaken, maar ook door lichamelijke veranderingen en diabetescomplicaties.

 

2.1 Psychische klachten als gevolg van diabetes

 

Niet alleen op het moment van de diagnose heeft het krijgen van diabetes invloed. Gedurende het hele leven zal de diabetespatiënt dag in dag uit de rol van de alvleesklier op zich moeten nemen. Dit vraagt om veel aanpassing en het continue bewust bezig zijn met het hebben van een ziekte. Dit kan tot veel verschillende psychische klachten leiden [26]. In de zorgstandaard voor psychische problemen bij diabetes [26] en in eerder onderzoek [27] worden een aantal psychische klachten genoemd die vaak samengaan met diabetes; deze zullen hieronder worden toegelicht. 

 

Bij diabetespatiënten kan sprake zijn van adaptatieproblemen, waarbij moeite wordt ervaren bij het aanpassen aan de ziekte in het dagelijks leven.

  • Daarnaast kunnen diabetes en de daarbij behorende (noodzakelijke) levensveranderingen leiden tot chronische stress. Deze stress kan een ontregeling van de diabetes veroorzaken waardoor er een vicieuze cirkel kan ontstaan.
  • Ook kunnen gevoelens van angst ontstaan in combinatie met diabetes. Dit kan gaan om hypo-angst, waarbij de patiënt bang is voor het krijgen van een hypoglykemie. Daarnaast is het mogelijk dat patiënten angst voor complicaties, zoals ledemaat amputatie en blindheid, ervaren. Ten slotte is een veel voorkomende angst bij diabetespatiënten de angst voor het prikken van de eigen bloedglucosewaardes of het spuiten van insuline. 
  • Een andere psychische comorbiditeit van diabetes is depressie. Het is namelijk gebleken dat depressie zo’n twee keer meer voorkomt bij diabetespatiënten [28]. 
  • Tevens lijken verschillende eetstoornissen, zoals anorexia nervosa en boulimia nervosa meer voor te komen bij jonge vrouwelijke diabetespatiënten. Het verminderen van het aantal insuline injecties heeft namelijk als gevolg dat je afvalt. Echter heeft dit nadelige gevolgen voor de diabetesregulatie. 
  • Ernstige hypoglykemieën kunnen ook leiden tot aantasting van bloedvaten, wat cognitieve achteruitgang als gevolg heeft. 
  • Ten slotte komen psycho-seksuele problemen, zoals erectieproblemen bij mannen, veel voor bij diabetespatiënten. Hier zal in de volgende paragrafen dieper op in worden gegaan. 

 

2.2 Seksuele disfuncties in de DSM-V

 

Seksuele disfuncties zijn een groep aandoeningen die worden gekenmerkt door een verstoring van het vermogen om seksueel te reageren of om seksueel genot te ervaren [29]. Om te spreken van een stoornis moeten klachten minstens zes maanden aanwezig zijn en moet er sprake zijn van klinisch significant lijden [29]. In de GGZ-zorgstandaard Seksuele Disfuncties worden acht verschillende seksuele disfuncties genoemd waarvan vier voor mannen, drie voor vrouwen en één bij zowel mannen als vrouwen. De seksuele disfuncties die worden benoemd bij mannen zijn: (1) verminderd seksueel verlangen, (2) erectiestoornis, (3) voortijdige zaadlozing en (4) geremde zaadlozing. Seksuele disfuncties bij vrouwen zijn: (5) seksuele interesse of opwindingsstoornis (6) genitopelviene pijn of penetratiestoornis en (7) orgasmestoornis. Bij zowel mannen als vrouwen kan er een seksuele disfunctie ontstaan als gevolg van een (genots)middel of medicatie (8). Hierbij dient sprake te zijn van een klinisch significante verstoring van het seksueel functioneren waarbij de symptomen tijdens of na het starten van de medicatie zijn opgetreden. Tevens moet het medicijn in staat zijn om de ervaren symptomen te veroorzaken. Lees hierover meer over diabetesmedicatie in paragraaf 1.4. 

 

Daarnaast kan er ook sprake zijn van seksuele klachten die niet in de DSM-V (diagnostisch handboek voor psychische stoornissen) zijn opgenomen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het uitblijven van genot tijdens een orgasme (anhedonisch orgasme) of een pijnlijke zaadlozing. Vrouwen kunnen problemen ervaren rondom opwinding zoals ongewenste genitale opwinding in de afwezigheid van seksuele interesse en verlangen (stoornis met persistente genitale opwinding). Het post-orgasmic illness syndrome is een syndroom waar ejaculatie of een orgasme langdurige lichamelijke en geestelijke klachten kan veroorzaken.

 

2.3 Seksuele disfuncties bij diabetespatiënten

 

Het hebben van diabetes kan op zichzelf de oorzaak zijn van seksuele problemen, maar het gebruik van medicatie of de diabetesregulatie kan ook een belangrijke invloed hebben. Veel voorkomende seksuele problemen bij diabetespatiënten zijn opwindingsproblemen, erectieproblemen, problemen met klaarkomen of een minder vochtige vagina. Factoren die hier een rol bij kunnen spelen zijn vermoeidheid, te hoge bloedsuikers, hypo-angst, (angst voor) urineverlies tijdens het vrijen, relationele problemen en verminderde doorbloeding van de geslachtsdelen door beschadiging van de bloedvaten [31]. Ook kan hyperglykemie bijdragen aan de mechanismen van seksuele disfuncties bij diabetespatiënten [32]. Daarnaast zijn een hoge bloeddruk, overgewicht, roken en dyslipidemie (afwijking in de hoeveelheid vetten in het bloed), factoren voor het ontwikkelen van seksuele disfuncties bij zowel mannen als vrouwen. Dit zijn factoren die regelmatig samengaan met het hebben van diabetes [32]. in de volgende paragraven zal er meer uitleg worden gegeven over verschillende seksuele problemen en mogelijke oorzaken voor zowel mannen als vrouwen. 

 

2.3.1 Mannen

De leeftijd waarop seksuele disfuncties bij mannen ontstaan is 46, en hiermee is gemiddeld hoger dan bij vrouwen. Daarnaast komen seksuele disfuncties vaker voor bij mannen met overgewicht en een langere ziekteduur [33]. De oorzaak van het ontstaan van seksuele problemen bij mannen kan zowel lichamelijk als psychisch zijn. Het is bijvoorbeeld bekend dat een slechte glykemische controle, diabetescomplicaties, relatie met partner, emotionele en cognitieve aanpassing aan diabetes mogelijke voorspellers zijn voor het ontstaan van seksuele problemen. Bij mannen zijn seksuele disfuncties dus gerelateerd aan lichamelijke en psychologische factoren [33].

 

De volgende seksuele problemen worden bij mannelijke diabetespatiënten gerapporteerd [31-34]:

  • Erectiestoornis/erectieproblemen. Problemen om een erectie te krijgen/behouden tijdens seksuele activiteit en/of afname in stevigheid van de erectie. Mannen met diabetes tonen een drievoudig verhoogd risico op het krijgen van een erectiestoornis in vergelijking met mannen zonder diabetes. Er wordt dan ook geschat dat ongeveer 50% van de mannen met diabetes hier last van heeft, wat een negatieve invloed uit kan oefenen op hun kwaliteit van leven. Daarbij ontwikkelen mannen met diabetes 10 tot 15 jaar eerder een erectiestoornis ten opzichte van mannen zonder diabetes. 
  • Droog klaarkomen. Wanneer een man wel klaarkomt maar er geen zaadlozing plaatsvindt, wordt er gesproken van droog klaarkomen. Het sperma komt dan in de blaas terecht. Dit komt bij ongeveer 15% van de mannen met diabetes voor. 
  • Krachtafname zaadlozing. Sommige mannen met diabetes ervaren een minder heftige uitstoot van de zaadlozing, dit kan een minder intens orgasme veroorzaken.
  • Moeite met klaarkomen. Een complicatie van diabetes kan zijn dat de gevoeligheid van de zenuwbanen beperkt wordt door beschadiging. Mannen die hier last van hebben rapporteren moeite met klaarkomen. Zij kunnen problemen ervaren met het tempo van klaarkomen (vertraagd), onregelmatig klaarkomen of het uitblijven ervan.
  • Verminderd libido/opwindingsproblemen. Aanhoudende of terugkerende afwezigheid van seksuele/erotische gedachten en of fantasieën en verlangen naar seksuele activiteit kan voorkomen bij mannen met diabetes. 

 

In het vervolg van deze paragraaf zal verdiepende uitleg worden gegeven over de biologische oorzaken van seksuele disfuncties bij mannen. Deze informatie is met name bedoeld voor lezers die graag wat meer details willen weten.

 

Biologische oorzaken van seksuele problemen bij mannen 

Er is een verband aangetoond tussen slechte glykemische controle en erectiestoornissen [32, 35]. Toch is het nog onduidelijk hoe dit verband in elkaar steekt [31-33]. Echter bestaat er wel een duidelijke relatie tussen diabetes en hoge bloeddruk, verhoogde vetgehaltes in het bloed, overgewicht, metabool syndroom, roken en een inactieve levensstijl, welke allemaal een risicofactor zijn voor het ontstaan van een erectiestoornis [32]. Daarnaast hebben patiënten met zowel microvasculaire als macrovasculaire diabetescomplicaties ook een verhoogd risico op het krijgen van een erectiestoornis. 

 

Macrovasculaire complicaties als gevolg van diabetes komen voort uit atherosclerose (aderverkalking) en veroorzaken schade aan de bloedvaten. Als gevolg kan de doorbloeding van de penis verminderen [31, 32]. Microvasculaire complicaties veroorzaken stoornissen van sensorische impulsen van de penis naar het erectiele centrum die een erectie reguleert. In andere woorden, door schade aan zenuwbanen kunnen seksuele prikkels minder goed worden doorgegeven. Door beperkte gevoeligheid van de zenuwbanen kan de penis minder gevoelig worden waardoor mannen met diabetes minder makkelijk of droog klaar kunnen komen. Door de verhindering van binnenkomende prikkels kan het langer duren voordat een orgasme wordt bereikt of om opgewonden te raken. Meer krachtige prikkels zijn dan nodig om tot een orgasme te komen, wat het steeds moeilijker maakt om een orgasme te bereiken [31]. Daarnaast is insulineresistentie, en daarbij verhoogde glucosegehaltes in de urine, geassocieerd met verhoogde ontstekingswaarden waardoor de eikel en voorhuid eerder vatbaar zijn voor infecties [31, 32].

 

Een andere lichamelijke verklaring is dat sommige mannen met diabetes een verlaagde testosteron concentratie hebben [31, 32]. Testosteron is het belangrijkste hormoon voor de regulering van een erectie en reguleert de timing ervan. In normale omstandigheden begint de erectie naar aanleiding van seksueel verlangen en bepaalt de hoeveelheid testosteron hoe de erectie verloopt voor, tijdens en na seks. Hoewel het nog onduidelijk is hoeveel testosteron nodig is voor een goede erectiele functie en wat de mechanismen precies zijn, is het wel duidelijk dat ontregelde (verlaagde) testosteron levels van invloed zijn op het libido van mannen met diabetes. 

