| 
  • If you are citizen of an European Union member nation, you may not use this service unless you are at least 16 years old.

  • You already know Dokkio is an AI-powered assistant to organize & manage your digital files & messages. Very soon, Dokkio will support Outlook as well as One Drive. Check it out today!

View
 

Polycysteus Ovarium Syndroom (PCOS) en Angst_2021_02

Page history last edited by Smit, Lisanne 2 years, 11 months ago

Welkom!

 

Deze WIKI pagina is bedoeld om u meer informatie te geven over angstproblematiek bij het Polycysteus Ovarium Syndroom, ook wel PCOS genoemd. Als eerst wordt een beeld geschetst van de aandoening. Deel twee zal betrekking hebben op angstproblematiek zelf en het laatste deel behandelt de relatie tussen angstproblematiek en PCOS en mogelijke mechanismen. De pagina is bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is in dit onderwerp. Voor meer informatie over de genoemde medicatie wordt verwezen naar de website farmacotherapeutischkompas. Deze website is ontwikkeld door Zorginstituut Nederland en bevat informatie over alle in Nederland verkrijgbare geneesmiddelen. Belangrijk om te vermelden is wel dat noch het farmacotherapeutisch kompas noch deze WIKI aansprakelijk zijn. Deze WIKI is opgesteld door eerstejaarsstudenten van de masteropleiding Medische Psychologie. Volledigheid en correctheid kunnen daarom niet gegarandeerd worden. Ook zal deze WIKI na publicatie niet meer geupdate worden, informatie kan om die reden verouderen.

 

Inhoudsopgave:


 

1. Korte beschrijving van het ziektebeeld: wat is PCOS eigenlijk?

 

Polycysteus-ovariumsyndroom is een hormonaal syndroom waarbij er meerdere vochtblaasjes (cysten) in het ovarium (de eierstok) aanwezig zijn (1). Het syndroom komt voor bij vrouwen van een vruchtbare leeftijd (15 tot 44 jaar), dit is dus vanaf de eerste keer ongesteld zijn tot de menopauze. In een normale menstruatiecyclus ontwikkelen zich tijdens de eerste helft van de cyclus eiblaasjes (follikels) in de eierstokken waarvan er eentje vrijkomt. Dit wordt de ovulatie of eisprong genoemd. Het eitje komt uit de follikel en wordt opgevangen door de eileider. Vervolgens gaat het richting de baarmoeder. Bij PCOS ontwikkelen meerdere kleine follikels in het ovarium die moeizaam groeien en daarmee ook moeilijk tot ovulatie leiden. Deze onderontwikkelde follikels worden cysten genoemd. Als gevolg van minder frequente ovulaties menstrueren vrouwen met PCOS minder vaak. De vruchtbaarheid is daardoor sterk verminderd  (1).

 

1.2 Epidemiologie 

 

Naar schatting is de prevalentie van PCOS in de algemene bevolking ongeveer 6% (2). Dit maakt dat PCOS een veel voorkomende hormonale stoornis is in de reproductieve fase van vrouwen. Waarschijnlijk is een groot deel niet of nog niet gediagnosticeerd. Hierdoor is de prevalentie en incidentie van PCOS niet helemaal bekend. Wel weten we dat de prevalentie van amenorroe (het uitblijven van de menstruatie gedurende >6 maanden in de vruchtbare levensfase) en oligomenorroe (lichte/onregelmatige menstruatie) in de Nederlandse huisartsenpraktijk 7 op 1000 vrouwen per jaar bedraagt in de leeftijd van 12 t/m 18 jaar. Voor vrouwen van 19 t/m 44 jaar is dit 13 op 1000 (2). Amenorroe en oligomenorroe komt ook voor bij vrouwen met PCOS (2). Het zou dus kunnen dat van die gevallen die zich melden bij de huisarts met deze klachten een deel PCOS heeft. Echter moet gezegd worden dat de genoemde prevalentie van amenorroe en oligomenorroe waarschijnlijk een onderschatting is. Veel vrouwen met menstruatieproblemen melden zich namelijk niet bij een huisarts. De verschillende oorzaken voor het uitblijven van de menstruatie, waaronder dus PCOS, zijn voor een groot deel onbekend. Voor de incidentie geldt dat bij 4,6 op 1000 vrouwen per jaar met een leeftijd van 12 t/m 18 jaar sprake is van amenorroe/oligomenorroe (2).