 

2.3.2 Vrouwen

Het hebben van diabetes kan leiden tot het ontwikkelen van seksuele problemen [36]. Een schatting is dat seksuele problemen bij ongeveer 27% van de vrouwen met diabetes voorkomt [33].  Seksuele problemen worden zowel bij vrouwelijke patiënten met diabetes type 1 als met diabetes type 2 gezien [32]. 

 

De volgende seksuele problemen worden bij vrouwelijke diabetespatiënten gezien [33]:

  • Vaginale droogheid. Vermindering van het vochtig worden van de vagina.

  • Verminderde opwinding/seksueel verlangen. Een duidelijke vermindering van seksuele belangstelling en/of opwinding uit zich in bijvoorbeeld vermindering van seksuele of erotische gedachten, interesse en fantasieën of verminderde opwinding tijdens seksuele activiteit.

  • Pijn tijdens de seks. Aanhoudende of terugkerende moeite met penetratie of pijn in de onderbuik tijdens penetratie. Dit kan zich ook uiten in angst of spanning tijdens of bij de gedachte aan vaginale penetratie. 

  • Orgasmestoornis. Aanzienlijk vertraagd of zeer vaak of altijd afwezig orgasme en/of aanzienlijke vermindering van de intensiteit van orgastische sensaties.

 

Biologisch oorzaken van seksuele problemen bij vrouwen

Een mogelijke lichamelijk oorzaak voor seksuele problemen bij vrouwen is dat een langdurig verhoogde bloedsuikerspiegel kan zorgen voor hogere glucose levels in de urine. Dit vergroot de kans op bacteriële- of schimmelinfecties, welke jeuk of pijn kunnen veroorzaken [37] hierdoor kan de zin of plezier in seks verminderen. 

 

Daarnaast kunnen microvasculaire complicaties (zie 1.3.1) leiden tot beschadiging van de bloedvaten waardoor minder bloed naar de geslachtsdelen stroomt. Dit kan vaginale droogheid en een verminderd gevoel tot gevolg hebben [32].

 

Daarentegen is het gebleken dat bij vrouwen geen verband is tussen mate van seksuele problemen en HbA1c-levels, slechte glykemische controle en microvasculaire complicaties [31]. Dit wil zeggen dat het waarschijnlijk is dat seksuele klachten bij vrouwelijke diabetespatiënten niet veroorzaakt worden door biologische factoren. Om deze reden wordt hieronder verder ingegaan op psychosociale oorzaken van seksuele problemen voor zowel mannen als vrouwen.  

 

2.3.3 Psychosociale oorzaken van seksuele problemen 

Seksuele problemen bij diabetespatiënten kunnen onder andere ontstaan door een afname van energie, angst, somberheid en een negatief zelfbeeld. Factoren zoals faalangst, relatieproblemen en een negatief zelfbeeld kunnen ook een invloed hebben [31]. Bij vrouwelijke diabetespatiënten wordt er vaker een psychosociale oorzaak gevonden voor seksuele disfuncties terwijl bij mannelijke diabetespatiënten vaker een lichamelijke of cardiovasculaire oorzaak wordt gevonden [33].

 

Voorbeelden van psychosociale oorzaken van seksuele problemen zijn schaamte en onzekerheid over het hebben van diabetes en het eventueel zichtbaar zijn van prikplekken of insulinepompen [31,33]. Daarnaast kan ook de angst voor een hypo meespelen [31]. Tijdens seksuele activiteit verbrandt het lichaam namelijk meer energie, waardoor er meer glucose nodig is en daarmee de kans op een hypo wordt vergroot. Een hypo kan voorkomen worden door vooraf iets te eten of iets van suiker bij de hand te hebben wat snel kan worden ingenomen [31]. Echter kan dit in de praktijk lastig zijn. Angst voor een hypo kan bijvoorbeeld de sfeer drukken waardoor het moeilijk is om een erectie te krijgen of om opgewonden te raken. In sommige gevallen is het ook moeilijk om te voorspellen wanneer er intimiteit zal plaatsvinden. Dit maakt het niet altijd mogelijk om vooraf na te denken over de bloedglucose. 

 

Mannen met diabetes benoemen bijvoorbeeld dat droog klaarkomen een belemmering is omdat zij het gevoel en de zichtbaarheid van een zaadlozing missen. Voor mannen kan een goede conditie al een verschil maken omdat ze zich daardoor fitter voelen en lekkerder in hun vel zitten. Ook kan het helpen om de tijd te nemen voor het vrijen. Verminderde interesse in seks bij vrouwen kan leiden tot vaginale droogheid of spierspanning, wat pijn tijdens het vrijen als gevolg kan hebben [38]. Hierdoor kan het lijken alsof er lichamelijke oorzaken zijn voor de seksuele klachten, terwijl deze in werkelijkheid door psychische factoren worden veroorzaakt. 

 

2.3.4 Farmaceutische oorzaken van seksuele problemen 

Seksuele problemen kunnen door verschillende medicijnen worden veroorzaakt. Hier zal enkel de medicatie besproken worden die relevant is voor diabetespatienten. Overige informatie over seksuele bijwerkingen van medicatie is te vinden op het Farmacotherapeutisch Kompas. 

  • Bètablokkers kunnen bij mannen erectieproblemen en vermoeidheid veroorzaken [32]. Dit kan relevant zijn voor diabetespatienten, omdat zij vaak last hebben van een verhoogde bloeddruk en hiervoor mogelijk bètablokkers slikken [23]. 
  • Cholesterolverlagers kunnen bij zowel mannen als vrouwen seksuele problemen veroorzaken [32]. Dit kan relevant zijn voor diabetespatiënten, omdat zij vaak cholesterolverlagers slikken [23]. 

  • Antidepressiva kunnen bij zowel vrouwen als mannen verminderd seksueel verlangen of orgasmeproblemen veroorzaken [33]. Dit kan relevant zijn voor diabetespatienten, omdat zoals eerder genoemd, zij een hoger risico hebben op het ontwikkelen van een depressie [27]. Hierbij gaat het om de volgende antidepressiva: amitriptyline, imipramine, fluoxetine, paroxetine, citalopram, duloxetine, sertraline, venlafaxine, clomipramin en fluvoxamine. De middelen die over het algemeen minder seksuele bijwerkingen geven zijn: mirtazapine, bupropion en moclobemide [33]. 

Glucoseverlagende medicatie heeft tot heden aan toe nog geen bewezen effect op het seksueel functioneren [32]. 

 

2.3.5 Comorbiditeit

Zowel mannen als vrouwen met een seksuele disfunctie rapporteren meer depressieve symptomen dan mannen en vrouwen zonder een seksuele disfunctie [33]. Bovendien is bij vrouwen een associatie gevonden tussen depressieve symptomen en het hebben van seksuele disfuncties. Vrouwelijke diabetespatiënten met een depressie hebben namelijk vaker seksuele klachten dan vrouwen zonder een depressie [33]. Tevens is gebleken dat vrouwelijke diabetespatiënten met overgewicht vaker seksuele klachten ervaren dan vrouwen met een gezond gewicht [32].

 

Deel 3 - Seksuele ontwikkeling en diabetes

 

In het laatste deel zal allereerst worden uitgelicht wat de invloed is van schaamte en taboe op de behandeling van seksuele problemen en waarom daar op gelet dient te worden bij diabetespatiënten. Ook zullen de bestaande behandelmogelijkheden, bekend voor volwassen diabetespatiënten met seksuele problemen, aan bod komen. Aan de hand van de seksuele ontwikkelingsfases wordt vervolgens uitgelegd waarom juist bij adolescenten met diabetes extra aandacht moet worden besteed aan seksuele problematiek. Tenslotte zijn er drie adviezen opgesteld met betrekking tot diabetes bij adolescenten. Een advies voor adolescenten zelf, een advies voor ouders van jongeren met diabetes en een advies voor zorgverleners. 

 

3.1 Schaamte en taboe

 

Diabetes is één van de meest onderschatte ziektes [39]. Mensen die weinig van de ziekte weten, realiseren zich vaak niet dat diabetes een ziekte is die iemands leven dag in dag uit beïnvloedt. Bij alles wat er wordt gegeten, bij extra stress of beweging moet worden nagedacht welke invloed dit heeft op de bloedglucosewaardes. Een diabetespatiënt kan nooit de deur uit zonder insuline, naalden, een pompje, een sensor en extra suiker. In veel gevallen kan dit overweldigend zijn. Soms wordt het hierdoor ook lastiger om spontane en niet-geplande activiteiten te ondernemen. Iemand met diabetes kan nooit even een ‘pauze’ nemen, en 24 uur per dag met diabetes bezig zijn, kan erg vermoeiend zijn. Onder diabetespatiënten bestaat hiervoor de term diabetes burnout. Op deze pagina is daar meer informatie over te vinden. 

 

Diabetes is dus een ziekte die er altijd is, bijvoorbeeld ook tijdens vakanties, op school, werk en dates. In combinatie met het feit dat veel mensen de ziekte onderschatten, kan dit ertoe leiden dat patiënten hun diabetes proberen te verbergen. Anders gezegd, veel diabetespatiënten ervaren gevoelens van schaamte met betrekking tot hun ziekte. Dit kan bijvoorbeeld als gevolg hebben dat patiënten geen insuline durven te spuiten in het openbaar, hun pomp of prikplekken verbergen, of ander gedrag vertonen om niet aan de buitenwereld te laten merken dat ze diabetes hebben. Diabetespatiënten kunnen het gevoel hebben dat ze anders zijn dan anderen. Ook dit kan tot onzekerheid en schaamte leiden [40]. 

 

Negatieve gevoelens en gedachten over het hebben van diabetes kunnen verdriet en boosheid veroorzaken. Sommige patiënten ervaren dit zelfs als een soort verlies waarover ze moeten rouwen [41]. Daarnaast is het mogelijk dat iemand zich onzeker of minder aantrekkelijk voelt, bijvoorbeeld door het dragen van een insulinepomp. Onzekerheid en angst spelen dan ook een hele belangrijke rol in het onderhouden en beïnvloeden van (seksuele)problemen waardoor (seksuele)gevoelens soms worden uitgeschakeld [41]. Schuld- en schaamtegevoelens tegenover de partner en zichzelf maken het vervolgens nog moeilijker om het gesprek aan te gaan, wat onnodige chronische seksuele problemen met zich meebrengt [42]. In figuur 2 is afgebeeld hoe schaamte, angst en pijn in een vicieuze cirkel het hebben van seksuele problemen kunnen veroorzaken, versterken en in stand kunnen houden. Omdat seksuele opwinding niet meer actief wordt opgezocht, wordt deze meer verminderd [43].

 

Seks is geen gemakkelijk onderwerp en wordt vaak vermeden. Dit gebeurt in de thuissituatie maar ook in de spreekkamer. In feite komt seks alleen aan bod tijdens een consult wanneer de patiënt hier zelf over begint [44]. Wanneer de patiënt ervoor kiest om seks te bespreken is dat vaak omdat er een klacht of vraag is, maar daarmee wordt geen rekening gehouden met de mogelijke veranderingen die door diabetes en complicaties veroorzaakt kunnen worden [44]. De (huis)arts is daarentegen vaak terughoudend om over seksueel functioneren te beginnen, terwijl een proactieve houding van de zorgverlener juist vaak gewaardeerd wordt [44, 45]. Regelmatig hebben patiënten geen informatie over hun ziekte en de rol hiervan op het seksueel functioneren. En in veel gevallen wordt weinig tot niets besproken met de partner [41, 43]. Samenvattend is er dus sprake van schaamte over zowel het hebben van diabetes op zichzelf als over seksuele problemen waar je als diabetespatiënt te maken mee kan hebben. Dit maakt het extra moeilijk om hulp in te schakelen of gevoelens en problemen bespreekbaar te maken met bijvoorbeeld vrienden of (bed)partner. Wat nog niet eerder is besproken, is het moment waarop schaamte en onzekerheid een nog belangrijkere rol spelen, namelijk tijdens de puberteit. Hierover is meer te lezen in paragraaf 3.3.2 over de seksuele ontwikkeling bij diabetes. 

 

Dit is niet specifiek voor diabetes, maar wel van toepassing op deze patiëntenpopulatie omdat diabetes een chronische ziekte is waar veel seksuele problemen voorkomen (zie Deel 2) [31, 32, 42].

 

Figuur 2. Vicieuze cirkel bij vermijding (aangepast figuur uit NHG-standaard Seksuele klachten [43]).
                © 2020, gemaakt door de auteurs van deze pagina (copyright free).

 

Juist voor de mensen die zich erg schamen is het zeer lastig om de seksuele problemen aan te kaarten en aan te pakken. Vaak zal de patiënt dit niet zelf opperen, waardoor het extra belangrijk is dat de partner en of zorgverlener hierbij een actieve en open houding aanneemt. Verderop in deze pagina zijn adviezen opgesteld om ook deze doelgroep te kunnen bereiken (zie alinea 3.4 Informatie en advies).

 

3.2 Richtlijn voor behandeling van seksuele problemen bij volwassen diabetespatiënten

 

Er zijn geen specifieke richtlijnen voor het behandelen van seksuele disfuncties bij diabetespatiënten. Daarom worden behandelingen voornamelijk gericht op leefstijl veranderingen, optimale diabetescontrole, psychotherapie en eventueel medicatie [32]. De volgende paragrafen zijn opgesteld aan de hand van bestaande richtlijnen voor seksuele problemen, toegespitst op de seksuele problemen die worden gerapporteerd bij (volwassen)diabetespatiënten. De GGZ richtlijn voor seksuele disfuncties in de algemene populatie [30] is hiervoor als uitgangspunt gebruikt. Ook zullen de hulpverleners die mogelijk een rol spelen bij de behandeling van seksuele problemen kort aan bod komen. Tenslotte wordt verdiepende informatie gegeven vanuit het medische perspectief, over mogelijke medicatie voor diabetespatiënten met seksuele problemen. 

 

3.2.1 Glykemische controle en leefstijlverandering

Een gezonde leefstijl heeft een positieve invloed op het seksuele leven. Gewichtsafname, gezonde voeding en lichaamsbeweging verminderen insulineresistentie en microvasculaire complicaties waardoor de glykemische controle stabiliseert. Ook zal een gezonde leefstijl bijdragen aan lagere ontstekingswaarden in het bloed. Dit leidt tot een verbetering van het algemeen welbevinden en afname van de verminderde bloedtoevoer naar de geslachtsdelen [49]. Bovengenoemde factoren dragen bij aan een verbeterde kwaliteit van leven waardoor iemand meer kan genieten van intimiteit in het algemeen [32, 34]. Daarnaast kan een goede conditie een groot verschil maken tijdens het vrijen, onder andere door een verbeterd uithoudingsvermogen [31].  

 

Een goede glykemische controle heeft een gunstig effect op het seksueel functioneren en stelt de ontwikkeling van seksuele complicaties uit [34]. Diabetespatiënten hebben een HbA1c streefwaarde van 6.5% om langdurige microvasculaire complicaties tegen te gaan. Los van het feit dat dit een algemene richtlijn is voor diabetespatiënten, is een goede glykemische controle ook een beschermende factor voor het ontwikkelen van een erectiestoornis, de erectiele functie en bacteriële- of schimmelinfecties aan de geslachtsdelen [32, 37, 50].

 

Het behouden van een goede glykemische controle en een gezonde leefstijl zijn twee relatief gemakkelijke factoren waar op kan worden ingespeeld. Omdat beide kunnen bijdragen aan het verminderen van seksuele problemen worden deze als eerste geadviseerd om mee aan de slag te gaan bij het verhelpen van seksuele problemen.

 

3.2.2 Psychosociale behandelingsopties

Hieronder worden de algemene richtlijnen voor het behandelen van seksuele disfuncties besproken; deze zijn niet diabetes-specifiek. 

 

Psycho-educatie 

Voorafgaand aan de behandeling van seksuele problemen vindt er altijd psycho-educatie plaats [33]. Dit houdt in dat er uitleg wordt gegeven over de mogelijke oorzaken en gevolgen van de problemen in het seksueel disfunctioneren. Per patiënt kan er nagegaan worden wat de mogelijke oorzaak van de seksuele problemen is, om hier vervolgens een passende behandeling bij te vinden. Omdat seksuele problemen vaak een samenspel zijn van lichamelijke en psychische aspecten, is het belangrijk om het biologische, psychische en sociale oorzaken en gevolgen van de seksuele disfunctie te onderzoeken en mee te nemen in de behandeling. 

 

Psychologische behandeling voor onzekerheid, schaamte of angst

Indien de seksuele problemen voortkomen uit onzekerheid, schaamte of angst over de diabetes of andere zaken, kan de behandeling zich hierop richten. Psychologische behandeling kan ingezet worden op het vergroten van acceptatie, welzijn, of het verbeteren van de seksuele relatie [33]. Op deze website worden alle psychologische behandelingen en begeleiging bij seksuele problemen (bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie) uit de GGZ standaard goed en duidelijk uitgelegd. 

 

Trauma behandeling 

Indien er sprake is van seksuele disfunctie, die wordt veroorzaakt door een eerdere negatieve of traumatische ervaring, kan het effectief zijn om dit trauma te behandelen met bijvoorbeeld EMDR-therapie [33].

 

Depressie behandeling

Daarnaast wordt het aangeraden om te screenen voor depressieve klachten en deze, indien aanwezig, te behandelen door middel van psychologische of medicamenteuze behandeling. Antidepressiva kan echter een opwindings- of orgasmestoornis veroorzaken. Om deze reden wordt er geadviseerd om eventuele depressieve klachten in eerste instantie door middel van therapie te behandelen [46]. Mochten vrouwen toch verergerde seksuele klachten ervaren door het slikken van antidepressiva, is het mogelijk om over te stappen naar een middel dat minder seksuele bijwerkingen met zich mee brengt. Er kan dan gedacht worden aan het middel Mirtazapine [47]. Daarnaast is het mogelijk om Sildefanil te gaan gebruiken bovenop het antidepressiva. Sildenafil is een middel dat seksuele problemen als gevolg van het slikken van antidepressiva tegengaat [48]. 

 

3.2.3 Hulpverleners bij seksuele problemen

Er zijn verschillende hulpverleners waar je als diabetespatiënt met seksuele problemen terecht kan. Afhankelijk van de aard, ernst en duur van het probleem kun je in aanmerking komen met een medisch psycholoog, seksuoloog of fysiotherapeut [43] . 

 

(Medisch) psycholoog 

Een medisch psycholoog is werkzaam in het ziekenhuis of een revalidatiecentrum. Je komt bij een medisch psycholoog terecht met een verwijzing van je behandelend arts uit het ziekenhuis. Met de medisch psycholoog ga je in gesprek over de ervaren seksuele klachten. Vervolgens wordt een behandeling gekozen die het beste bij u past. Voorbeelden hiervan zijn een poliklinische behandeling, psycho-educatie en oefeningen voor thuis [51]. Wanneer je niet wordt behandeld door een specialist in het ziekenhuis kan de huisarts je verwijzen naar een psycholoog. Wanneer nodig kan de (medisch) psycholoog ook een uroloog of gynaecoloog raadplegen voor een lichamelijk onderzoek [51].

 

Seksuoloog

Een seksuoloog is een Gezondheidszorgpsycholoog, een arts of een maatschappelijk werker die zich heeft gespecialiseerd in seksuele problemen en is werkzaam in ziekenhuizen en revalidatiecentra [52, 53]. Naast dat de seksuoloog kan helpen bij seksuele problemen kan je ook terecht voor vragen over seksuele voorkeur of een veranderende beleving van seks naar aanleiding van je ziekte. De behandeling bij een seksuoloog bestaat vaak uit gesprekken, soms geeft de seksuoloog ook opdrachten en oefeningen mee voor thuis. Mogelijk doet de seksuoloog ook lichamelijk onderzoek of schrijft medicatie voor [52]. De seksuoloog werkt nauw samen met andere hulpverleners en artsen zoals psychologen, fysiotherapeuten, gynaecologen en urologen. Meer informatie over het werk van een seksuoloog vindt u hier

 

Fysiotherapeut

Een fysiotherapeut kan worden ingeschakeld wanneer vrijen pijnlijk is of wanneer er geen of moeilijk een erectie ontstaat [54]. Wanneer het vrijen pijnlijk is, spant het lichaam zich wat meer aan. Zo verkrampen soms ook de spieren in de onderrug en bekken. Hierdoor vernauwt de bekkenbodem, wat de pijn bij het vrijen verergert. Voor vrouwen kan het verkrampen een verminderde doorbloeding van het gebied rond de vagina veroorzaken waardoor de vagina stug en droog blijft. Tijdens het vrijen kan dit voor irritatie en verergering van de pijn zorgen. Bij mannen kan een te hoge spierspanning van de bekkenbodem erectieproblemen veroorzaken, omdat ook hier te weinig bloed bij de penis kan komen. Met behulp van oefeningen van de fysiotherapeut kan je leren hoe je kan herkennen wanneer de bekkenbodemspier is aangespannen en hoe je deze bewust kan ontspannen en controleren [43,54]. Vaak werkt een bekkenfysiotherapeut ook samen met een seksuoloog of psycholoog. 

 

Verderop is tevens een advies opgesteld voor hulpverleners met betrekking tot adolescenten met diabetes (zie 3.4.3).  

 

3.2.4 Medicamenteuze behandeling mannen

De volgende paragrafen bevatten verdiepende informatie over de medicamenteuze behandeling  van seksuele disfuncties bij mannen. Deze zijn met name bedoeld voor lezers die graag gedetailleerde en verdiepende informatie zoeken over dit onderwerp. Meer achtergrondinformatie over seksuele disfuncties bij mannen is te lezen in paragraaf 2.3.1.

 

De behandeling van erectiestoornissen (en seksuele stoornissen bij mannen in het algemeen) vraagt een globale aanpak. Allereerst dienen beïnvloedbare risicofactoren zoveel mogelijk worden aangepakt en gepromoot. Het aanpassen naar een gezondere leefstijl en verbetering van de glykemische controle zijn hier een voorbeeld van [32]. Indien deze aanpassingen niet voldoende zijn, kunnen, afhankelijk van het probleem, een aantal medicijnen worden voorgeschreven. In onderstaande alinea’s over erectiestoornissen en ejaculatiestoornissen staat verdiepende informatie over wat deze medicijnen inhouden en hoe ze werken. 