 

1.3 Etiologie 

  

De oorzaken van PCOS zijn niet duidelijk en waarschijnlijk door meerdere factoren bepaald (2). Vaak wordt een verhoogde waarde van het luteïniserend hormoon (LH) gevonden. Dit hormoon wekt de eisprong op (3). Bij sommige vrouwen worden ook verhoogde waardes van testosteron (mannelijk geslachtshormoon dat vrouwen in mindere mate aanmaken) gevonden en een verhoging van insuline (het hormoon dat de bloedsuikerspiegel regelt) (4). Het follikel stimulerend hormoon (FSH) is vaak in onvoldoende mate aanwezig. Dit hormoon bevordert rijping van de eiblaasjes (2). Duidelijk is dat er verstoringen zijn in de ontwikkeling van de follikels. Er lijkt een disbalans te zijn van de hypofyse-ovarium-as, wat kan leiden tot problemen zoals anovulatie, het ongevoelig worden van cellen in het lichaam voor insuline (insulineresistentie) en overmatige productie van androgenen (2). Androgenen zijn chemische stofjes in het lichaam die betrokken zijn bij activiteit van mannelijke geslachtsorganen en het ontwikkelen van mannelijke secundaire geslachtskenmerken (5). De hypofyse-ovarium-as verwijst naar een aantal hormonen die samenwerken en afgescheiden worden door twee klieren in de hersenen, de hypothalamus en de hypofyse, en door de eierstokken. Dit mechanisme regelt het voortplantingssysteem van vrouwen. Anovulatie betekent dat er geen eicel uit de eierstok wordt vrijgegeven. Bij insulineresistentie is er sprake van verminderde gevoeligheid van lichaamscellen voor het hormoon insuline. Insuline zorgt er normaal gesproken voor dat bloedsuiker van je bloed in je cellen komt om vervolgens gebruikt te worden als energie. Bij ongevoeligheid voor insuline werkt het hormoon dus niet goed. Een gevolg is dat je bloedsuiker te hoog wordt. Als dit lang genoeg doorgaat kan dat resulteren in diabetes type 2 (2). Waarschijnlijk wordt de ontwikkeling van de dominante follikel geremd door invloeden van hormonen zoals LH, insuline en androgenen. 

 

Deze engelse video licht de hierboven beschreven hormonale disbalans in de vrouwelijke geslachtshormonen toe. (6)

 

1.4 Diagnose van PCOS

 

De diagnose PCOS kan worden gesteld door middel van echoscopisch- en bloedonderzoek. Tijdens een echoscopisch onderzoek wordt een inwendige echo gemaakt. Bij dit onderzoek wordt per eierstok het aantal follikels bekeken. Bij een gezond persoon zijn er rond de 3-8 follikels aanwezig, waar dit er 12 of meer zijn bij vrouwen met PCOS. Tijden het bloedonderzoek wordt er gekeken naar de hoeveelheid testosteron die aanwezig is, en de verhoudingen van de hormonen FSH en LH (7).PCOS wordt vastgesteld als iemand aan 2 van de 3 criteria voldoet (9):

  • Onregelmatigheid of afwezigheid van menstruaties (jaarlijks minder dan 8)

  • Polycysteuze eierstokken (per eierstok meer dan 12 follikels)

  • Verhoogd testosterongehalte en/of symptomen gerelateerd aan testosteron zoals acné (puistjes) en hirsutisme (overmatige lichaamsbeharing)  

 

1.5 Prognose bij PCOS 

 