 

Erectiestoornissen

Fosfodiësterase type 5 (PDE5) remmers zijn tabletten en behoren tot de eerstelijnsbehandeling van diabetespatiënten met erectieproblemen [32,33]. PDE5- remmers bevorderen de erectie door het remmen van PDE5-enzymen. In rust zijn PDE-5 enzymen verantwoordelijk voor de afbraak van cyclisch guanosine-monofosfaat (cGMP) in de holle gladde spieren van de penis, wat vasodilatatie (vaatverwijding) tegengaat (Figuur 3A). De remming van PDE5 leidt juist tot de activatie van cGMP, wat vasodilatatie (vaatverwijding) in de slagaders van de penis veroorzaakt. Dit resulteert in een stijve penis [33] (Figuur 3B). 

 

Figuur 3. Werking PDE-5 remmer. A. PDE5-enzymen zorgen voor een afbraak van cyclisch guanosine-monofosfaat (cGMP) in de holle gladde spieren van de penis. Hierdoor wordt het ontstaan van een erectie onderdrukt. B. PDE5-remmers bevorderen de ontwikkeling van een erectie door de activatie van cGMP. 

                   © 2020, gemaakt door de auteurs van deze pagina (copyright free). 

 

Varianten van PDE5-remmers zijn: Sildenafil, Vardenafil en Tadalafil en staan bekend als Viagra. Deze middelen verschillen in de tijd tot aanvang en duur van actie maar hebben dezelfde werkzaamheid. Het langdurig of dagelijks gebruik van PDE5-remmers kunnen de endotheelfunctie verbeteren bij diabetespatiënten. Er zijn helaas ook mannen die niet reageren op PDE5-remmers. Dit komt mogelijk door de vasculaire en neurogene bijwerkingen die ontstaan als gevolg van diabetes. Een andere mogelijke oorzaak is een te lage testosteron concentratie [32,33]. 

 

Het is daarnaast heel belangrijk om na te gaan of de patiënt medicatie krijgt voor cardiale problemen (wat met regelmaat voorkomt bij diabetespatiënten). Wanneer er sprake is van angina pectoris, een recentelijk myocardinfarct, aritmieën of slecht gecontroleerde hypertensie kunnen PDE5-remmers gevaarlijk zijn. Wanneer de patiënt nitraten krijgt voorgeschreven mogen PDE5-remmers absoluut niet worden genomen [33]. Wanneer er sprake is van vervelende bijwerkingen zoals duizeligheid, hypo- of hypertensie, of wanneer de PDE5-remmers niet (goed) werken, kan de diabetespatiënt worden doorverwezen naar een specialist. 

 

Tweedelijns behandelingen, en goede alternatieven voor de behandeling met PDE5-remmers, bestaan uit een injectie van papaverine, fentolamine, en prostaglandine E1 (PGE1) (alleen of in combinatie) [32, 33]. Het middel wordt dan door middel van een injectie in de zwellichamen van penis toegediend om een erectie op gang te brengen. Deze injectie kan door het individu zelf worden toegediend en het duurt ongeveer 15 minuten voordat de injectie zal werken. 

 

Ook bestaat er de mogelijkheid tot testosteron vervangende therapie. Deze wordt soms aanbevolen voor mannen met een laag testosterongehalte. Naast het gunstige effect dat testosteron vervangende therapie lijkt te hebben op de erectiele functie, verlaagt het ook de insulineresistentie en verbetert het de glykemische controle [32,33].

 

Ejaculatiestoornissen

Ejaculatiestoornissen kunnen worden behandeld met anticholinergica, antihistaminica en a-adrenergica [33,55]. Voorbeelden hiervan zijn efedrinesulfaat, pseudo-efedrine en imipramine. Deze middelen kunnen de sympathische reactie van de zaadleider verhogen wat een ejaculatie kan bevorderen. Efedrine moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met hartziekte, organische hartaandoeningen en aritmieën. Mogelijke bijwerkingen zijn hypertensie, kloppende hoofdpijn, hartkloppingen, versnelde hartslag, aritmie en urineretentie [33].

 

Verdere informatie over de werking, bijwerkingen en interactie van bovengenoemde middelen met andere medicatie, is te vinden op de website van het Farmacotherapeutisch Kompas

 

3.2.5 Medicamenteuze behandeling vrouwen

De volgende paragrafen bevatten verdiepende informatie over de medicamenteuze behandeling van seksuele disfuncties bij vrouwen. Deze zijn met name bedoeld voor lezers die graag gedetailleerde informatie willen. Meer achtergrondinformatie over seksuele disfuncties bij vrouwen is te lezen in paragraaf 2.3.2.

 

Verminderd seksueel verlangen

Alle medicatie die besproken gaat worden is voor vrouwen met verminderd seksueel verlangen of vaginale droogheid. Wanneer gedacht wordt dat een geslachtshormoon deficiëntie (te lage hormoonwaardes) de oorzaak is van het verminderd seksueel verlangen, is het mogelijk om deze te behandelen met hormonen [47]. Dit is voornamelijk het geval bij vrouwen na de overgang (postmenopauzale vrouwen) die last hebben van te lage oestrogeenlevels (oestrogeen deficiëntie). Hormoongerelateerde seksuele disfuncties zijn niet gerelateerd aan diabetes en komen evenveel voor bij diabetespatiënten als in de normale populatie. 

 

Bij postmenopauzale vrouwen met een verminderde oestrogeenlevels (oestrogeen is het vrouwelijke hormoon) maar een intacte baarmoeder en eierstokken kan er Tibolon (merknaam: Livial) worden voorgeschreven. Dit medicijn is een combinatie van de hormonen oestrogeen en progesteron. Mogelijke bijwerkingen van Tibolon zijn buikpijn, gevoelige borsten, vaginale afscheiding, tussentijds bloedverlies, gewichtstoename en haargroei in het gezicht. [47]. Mocht Tibolon voorgeschreven worden voor een diabetespatiënt is het van belang om eventuele gewichtstoename in de gaten te houden, omdat dit een een risicofactor is voor diabetes type-2 en dus nadelig kan werken voor de diabetescontrole. Daarnaast leidt gewichtstoename ook tot verhoogde insulinebehoefte bij zowel type-1 als type-2 patienten. 

 

Het is belangrijk om te realiseren dat medicamenteuze hormoonbehandeling van seksuele problemen bij vrouwen alleen effectief is als de disfunctie veroorzaakt wordt door verstoring in de hormoonhuishouding. Als psychosociale factoren de oorzaak zijn van de seksuele klachten is dit niet te verhelpen met medicijnen. Seksuele opwinding verhogen door middel van medicatie is alleen zinvol wanneer in de behandeling ook aandacht wordt besteed aan de psychologische en relationele factoren [47].

 

Indien seksuele problemen een bijwerking zijn van antidepressiva kan Sildefanil (PDE5-remmer) worden voorgeschreven [48]. Dit is een vaatverwijdend middel, dit kan ook worden gegeven aan mannen met een erectiestoornis. 

 

Als er sprake is van vaginale droogheid is het mogelijk om dit verhelpen door het gebruik van glijmiddel. Dit zal de seksualiteit vergemakkelijken en eventuele pijn en/of angst als gevolg van de vaginale droogheid tegengaan [47].

 

Overige seksuele disfuncties

Voor overige seksuele stoornissen zoals een orgasmestoornis of pijn tijdens de seks is geen specifieke medicatie. Wel is bovenstaande medicatie ook bij deze problemen een behandelmogelijkheid. De pijn bij het vrijen zou veroorzaakt kunnen worden door vaginale droogheid, welke verholpen zou kunnen worden met bovenstaande medicatie. En ook problemen met het bereiken van een orgasme zouden het gevolg kunnen zijn van verminderde seksuele interesse [38]. Ook hierbij is het belangrijk om te realiseren dat psychosociale aspecten altijd meegenomen moeten worden in de behandeling [47]. 

 

3.3 Seksuele ontwikkeling

 

Bij de bekende behandelingsmethoden wordt tot op heden geen rekening gehouden met de ontwikkelingsfase waarin het kind zit wanneer de diabetes tot uiting komt. Gedurende het hele leven ontwikkelt een mens zich op seksueel gebied. Om seksuele problemen te kunnen begrijpen en behandelen, is het van belang om kennis te hebben over het verloop van de seksuele ontwikkeling. De oorzaak van seksuele problemen hoeft niet altijd in het heden te liggen, want de invloeden van gebeurtenissen uit het verleden zijn ook van belang. Voor kinderen die diabetes hebben vanaf een jonge leeftijd is het mogelijk dat de seksuele ontwikkeling op een negatieve manier wordt beïnvloed door het hebben van deze ziekte. Maar ook wanneer de diabetes tot uiting komt tijdens de puberteit kan dit veel moeilijkheden met zich meebrengen. In het komende deel wordt uitgelegd wat de invloed is van de puberteit op de seksuele ontwikkeling. Vervolgens wordt bekeken welke rol het hebben van diabetes hierbij heeft.   

 

3.3.1 Seksuele ontwikkelingsfases

De seksuele ontwikkeling van de mens wordt onderverdeeld in verschillende fases die gekenmerkt worden door bepaalde biologische en gedragsmatige componenten [56]. Het verloop van de seksuele ontwikkeling tot aan de volwassenheid wordt hieronder kort toegelicht, waaronder de veranderingen tijdens de puberteit. 

 

Kindertijd (0-7 jaar)

Vanaf de geboorte is een mens in staat om seksuele responsen te geven. Kinderen beleven een grote variabiliteit aan seksuele ervaringen door middel van spel, duimzuigen en gewiegd of geknuffeld worden. Deze ervaringen kunnen invloed hebben op hun voorkeuren voor seksuele stimulatie op latere leeftijd. Daarnaast is de relatie met de ouders van groot belang voor de mogelijkheid van het kind om later in het leven seksuele en emotionele relaties aan te gaan. Tussen drie en zeven jaar begint de seksuele interesse en activiteit toe te nemen, waarbij kinderen leren dat mannen en vrouwen verschillende geslachtsdelen hebben en ze nieuwsgierig worden naar het andere geslacht [56]. 

 

Preadolescentie (8-12 jaar)

Deze periode kenmerkt zich op sociaal vlak door een splitsing tussen jongens en meisjes tot aparte groepen. Hierdoor leren en exploreren ze voornamelijk samen met hun kinderen van het eigen geslacht. Sommige kinderen hebben voor de puberteit hun eerste ervaring met masturberen. Daarnaast zullen in deze periode de eerste intieme relaties en ervaringen van seksuele aantrekkingskracht en fantasieën voorkomen [56]. 

 

Adolescentie (13-19 jaar)

De puberteit speelt in deze periode een belangrijke rol, waarin zowel op biologisch als seksueel vlak veel verandert. Op welke leeftijd de puberteit begint is voor iedereen verschillend, maar dit zal meestal ergens tussen het 10e en 14e levensjaar zijn [56]. Biologisch gezien zorgen toegenomen levels van geslachtshormonen voor geslachtsrijping (het groeien van de geslachtsorganen) en het ontwikkelen van secundaire geslachtskenmerken (onder andere borstgroei bij vrouwen, baardgroei bij mannen, beharing van de schaamstreken en lichaamsbeharing). Tevens zorgen geslachtshormonen bij mannen voor de eerste zaadlozing en bij vrouwen voor de eerste menstruatie. Voor een leuke maar leerzame weergave van alle lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit wordt aangeraden om dit filmpje te kijken.