PCOS is geen aandoening die verergert, maar het kan ook niet genezen worden. Symptomen kunnen wel beperkt worden (6). Een van de grootste gevolgen van PCOS is vruchtbaarheidsproblematiek. Als gevolg van een verminderde ovulatie wordt de kans op verminderde vruchtbaarheid groter(7). Uit onderzoek (10) komt naar voren dat van alle vrouwen met PCOS ongeveer 70-80% met vruchtbaarheidsproblemen kampt. Belangrijk is ook dat meer dan de helft van de vrouwen met PCOS overgewicht heeft, wat vaak samengaat met verminderde gevoeligheid voor insuline. Dit kan uiteindelijk dus leiden tot insulineresistentie en daarmee het ontwikkelen van diabetes type 2. Overgewicht en/of diabetes type 2 kunnen weer zorgen voor een te hoge bloeddruk, een te hoog cholesterolgehalte of hart- en vaatziekten. Verschillende studies (11) hebben aangetoond dat 31-35% van vrouwen met PCOS insulineresistentie vertonen. 7.5-10% heeft diabetes type 2 (11). Nog van belang is dat vrouwen met PCOS minder progesteron (een vrouwelijk geslachtshormoon dat een rol speelt bij vruchtbaarheid) aanmaken omdat er minder vaak of zelfs geen eisprong is. Het baarmoederslijmvlies wordt dus niet afgestoten aangezien er minder vaak of zelfs nooit een menstruatie plaatsvindt. Wanneer dit jaren door blijft gaan wordt de kans groter op de vorming van gezwellen in dit weefsel. De kans op baarmoederkanker neemt dan toe (12). Vrouwen met PCOS hebben een 2.7 keer hoger risico op het ontwikkelen van baarmoederkanker dan vrouwen zonder PCOS (12). 

 

Een beknopt overzicht van kenmerken en mogelijke oorzaken van PCOS kan u hier vinden op de website thuisarts.nl.  

 

1.6 Behandeling en medicatie bij PCOS 

 

Om de symptomen van PCOS zo veel mogelijk te kunnen beperken wordt een gezonde levensstijl geadviseerd. Daarnaast zijn er ook medicamenteuze behandelingen mogelijk. 

 

Non medicamenteuze behandeling 

 

Voor de behandeling van PCOS wordt vaak  aangeraden een gezonde levensstijl te hanteren. (13) Vrouwen, voornamelijk zij die overgewicht hebben in combinatie met PCOS krijgen het advies fysiek actief zijn en voornamelijk gezond te eten. Dit kan de hormoonhuishouding positief beïnvloeden. Uit onderzoek blijkt namelijk dat waardes van LH, FSH en testosteron verbeteren wanneer vrouwen regelmatiger sporten en gezonder eten (14). Dit kan ook bijdragen aan het verminderen van de symptomen van PCOS. Soms is het aanpassen van de levensstijl niet genoeg, of lukt het vrouwen niet hun levensstijl aan te passen. In dat geval zijn er ook medicamenteuze opties, deze kunnen worden onderverdeeld in medicatie met of zonder de wens om zwanger te raken.  

 

Medicatie wanneer er (nog) geen kinderwens is

 

Om te voorkomen dat baarmoederslijmvlies zich ophoopt kan de volgende medicatie worden voorgeschreven :

 

  • Wanneer er geen kinderwens is, kunnen middelen met progesteron voorgeschreven worden zoals een anticonceptiepil of een Mirena-spiraal. Progesteron houdt het slijmvlies in de baarmoeder dun en zorgt dat het toch regelmatig wordt afgestoten waardoor een verhoogd risico op het ontwikkelen van baarmoederhalskanker kan worden voorkomen. Nog een manier is om een keer in de drie maanden een bloeding op te wekken met een medicijn waar progesteron in zit (15). Daarnaast kan het gebruik van een anticonceptiepil, door de invloed die het heeft op de hormoonhuishouding, ook PCOS symptomen als overmatige beharing en acne verminderen (16). 