 

Al deze biologische veranderingen zorgen voor een toename in seksuele interesse en interactie. Tijdens de jonge adolescentie begint het masturberen waarbij jongens rond dezelfde tijd beginnen en meisjes meer verspreid. Rond de middelste jaren van de adolescentie komt geslachtsgemeenschap vaker voor, ongeveer bij de helft van de jongeren. De eerste keer geslachtsgemeenschap vindt bij jongens vaak op een jongere leeftijd plaats dan bij meisjes [56].

 

Figuur 4 geeft een overzicht van bovenstaande tekst. Het laat zien welke veranderingen een adolescent doorgaat tijdens de puberteit op biologisch en seksueel vlak. 

 

Figuur 4. Veranderingen tijdens de puberteit.
                © 2020, gemaakt door de auteurs van deze pagina (copyright free). 

 

3.3.2 Seksuele ontwikkeling bij diabetes

Bij jongeren met een chronische ziekte, zoals diabetes, verloopt de seksuele ontwikkeling vaak anders dan bij hun gezonde leeftijdsgenoten. Doordat de focus voornamelijk op het ziek zijn en de diabetesregulatie ligt, worden bijkomende zaken, zoals seksualiteit, vaak over het hoofd gezien of aan de kant gezet. Een beschermende opvoeding kan ertoe leiden dat er geen mogelijkheden zijn tot experimenteren op seksueel gebied, waardoor het kind niet kan ontdekken wat hij/zij als prettig ervaart. Soms wordt door ouders gedacht dat chronisch zieke kinderen geen seksuele gevoelens ervaren en verschaffen zij daarom geen informatie over seksualiteit. Daarnaast is het mogelijk dat chronisch zieke kinderen onbewust hun lichamelijke gevoelens hebben uitgeschakeld doordat hun lichaam vaak door zorgverleners, zowel ouders als dokters, is aangeraakt [41]. 

 

De adolescentie is de periode waarin de seksuele ontwikkeling in een stroomversnelling komt en er voor jongeren op allerlei gebieden veel verandert. Voor jongeren met diabetes komt daar nog bij dat zij in deze periode zelf de verantwoordelijkheid krijgen voor hun diabetesregulatie en moeten leren omgaan met de gevolgen die daaraan vasthangen. Meer informatie over veranderingen in de puberteit en de gevolgen daarvan op de insulinebehoefte is verderop op deze pagina te vinden (zie 3.4.1). De complexe zelfmanagement taken van diabetes vereisen veel zelfdiscipline en kunnen interfereren met andere leeftijd-specifieke ontwikkelingstaken [57], zoals het experimenteren op seksueel gebied. De motivatie voor het nastreven van goede glykemische controle is bij adolescenten laag en zorgt voor toegenomen kwetsbaarheid. Daarnaast kan diabetes in deze periode invloed hebben op het sociaal-emotioneel functioneren en het ontwikkelen van psychologische autonomie [57]. Problemen met het sociaal-emotioneel functioneren kunnen direct invloed hebben op de seksuele ontwikkeling, doordat contact met leeftijdsgenoten stroef verloopt of doordat de jongere niet lekker in zijn of haar vel zit. Verminderde psychologische autonomie kan zorgen voor moeite met het aangeven van wensen en grenzen op seksueel gebied.

 

Meer informatie over het belang van opvoeding en de rol van ouders tijdens de seksuele ontwikkeling is te lezen in paragraaf 3.4.1.

 

3.4 Informatie en advies

 

In feite vallen adolescenten met diabetes tussen wal en schip, omdat er een gebrek is aan zorg en kennis rondom seksuele problemen en diabetes in deze levensfase. De adolescentie is een kwetsbare periode waarin veel lichamelijke en psychosociale veranderingen plaatsvinden die van invloed zijn op de seksuele ontwikkeling. Het hebben van diabetes kan hier op verschillende manieren op inspelen. De adolescentie is dus een levensfase waarin veel verandert voor jongeren met diabetes, zowel op seksueel gebied als op gebied van diabetesregulatie. Wanneer jongeren hun diabetes niet serieus nemen, kan dit ernstige gevolgen hebben voor de toekomst. Omdat de adolescentie een cruciale periode is voor jongeren met diabetes, wordt in het vervolg van deze pagina advies gegeven voor deze specifieke groep, hun ouders en hun zorgverleners. 

 

3.4.1 Informatie en advies voor jongeren

De volgende paragrafen bevatten tips en informatie voor jongeren. Deze zijn vooral bedoeld om ondersteuning te bieden aan jongeren met diabetes die vragen hebben of problemen ervaren met seksualiteit. 

 

Diabetesregulatie puberteit 

In de puberteit is het lastiger om de diabetes goed te reguleren, ruim 85% van de jongeren heeft moeite om tijdens de puberteit de diabetes onder controle te houden. [58]. Dus het zou goed kunnen dat jij hier ook tegenaan loopt. 

  • Door hormonale veranderingen die plaatsvinden in deze periode, wordt je lichaam ongevoeliger voor insuline.
  • Daarnaast maak je in de puberteit een groeispurt door. Door de gewichtstoename die hiermee samen gaat, word je ook minder gevoelig voor insuline.
  • Daar komt nog bij dat die groeispurt heel veel energie kost, dus ook om deze reden heeft het lichaam meer behoefte aan insuline. 
  • Als meisje zal je tijdens je puberteit voor de eerste keer ongesteld worden. Ook dit heeft invloed op je glucose levels, je lichaam zal namelijk tijdens elke menstruatie meer behoefte hebben aan insuline.

 

Los van de biologische veranderingen die je in de puberteit doormaakt, zoals de groeispurt en hormonale wisselingen, vinden er waarschijnlijk ook veel andere veranderingen in je leven plaats. Het reguleren van je diabetes zal steeds meer je eigen verantwoordelijkheid worden en je ouders zullen zich er minder mee gaan bemoeien. Dit kan even wennen zijn, waardoor je misschien af en toe geen zin hebt om je bezig te houden met je diabetes of het gewoon even vergeet. Daar komt nog bij dat de puberteit door veel jongeren wordt gezien als een stressvolle periode. Deze stress kan ook van invloed zijn op je diabetesregulatie [59].

 

Daarnaast is het mogelijk dat je begint met het drinken van alcohol of dat je hier al mee bent begonnen. Of dat je eetgewoontes veranderen, omdat je bijvoorbeeld minder vaak thuis eet met je ouders, maar vaker je eigen plan trekt met vrienden. Deze veranderingen kunnen ook invloed hebben op de insulinebehoefte van je lichaam [60,61].

 

Al met al zijn er in de puberteit veel factoren die je diabetesregulatie in de war kunnen brengen, deze zijn schematisch terug te zien in figuur 5. Je zal dus wat aanpassingen moeten doen wat betreft het toedienen van insuline, meer aan zelfcontrole moeten doen en nauwkeurig met de diabetes om moeten gaan. Het kan een tijdje duren totdat het evenwicht teruggevonden is, en de diabetes weer goed onder controle is. In die periode kan tijdelijk de glykemische controle verslechteren. Hierdoor is de HbA1c waarde bij diabetespatiënten in de puberteit gemiddeld 1% hoger dan bij kinderen en volwassenen. Hoe hoger de HbA1c waarde, hoe groter de kans op complicaties (zie 1.3.1) [58].

 

Figuur 5. Factoren die tijdens puberteit van invloed zijn op diabetesregulatie.
                © 2020, gemaakt door de auteurs van deze WIKI (copyright free). 

 

Seksualiteit bij jonge diabetespatiënten

Op deze pagina wordt uitgelegd dat seksuele ontwikkeling anders kan verlopen als je diabetes hebt (zie 3.3.2). Bijvoorbeeld omdat je vooral bezig bent met je ziekte, en daarom minder dan gezonde kinderen bezig bent met het ontdekken van seksualiteit. Daarnaast kan het zo zijn dat je je schaamt voor je ziekte of de dingen die hierbij komen kijken zoals spuitplekken en je insulinepomp. Al deze aspecten kunnen ervoor zorgen dat je onzeker wordt over het ontdekken van je seksualiteit (zie 3.1). 

 

Ook is het mogelijk dat je (door je diabetes) seksuele problemen ervaart, zoals moeite met het krijgen van een erectie of pijn bij het vrijen. Dit kan komen omdat de glykemische controle moeilijker te behouden is tijdens de veranderingen die plaatsvinden in de puberteit (zie 3.4.1). Het is belangrijk dat je dit serieus neemt en volgende adviezen ter harte neemt. 

  • Ga naar je huisarts, behandelend diabetes arts of diabetesverpleegkundige en vraag naar het effect van de puberteit, hormonen, menstruatie, stress, alcohol, drugs of andere factoren op diabetesregulatie. Deze doktoren hebben geheimhoudingsplicht dus je kan onderwerpen zoals seks, alcohol en drugs met ze bespreken zonder dat je ouders dit hoeven te weten! Probeer samen met je arts een manier te vinden om je diabetes zo goed mogelijk te reguleren, dit is belangrijk voor je algehele gezondheid. Maar kan ook van invloed zijn op je seksleven. Door goed geïnformeerd en voorbereid te zijn kan je hetzelfde leven leiden als je leeftijdsgenoten en hoef je niks te laten!
  • Ook als je seksuele problemen ervaart of onzeker of angstig bent over het ontdekken van je seksualiteit kan het zinvol zijn om dit met je huisarts te bespreken. Hij of zij kan je adviseren over bijvoorbeeld het effect van diabetes op je seksleven, maar ook helpen met vragen over je genderidentiteit, geaardheid, veranderingen in de puberteit en dergelijke onderwerpen. Daarnaast kan de huisarts inschatten wanneer het zinvol kan zijn om met een psycholoog te gaan praten als je bijvoorbeeld erg onzeker bent. Ook kan hij je eventueel doorverwijzen naar een psycholoog of seksuoloog.
  • Bespreek de moeilijkheden en onzekerheden met betrekking tot je diabetesregulatie en seksualiteit ook met iemand die je vertrouwt! Dit kan een goede vriend(in) zijn, één van je ouders of heel iemand anders. Als je iemand kent die ook diabetes heeft kan het ook fijn zijn ervaringen met hem of haar te uit te wisselen. 
  • Als je van plan bent om seks te gaan hebben of dit al hebt: maak je diabetes bespreekbaar met je (toekomstige) sekspartner. Hij of zij vindt het waarschijnlijk alleen maar fijn dat je er over begint. Het kan handig zijn als je sekspartner van te voren weet dat je diabetes hebt, dit voorkomt verrassingen en vragen op het moment dat hij of zij bijvoorbeeld je insulinepomp ziet. Daarnaast kan hij of zij je herinneren aan het eten van iets zoets, om te voorkomen dat je een hypo krijgt tijdens de seks, of weet hij of zij wat te doen mocht dit toch gebeuren. Door de onzekerheden rondom je ziekte bespreekbaar te maken zal je waarschijnlijk ook merken dat anderen jou helemaal niet minder mooi of aantrekkelijk vinden door eventuele spuitplekken of je insulinepomp en dat er niks is om je voor te schamen. 
  • Een heel waardevol advies, of je nou diabetes hebt of niet: je kan altijd nee zeggen! Als het om seks gaat is het het belangrijkst dat je het zelf leuk vindt. Geef daarom altijd aan als het een stap te ver gaat voor jou. Het is nooit te laat om aan te geven dat je er toch nog niet aan toe bent, vandaag even geen zin hebt of wat rustiger aan wil doen.

 

Bovenstaande adviezen staan samengevat als instructiekaart in Figuur 6. Gebruik deze kaart als houvast wanneer je tegen moeilijkheden of vragen aanloopt. Wees niet bang om over het onderwerp te beginnen en vragen te stellen.  

 

Hopelijk heb je wat aan deze adviezen, kijk op deze pagina voor nog meer informatie. Ook vind je op deze pagina meer informatie over seksualiteit. 

 

Figuur 6. Instructiekaart voor adolescenten.
                © 2020, gemaakt door de auteurs van deze WIKI (copyright free).  

 

3.4.2 Informatie en advies voor ouders

De volgende paragrafen bevatten tips en informatie voor ouders van jongeren met diabetes. Deze zijn vooral bedoeld om ondersteuning te bieden aan ouders die vragen hebben omtrent seksualiteit bij jongeren met diabetes.

 

Opvoeding en de rol van ouders

 Uit onderzoek is het belang gebleken van opvoedingsstijl bij de psychoseksuele ontwikkeling van adolescenten [62]. Ouderlijke steun en controle hebben invloed op het seksuele gedrag en de seksuele gezondheid van adolescenten. Ouderlijke steun is bevorderlijk voor het beschermingsgedrag, oftewel condoomgebruik, en de positieve beleving van seks. Hoge ouderlijke controle hangt samen met een latere leeftijd waarop kinderen voor het eerst geslachtsgemeenschap hebben en minder seksuele ervaringen in het algemeen. Het is belangrijk om een open houding te creëren rondom het onderwerp seksualiteit en dit bespreekbaar te maken binnenshuis. Veel ouders van chronisch zieke kinderen denken dat hun kinderen geen seksuele behoeftes ontwikkelen [41], maar dit is een grote misvatting. Juist voor deze groep jongeren is het belangrijk om na te gaan wat er voor hen verandert tijdens de puberteit en waar zij rekening mee dienen te houden tijdens hun seksuele ontwikkeling.

 

Ouders hebben een cruciale rol bij zowel de seksuele ontwikkeling van een jongere als het ziektemanagement van de diabetes. Ouders hebben in deze rol niet alleen een superviserende taak, maar kunnen ook ondersteuning bieden en informatie verschaffen. Een goede, veilige relatie tussen ouder en kind en communicatie zijn van groot belang in deze levensfase, omdat adolescenten vaak opstandig zijn en zich af willen zetten tegen hun ouders. Dit hoort bij het ontwikkelingsproces tot volwassenheid en zal niet altijd even makkelijk zijn voor een ouder. U zult zich vast vaak zorgen maken over de diabetesregulatie van uw kind en de toekomstige gezondheid. Het is moeilijk om een balans te vinden tussen het ondersteunen en het loslaten van uw kind, vooral in de periode waarin de verschuiving plaatsvindt van de diabeteszorg van u naar uw kind. Deze verschuiving gaat vaak gepaard met een afname van het aantal bloedglucosemetingen en een stijging van het HbA1c. Een goede balans tussen ondersteunen en loslaten zal resulteren in een betere metabole controle van uw kind [57]. 

 

In deze periode is het ook van belang om aandacht te besteden aan de seksuele ontwikkeling van uw kind en hoe deze verschilt ten opzichte van gezonde kinderen. Waar moet een jongere extra op letten wanneer hij/zij hormonale veranderingen doorgaat in de puberteit en seksueel actief wordt? Wat betekent dit voor zijn/haar insulinebehoefte en hoe kunt u daar als ouder op inspelen? Om hulp te bieden bij het bespreken van dit niet alledaagse onderwerp in deze ingewikkelde periode, wordt in de volgende paragraaf aan de hand van een instructiekaart uitgelegd hoe u uw kind kunt ondersteunen en informeren over seksualiteit en diabetes.

 

Bespreken van seksualiteit bij diabetes

Allereerst is het van belang om het onderwerp seksualiteit met een open houding bespreekbaar te maken. Wanneer u zorgt voor een veilige omgeving waarin vragen gesteld mogen worden en nieuwsgierigheid gewaardeerd wordt, zal uw kind zich vanzelf meer op zijn/haar gemak voelen. Hoewel seksualiteit een serieus onderwerp is, moet er ook ruimte zijn om af en toe te lachen, want zo zorgt u ervoor dat het een minder beladen onderwerp wordt. Uiteraard is het goed om onderwerpen zoals seksueel overdraagbare aandoeningen, condoomgebruik, zwangerschap en anticonceptie te bespreken met uw zoon of dochter, maar omdat deze pagina zich richt tot jongeren met diabetes zal voornamelijk ingegaan worden op de onderwerpen die extra aandacht vereisen rondom seksualiteit bij diabetespatiënten. Voor meer informatie over standaard seksuele voorlichting bij adolescenten kunt kijken op deze pagina

 

Het wordt aangeraden om de volgende onderwerpen met uw zoon of dochter te bespreken rondom seksualiteit bij diabetes. 

  • Maak moeilijkheden en onzekerheden rondom de diabetes en seksualiteit bespreekbaar. Vaak schamen jongeren zich voor hun diabetes en zullen ze dit proberen te verbergen en proberen zo normaal mogelijk te zijn. Jongeren met diabetes zijn vaak onzeker over hun lichaam door de prikplekken of eventueel een insulinepomp, welke zichtbaar worden wanneer zij zich uitkleden. Leg uit dat het niet nodig is om zich hiervoor te schamen en dat het fijn kan zijn om vooraf bij een bedpartner aan te geven dat hij of zij diabetes heeft en wat dat betekent. 
  • Zoals u waarschijnlijk al weet, is een goede diabetesregulatie van groot belang voor de gezondheid van uw kind. Dit geldt ook voor de seksuele gezondheid. Leg uit dat het niet goed reguleren van diabetes op de korte termijn weinig gevolgen lijkt te hebben, maar op de lange termijn kan leiden tot seksuele stoornissen, zoals erectie-, ejaculatie- of opwindingsstoornissen (zie 2.3). 
  • Daarnaast zal tijdens de puberteit de insulinebehoefte van uw kind veranderen onder de invloed van hormonen. Leg uit dat door de hormonen die tijdens de puberteit vrijkomen en door de groeispurt de insulinegevoeligheid afneemt en er dus een hogere insulinebehoefte zal zijn. Voor meiden geldt dat zij tijdens de menstruatie schommelingen in hun glucosewaarden kunnen ervaren door de invloed van hormonen. Vertel hen dat dat normaal is en dat zij rond die periode extra goed op hun diabetesregulatie moeten letten. 
  • Het belangrijk om uit te leggen dat seksuele activiteit ervoor zorgt dat de insulinebehoefte toeneemt, net zoals bij sporten. Vertel uw zoon of dochter dat het slim is om vooraf iets zoets te eten of te drinken om te voorkomen dat hij of zij een hypo krijgt. Veel jongeren met diabetes zijn bang om een hypo te krijgen tijdens de seks. Vertel dat het niet erg is om bang te zijn, maar dat het niet nodig is. U kunt voorstellen om altijd een zoete snack bij de hand te hebben en misschien zelfs wel om er een in het nachtkastje te bewaren. Bovendien kunt u uw zoon of dochter adviseren om zijn of haar bedpartner vooraf te informeren hoe een hypo te herkennen is en wat iemand het beste kan doen bij een hypo. Op deze manier kan uw zoon of dochter proberen om hypo’s tijdens de seks te voorkomen en kan zijn of haar bedpartner juist handelen indien zich toch een hypo voordoet. 
  • Naast het thuis bespreekbaar maken van seksualiteit en de invloed van diabetes, is het verstandig om samen met uw kind naar de arts te gaan en te vragen om extra uitleg. De huisarts, behandelend diabetes arts of diabetesverpleegkundige hebben kennis over de invloed van de puberteit, hormonen, menstruatie, stress, alcohol, drugs of andere factoren op diabetesregulatie en kunnen uw kind uitleg geven over onderwerpen waar u even geen raad mee weet. Daarnaast hebben deze artsen geheimhoudingsplicht, waardoor uw zoon of dochter het wellicht prettig vindt om onderwerpen die hij of zij niet met u durft te bespreken, wel met een van hen te bespreken. Op deze manier krijgt uw zoon of dochter de informatie die hij of zij nodig heeft en kunt u samen voor een goede seksuele gezondheid zorgen. 

 

Onderstaande instructiekaart biedt houvast voor ouders bij het bespreken van seksualiteit bij jongeren met diabetes (Figuur 7). Deze kaart is een verkorte weergave van bovenstaande tekst en benoemt puntsgewijs welke onderwerpen aangeraden worden om te bespreken met uw zoon of dochter. Het betreft zowel onderwerpen die bij de standaard seksuele voorlichting horen als diabetes-specifieke onderwerpen. Tenslotte, vergeet niet te benoemen dat wanneer uw zoon of dochter zich ergens niet prettig bij voelt of ergens nog niet klaar voor is, hij of zij altijd nee mag zeggen!

 


Figuur 7. Instructiekaart voor ouders.  
                © 2020, gemaakt door de auteurs van deze WIKI (copyright free). 

 

3.4.3 Informatie en advies voor zorgverleners

De volgende paragrafen bevatten tips en informatie voor zorgverleners van jongeren met diabetes. Deze zijn vooral bedoeld om ondersteuning te bieden aan zorgverleners die vragen hebben omtrent het bespreekbaar maken van seksualiteit bij jonge diabetespatiënten. Allereerst wordt het advies voor zorgverleners besproken en vervolgens drie mogelijke handvatten om dit advies te realiseren. 

 

Diabetes is een chronische ziekte, die door veel mensen wordt onderschat. Dit leidt ertoe dat diabetespatiënten gevoelens van schaamte kunnen ervaren over hun ziekte (zie 3.1). Daarnaast verloopt de seksuele ontwikkeling bij jongeren met diabetes vaak anders dan bij hun gezonde leeftijdsgenoten. Om complicaties te voorkomen is het noodzakelijk dat jongeren goed zijn ingesteld. Echter is de motivatie om een goede glykemische controle te hanteren bij jongeren laag (zie 3.3.2) [57]. Daarom is het voor jongeren met diabetes belangrijk om te communiceren over beginnende seksuele problemen door hun diabetes. Tevens is het van belang om als zorgverlener hier een pro-actieve houding in te hebben [44,45]. De volgende onderwerpen zijn van belang om te bespreken:

  • De kans op een hypo tijdens seks. Bij inspanning, zoals sport of seks, wordt het lichaam gevoeliger voor insuline. Hierdoor is de kans op een hypo groter [63]. Om dit te voorkomen is het belangrijk om goed ingesteld te zijn en een goede conditie te hebben. Ook kan het helpen om vooraf iets te eten [64]. 

  • Stress. Jongeren ervaren de seksuele ontwikkeling vaak als een periode waar veel stress bij komt kijken. Stress kan zorgen voor een ontregeling van de bloedglucosewaarden. Daarnaast kan een chronische verhoging van stress leiden tot insulineresistentie [59]. 

  • Drinken van alcohol. De puberteit is een periode waarin jongeren veel ontdekken, waaronder het nuttigen van alcohol. Alcoholische dranken bevatten vaak veel koolhydraten, maar na enkele uren heeft alcohol een verlagend effect op de bloedglucosespiegel. Wanneer de alcohol is verwerkt door het lichaam kan er dus ineens een flinke daling van de bloedglucosewaarde plaatsvinden. Wanneer er ‘s avonds alcohol is gedronken, kan dit dus met name ‘s nachts erg gevaarlijk zijn [60].

  • Hormonale verandering. Door de hormonale veranderingen die tijdens de seksuele ontwikkeling plaatsvinden, wordt het lichaam ongevoelig voor insuline. Hierdoor is het nodig om meer insuline te spuiten [58]. 

Hieronder worden er drie handvatten besproken om dit advies te bespreken met een jongere met diabetes. 

 

KLIK-diabetes

KLIK (Kwaliteit van Leven In Kaart) is een methode om te inventariseren hoe het gaat met patiënten die onder behandeling zijn of zijn geweest in het ziekenhuis. Deze methode is speciaal ontwikkeld voor kinderen en hun ouders en jongeren [65]. KLIK is mogelijk voor 49 chronische ziekten, waaronder diabetes. Het is een vragenlijst die jongeren online kunnen invullen voordat ze een afspraak hebben met hun arts. Er wordt dan gevraagd naar het dagelijkse leven, de ontwikkeling van de jongere en de impact die diabetes daarop heeft [66]. De antwoorden op de vragenlijst worden besproken bij de afspraak met de zorgverlener. Hierdoor kan er in het gesprek meteen ingegaan worden op de problemen die de jongere zelf aangeeft in de vragenlijst. Meer informatie is te vinden op de website van KLIK. 

 

Biopsychosociaal model

Door middel van het biopsychosociaal model is het mogelijk om diabetespatiënten in alle opzichten te kunnen begeleiden. 

  • Biologische factoren: een goede instelling van de diabetes kan complicaties voorkomen

  • Psychologische factoren: schaamte, faalangst, gevoel tekort te schieten, moeite met lichamelijke achteruitgang, depressie

  • Sociale factoren: afhankelijkheid van de (seksuele) partner, sociale druk van leeftijdsgenoten, sociale acceptatie en angst voor afwijzing

Dit model kan seksuele problemen niet oplossen, maar kan er wel voor zorgen dat de diabetespatiënt er makkelijker over kan praten. [67]. Door via de verschillende invalshoeken van het biopsychosociaal model het gesprek aan te gaan met de patiënt, worden alle mogelijke factoren besproken. Dit biedt houvast voor het aangaan van een lastig gesprek over het seksueel functioneren. 

 

 

Figuur 8. Biopsychosociaal model. 

              © 2020, gemaakt door de auteurs van deze WIKI (copyright free). 

 

PLISSIT model

Seksuele problemen horen tijdens de jaarlijkse controle ter sprake te komen [4], maar in de praktijk blijkt vaak dat seksuele problemen worden genegeerd. Dit komt doordat zowel de diabetespatiënt als de arts het lastig vindt om hierover te praten. De patiënt kan zich schamen en daardoor het gesprek niet willen openen en artsen hebben vaak een gebrek aan tijd, kennis en vaardigheden om seksuele problemen te kunnen bespreken. Het PLISSIT model kan hierbij helpen. Dit model is geen oplossing voor de seksuele problemen, maar kan artsen helpen seksuele problemen beter te herkennen en bespreekbaar te maken [68]. Het PLISSIT model staat voor: Permission, Limited Information, Specific Suggestions en Intensive Therapy. Hieronder zullen deze stappen worden uitgelegd: 

  • Permission: deze stap draait om de uitnodiging aan de patiënt om te praten over seksualiteit. Een voorbeeldvraag die in deze stap gesteld kan worden is bijvoorbeeld: ‘Mensen met diabetes hebben vaak vragen over hoe diabetes hun seksuele leven zou kunnen beïnvloeden. Is er iets wat u hier mij over zou willen vragen?’

  • Limited Information: hier richt de zorgverlener zich op uitleg geven over seksualiteit, wat hierbij normaal en abnormaal is en wat dit betekent voor diabetespatiënten. Een actie hierbij zou kunnen zijn het uitdelen van een folder. 

  • Specific Suggestions: nadat er een seksuele anamnese heeft plaatsgevonden, is het belangrijk dat de arts het probleem van de patiënt goed begrijpt. Vervolgens kan er specifiek advies gegeven worden, zoals het aanpassen of voorschrijven van medicatie. Dit advies heeft als doel om de patiënt direct te helpen, binnen een relatief korte periode. Deze stap vereist meer kennis en vaardigheden van de zorgverlener. 

  • Intensive Therapy: deze stap is vooral bedoeld voor complexe seksuele problemen. Hier wordt er vooral uitleg gegeven over naar welke specialist er verwezen kan worden. 

 

Figuur 9. PLISSIT model.

              © 2020, gemaakt door de auteurs van deze WIKI (copyright free). 

 

De instructiekaart (Figuur 10) biedt een overzichtelijke weergave van de onderwerpen over intimiteit die worden aangeraden om te bespreken met jonge diabetespatiënten. Daarnaast wordt benoemd dat u deze adviezen kunt toepassen in de praktijk aan de hand van verschillende modellen, welke in bovenstaande tekst zijn toegelicht. 

 


Figuur 10. Instructiekaart voor zorgverleners.

              © 2020, gemaakt door de auteurs van deze WIKI (copyright free). 

 

 

3.5 Afsluiting

 

Als diabetespatiënt draag je een enorme verantwoordelijkheid over je eigen vitale functies, meer dan mensen zonder diabetes. Eigenlijk is het een fulltime baan die naast alle andere dagelijkse verplichtingen en persoonlijke doelen op zijn tol kan eisen. Dit kan verschillende problemen met zich meebrengen, waaronder problemen met het seksueel functioneren. Deze worden veroorzaakt door diabetes complicaties of door psychosociale factoren, zoals angst en schaamte. Het taboe dat rust op het bespreken van seksuele problematiek en de mogelijke schaamte van diabetes patiënten, voor zowel het hebben van diabetes als voor het ervaren van seksuele problemen, maakt het behandelen ervan zeer uitdagend. De adolescentie is hierbij een cruciale periode waarin seksuele ontwikkeling en diabetesregulatie een ingewikkelde wisselwerking ondergaan. Deze periode kenmerkt zich door zowel lichamelijke als psychosociale veranderingen. Met de nieuwe inzichten op deze pagina wordt geconcretiseerd hoe adolescenten met diabetes de zorg en ondersteuning kunnen krijgen die past bij de (seksuele) ontwikkeling die zij doormaken. Naar aanleiding van deze inzichten zijn drie adviezen opgesteld (1) voor adolescenten met diabetes, (2) voor hun ouders en (3) voor hun zorgverleners. Deze adviezen bieden handvatten voor het verbeteren van de zorg en het aanscherpen van waakzaamheid voor adolescente diabetespatiënten met seksuele problemen. 

 

Auteurs
Nynke Brandsma, BSc.
Lisanne Houtstra, MSc.
Katrijn Ridderbeek, BSc.
Marieke van der Zwan, BSc.

 

Referenties

 

  1. Van der Meer, J., & Stehouwer, C.D.A. (2005). Diabetes mellitus. Interne geneeskunde (pp. 729 -751). Houten, The Netherlands: Bohn Stafleu van Loghum.
  2. Whiting, D.R., Guariguata, L., Weil, C. & Shaw, J. (2011). IDF diabetes atlas: global estimates of the prevalence of diabetes for 2011 and 2030. Diabetes Res. Clin. Pract. 94: 311–321.
  3. Diabetes Fonds (2020). Wat zijn normale bloedglucosewaarden. Geraadpleegd op 21 maart 2020, van https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/heb-ik-diabetes/wat-zijn-normale-bloedsuikerwaarden?gclid=Cj0KCQjw9tbzBRDVARIsAMBplx8wTKvVpE1klkBq3YVXS-Paz_8p0NMBaGUfoJm5ubpJNiorT9oQ00saAvTmEALw_wcB
  4. Bilo, H.J.G., Grauw, W.J.C. de, Holleman, F., Houweling, S.T., Janssen, P.G.H., Laar, F.A. van, Rutten, G.E.H.M., & Wiersma, Tj. (2013). NHG-Standaard Diabetes Mellitus type 2 (Vierde (partiële) herziening). Geraadpleegd op 13 maart 2020, van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-diabetes-mellitus-type-2
  5. Sherwani, S.I., Khan, H.A., Ekhzaimy, A., Masood, A., & Sakharkar, M.K. (2016). Significance of HbA1c Test in Diagnosis and Prognosis of Diabetic Patients. Biomarker Insights; 11: 95–104 doi: 10.4137/BMI.S38440.
  6. Diabetes Fonds (2020). Symptomen van Diabetes. Geraadpleegd op dinsdag 3 maart 2020, van https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/heb-ik-diabetes/symptomen-van-diabetes
  7. World Health Organization (2020). Diabetes. Geraadpleegd op 3 maart 2020, van https://www.who.int/health-topics/diabetes
  8. Nederlandse Diabetes Federatie (2017). Zorgstandaard Diabetes: vormen van diabetes. Geraadpleegd op 3 maart 2020, van https://www.zorgstandaarddiabetes.nl/extrapage/vormen-van-diabetes/
  9. Diabetes Fonds (2020). Woordenboek. Geraadpleegd op dinsdag 3 maart 2020, van   https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/diabetes-in-het-algemeen/woordenboek?gclid=Cj0KCQiAqY3zBRDQARIsAJeCVxOropCk_jdOe5wcK8yop6_SoBIzWBiuPQI6WxBHpliK7XLTc2DJ5sMaAhBoEALw_wcB#K
  10. Chamberlain, J.J., Rhinehart, A.S., Shaefer, C.F., & Neuman, A. (2016). Diagnosis and Management of Diabetes: Synopsis of the 2016 American Diabetes Association Standards of Medical Care in Diabetes. Ann Intern Med.; 164: 542-552. doi:10.7326/M15-3016
  11. Diabetes Fonds (2020). Hypo’s en hypers. Geraadpleegd op vrijdag 6 maart 2020, van https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/dagelijks-leven/hypo-s-en-hypers 
  12. Volksgezondheid en Zorg. Diabetes Mellitus: Cijfers & Context: huidige situatie. Geraadpleegd op 26 februari 2020, van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/diabetes-mellitus/cijfers-context/huidige-situatie
  13. Diabetes Fonds (2020). Kun je genezen van diabetes type 2. Geraadpleegd op 7 maart 2020, van https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/dagelijks-leven/kun-je-genezen-van-diabetes-type-2
  14. Nederlandse Diabetes Federatie (2017). Zorgstandaard Diabetes: complicaties. Geraadpleegd op 7 maart 2020, van https://www.zorgstandaarddiabetes.nl/extrapage/complicaties/
  15. Volksgezondheid en Zorg (2020). Sterfte diabetes naar leeftijd en geslacht. Geraadpleegd op 17 april 2020, van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/diabetes-mellitus/cijfers-context/sterfte#node-sterfte-diabetes-naar-leeftijd-en-geslacht
  16. Poortvliet, M. C., Schrijvers, C. T. M., & Baan, C. A. (2007). Diabetes in Nederland. Omvang, risicofactoren en gevolgen, nu en in de toekomst. RIVM.
  17. Diabetes Fonds (2020). Hoe werkt insuline. Geraadpleegd op 8 maart 2020, van https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/dagelijks-leven/hoe-werkt-insuline
  18. Atkinson, M. A., Eisenbarth, G. S., & Michels, A. W. (2014). Type 1 diabetes. The Lancet, 383(9911), 69-82.
  19. Diabetes Fonds (2020). Wat is een insulinepomp. Geraadpleegd op 8 maart 2020, van https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/veelgestelde-vragen/wat-is-een-insulinepomp
  20. Koopmans, R. (2004). Diabetesmedicatie. In Handboek voor de co-assistent. (pp. 276-281). Bohn Stafleu van Loghum, Houten.
  21. Mediderma (2020). Lipohypertrofie. Geraadpleegd op 17 maart 2020, van https://mediderma.nl/huidproblemen/lipohypertrofien/
  22. Perrin, N. E., Davies, M. J., Robertson, N., Snoek, F. J., & Khunti, K. (2017). The prevalence of diabetes‐specific emotional distress in people with Type 2 diabetes: a systematic review and meta‐analysis. Diabetic Medicine, 34(11), 1508-1520.
  23. Diabetes Fonds (2020). Medicijnen bij diabetes. Geraadpleegd op 8 maart, van https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/dagelijks-leven/medicijnen-bij-diabetes
  24. Diabetesvereniging Nederland, (2013). Orale bloedglucoseverlagende medicatie verkrijgbaar in Nederland. Geraadpleegd op 8 maart, van https://www.diabeteswiki.nl/images/8/87/Orale_bloedglucoseverlagende_medicatie.pdf
  25. Diabetes Interactief Educatie Programma (2020). GLP-1-analogen. Geraadpleegd op 18 maart, van http://www.diep.info/Diabetes-educatie-Behandeling-en-management-Nadere-info-Incretine-mimetica
  26. Snoek, F. J. (2004). De inzet van de Medisch Psycholoog bij de behandeling van Diabetes Mellitus. Richtlijnen voor psychologische diagnostiek en begeleiding. Sectie Psychologen Algemene/Academische Ziekenhuizen (PAZ) van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
  27. Jaser, S. S. (2010). Psychological problems in adolescents with diabetes. Adolescent medicine: state of the art reviews, 21(1), 138.
  28. Anderson R.J., Freedland K.E., Clouse R.E., Lustman P.J. (2001). The prevalence of comorbid depression in adults with diabetes: a meta-analysis. Diabetes Care; 24:1069-1078.
  29. American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (5deed.). Washinton DC: author.

  30. GGZ standaarden. (2020, 3 maart). Zorgstandaard Seksuele disfuncties. Geraadpleegd op 6 maart 2020, van https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/seksuele-disfuncties/specifieke-omschrijving-seksuele-disfuncties
  31. Rutgers W.P.F. (2020). Diabetes en seksualiteit.seksualiteit.nl. Geraadpleegd op 10 maart 2020, from https://www.seksualiteit.nl/seks-jouw-leven/ziekten-en-lichamelijke-ongemakken/diabetes-en-seksualiteit
  32. Maiorino, M. I., Bellastella, G., & Esposito, K. (2014). Diabetes and sexual dysfunction: current perspectives. Diabetes, metabolic syndrome and obesity: targets and therapy, 7, 95.
  33. Enzlin, P., Mathieu, C., Van den Bruel, A., Vanderschueren, D., & Demyttenaere, K. (2003). Prevalence and predictors of sexual dysfunction in patients with type 1 diabetes. Diabetes care, 26(2), 409-414.
  34. Kizilay, F., Gali, H. E., & Serefoglu, E. C. (2017). Diabetes and sexuality. Sexual medicine reviews, 5(1), 45-51.
  35. Giugliano, F., Maiorino, M., Bellastella, G., Gicchino, M., Giugliano, D., & Esposito, K. (2010). Determinants of erectile dysfunction in type 2 diabetes. International journal of impotence research, 22(3), 204-209.
  36. Bjerggaard, M., Charles, M., Kristensen, E., Lauritzen, T., Sandbæk, A., & Giraldi, A., Sexological Clinic, Psychiatric Centre Copenhagen, Copenhagen, Denmark. (2015). Prevalence of sexual concerns and sexual dysfunction among sexually active and inactive men and women with screen‐detected type 2 diabetes. Sexual Medicine, 3(4), 302-310. doi:10.1002/sm2.91

  37. Odabasi, Z., & Mert, A. (2019). Candida urinary tract infections in adults. World Journal of Urology, doi:10.1007/s00345-019-02991-5
  38. Sreelakshmy, K., Velayudhan, R., Kuriakose, D., & Nair, R. (2017). Sexual dysfunction in females with depression: A cross-sectional study. Trends in Psychiatry and Psychotherapy, 39(2), 106-109. doi:10.1590/2237-6089-2016-0072
  39. Diabetes Fonds (2020). Diabetes: één van de meest onderschatte ziektes die er zijn. Geraadpleegd op 23 maart 2020, van: https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/nieuws/diabetes-een-van-de-meest-onderschatte-ziektes-die-er-zijn
  40. Archer, A. (2014). Shame and diabetes self-management. Practical Diabetes, 31(3), 102-106. doi:10.1002/pdi.1842
  41. Rutgers W.P.F. (2020). Seksualiteit en een chronische ziekte. Rutgers Kenniscentrum Seksualiteit. Geraadpleegd op 23 maart 2020, van https://www.rutgers.nl/producten/seksualiteit-en-een-chronische-ziekte
  42. Bender, J. (2003). Seksualiteit, chronische ziektes en lichamelijke beperkingen: kan seksualiteit gerevalideerd worden. Tijdschrift voor Seksuologie, 27(4), 169-177.
  43. NHG. (z.d.). NHG-standaard Seksuele klachten (eerste herziening). Geraadpleegd op 30 maart 2020, van https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-seksuele-klachten
  44. Stokmans, A. (2011). Seks bespreken in de spreekkamer., 27(7), 14-17.
  45. Bijzitter, G., van Drunen, P., Geerts, E., & van Beusekom, I. (2009). Tussen Passie en Taboe-Is de psychiatrie aan seks toe?. Sociale Psychiatrie, 28(90), 23
  46. Parish, S., MD, & Hahn, S., MD. (2016). Hypoactive sexual desire disorder: A review of epidemiology, biopsychology, diagnosis, and treatment. 4(2), 103-120. doi:10.1016/j.sxmr.2015.11.009
  47. Lankveld, J., & Kuile, M. (2010). Seksuele disfuncties : Diagnostiek en behandeling. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
  48. Hong, L., Wu, K., & Fan, D. (2008). Sildenafil as treatment for antidepressant-induced sexual dysfunction. Jama, 300(20), 2365-6. doi:10.1001/jama.2008.693
  49. Giugliano F, Maiorino MI, Di Palo C, et al. Adherence to Mediterranean diet and sexual function in women with type 2 diabetes. J Sex Med. 2010;7(5):1883–1890.
  50. Romeo, J. H., Seftel, A. D., Madhun, Z. T., & Aron, D. C. (2000). Sexual function in men with diabetes type 2: association with glycemic control. The Journal of urology, 163(3), 788-791
  51. ETZ Medische Psychologie. (2019). Polikliniek Medische Seksuologie. Geraadpleegd op 30 maart 202, van https://www.etz.nl/ETZWebsite/files/e0/e0c8d980-aa33-430d-8429-a980ff505417.pdf
  52. Rutgers WPF, C. (2020). Seksuoloog.seksualiteit.nl. Geraadpleegd op 30 maart 2020, van https://www.seksualiteit.nl/hulp/hulp-van-de-seksuoloog
  53. UMCG Centrum voor Revalidatie. (2018). Intimiteit en seksualiteit bij chronische ziekte of lichamelijke beperking. Geraadpleegd op 30 maart 2020, van https://www.umcg.nl/IDocuments/Algemeen_-_Intimiteit_en_seksualiteit_VLK347_-_CvR.pdf
  54. Fysiotherapie Surhuisterveen-Harkema. (2020). Seksuele problemen. Geraadpleegd op 30 maart 2020, van https://www.fysiotherapiesurhuisterveen.nl/aandoeningen/klachten-bekkengebied/seksuele-problemen
  55. Lue, T. F., Brant, W. O., Shindel, A., & Bella, A. J. (2017). Sexual dysfunction in diabetes. In Endotext [Internet]. MDText. com, Inc.
  56. DeLamater, J., & Friedrich, W. N. (2002). Human sexual development. Journal of sex research, 39(1), 10-14.
  57. Maas-van Schaaijk, N. M. (2015). Psychologische aspecten van diabetes per ontwikkelingsfase. Tijdschrift voor Kindergeneeskunde, 83(1), 42-48.
  58. Diabetes Fonds (2020). Diabetes en puberteit. Geraadpleegd op dinsdag 23 maart 2020, van https://www.diabetesfonds.nl/wat-we-doen/alle-onderzoeken/diabetes-in-de-puberteit
  59. Diabetes Fonds (2020). Wat doet stress met diabetes. Geraadpleegd op dinsdag 23 maart 2020, van https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/veelgestelde-vragen/wat-doet-stress-met-diabetes
  60. Diabetes Fonds (2020). Alcohol en diabetes. Geraadpleegd op 31 maart 2020, van: https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/eten-met-diabetes/waar-moet-ik-op-letten/alcohol
  61. Diabetes Fonds (2020). Gezond eten bij diabetes. Geraadpleegd op 31 maart 2020, van: https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/eten-met-diabetes
  62. De Graaf, H., Vanwesenbeeck, W. M. A., Woertman, L., & Meeus, W. (2009). Opvoeding en seksuele ontwikkeling van adolescenten: Een literatuurstudie. Pedagogiek, 29(1), 10-31.
  63. Diabetes Fonds (2020). Sporten en bewegen met diabetes. Geraadpleegd op 31 maart, van https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/dagelijks-leven/sporten-en-bewegen-met-diabetes
  64. Seksualiteit (2020). Diabetes en seksualiteit. Geraadpleegd op 23 maart, van https://www.seksualiteit.nl/seks-jouw-leven/ziekten-en-lichamelijke-ongemakken/diabetes-en-seksualiteit
  65. KLIK (2020). Kwaliteit van Leven In Kaart. Geraadpleegd op 30 maart, van https://www.hetklikt.nu/
  66. Diabetes Fonds (2020). Vragenlijst voor jongeren praktisch inzetten. Geraadpleegd op 30 maart, van https://www.diabetesfonds.nl/wat-we-doen/alle-onderzoeken/vragenlijst-voor-jongeren-praktisch-inzetten
  67. Gelderen, G. van & Stevens, N. (2011). Tijdschrift voor Praktijkondersteuning. Diabetes en seks, een kwestie van instelling. Tijdschrift voor Praktijkondersteuning, 2: 45-47.
  68. Rutte, A., Braamse, A.M.J., Oppen, P. van, Nijpels, G., Snoek, F.J., Enzlin, P., Leusink, P. & Elders, P.J.M. (2015). Effectiviteit van een PLISSIT interventie bij patiënten met type 2 diabetes in de huisartsenpraktijk: design van een cluster-gerandomiseerd onderzoek. Tijdschrift voor Seksuologie, 39- 4: 158-162
  69. OpenStax College. (2013). The Pancreas. Geraadpleegd op 18 mei, van https://commons.wikimedia.org/wiki/File:1820_The_Pancreas.jpg 

 

 

Comments (0)

You don't have permission to comment on this page.