 

Medicatie wanneer er wel een kinderwens is

 

Bij infertiliteit (het onvermogen om succesvol zwanger te raken na het voor 12 maanden of langer geprobeerd te hebben) : 

  • Wanneer er een kinderwens is en er is sprake van overgewicht, begint de behandeling van PCOS vaak met een niet-medicamenteuze behandeling gericht op gewichtsverlies of leefstijlverbetering. Door het verliezen van gewicht komt bij sommige vrouwen de cyclus vanzelf weer op gang. Bij andere vrouwen is het toch noodzakelijk om medicatie hiervoor in te zetten, maar deze medicatie is effectiever na gewichtsverlies (15).

  • Tabletten met clomifeen (Clomid). Deze tabletten zorgen ervoor dat er een signaal naar de hersenen gaat, dat zegt dat er te weinig oestrogeen aangemaakt wordt. Als reactie hierop maakt de hypofyse FSH aan. De kans op een eisprong wordt zo verhoogd (15). 

  • Gonadotropine (FSH injecties): Wanneer tabletten met clomifeen niet werken, kan gekozen worden voor injecties met FSH. FSH zorgt voor de groei en ontwikkeling van eicellen in de eierstokken. De injecties stimuleren direct de eierstokken en bevorderen eicelgroei (15). 

 

Medicatie bij insulineresistentie:

 

  • Metformine is een medicijn dat gebruikt wordt bij de behandeling van diabetes type 2 voor het verlagen van de insulinewaarden. Het medicijn lijkt vooral geschikt voor vrouwen met PCOS die overgewicht of hoge insulinewaarden hebben. (15)

 

Hieronder volgt een tabel met de verschillende geneesmiddelen en hun eventuele bijwerkingen. 

 

Tabel 1. Medicatie PCOS en bijwerkingen 

Medicatie 

Mogelijke bijwerkingen 

Progesteron pil 

Doorbraakbloedingen, onregelmatige bloedingen, gevoelige borsten, misselijkheid, vermoeidheid en hoofdpijn (17) 

Clomifeen 

Opvliegers, gevoelige borsten en ontwikkeling van te veel eicellen door een overreactie van de eierstokken wat kan leiden tot trombose, buikpijn, braken en gewichtstoename (18) 

FSH injecties 

Pijn op de injectieplaats, overgevoeligheidsreacties, hoofdpijn, ovariumcysten, maagdarmklachten, pijn in het bekkengebied, vermoeidheid, overreactie van eierstokken, stemmingswisselingen, pijn in de borsten (19) 

Metformine 

Maagdarmklachten zoals buikpijn, misselijkheid, braken en diarree (20) 


Voor meer informatie over de genoemde medicatie klik hier

 

2. Angst bij PCOS

 

Het hebben van PCOS hangt samen met verschillende psychologische factoren. Zo hebben deze vrouwen een verhoogde kans op het ontwikkelen van verschillende psychische stoornissen. Vergeleken met vrouwen zonder PCOS, hebben vrouwen met PCOS vaker te maken met depressie, angst, stress (21), eetstoornissen (22), een lager zelfbeeld (23), seksuele disfunctie (24) en een verminderde kwaliteit van leven (25). Stress zou een bemiddelende rol kunnen spelen in de relatie tussen PCOS, depressie en angst (21). Hier wordt verder in de wiki dieper op ingegaan. Voor meer informatie over de relatie tussen PCOS en depressie klik hier

 

2.1 Angst

 

Wanneer zich een dreigende situatie voordoet, is angst een normale reactie die gepaard gaat met lichamelijke verschijnselen zoals een verhoogde hartslag, ademhaling en spierspanning. Disproportionele angst kan pathologisch worden (afwijkend, wijzend op een stoornis) wanneer deze zich voordoet zonder een herkenbare stimulus of wanneer het gepaard gaat met een stimulus die geen angstreactie zou mogen oproepen. Een angststoornis is een psychische aandoening die zich kenmerkt door de aanwezigheid van deze pathologische angst. De criteria van de DSM-5 of ICD-10 kan gebruikt worden voor het diagnosticeren van een angststoornis. Bij een angststoornis gaat de angst vaak gepaard met symptomen als rusteloosheid, vermoeidheid, en concentratie- en slaapproblemen in combinatie met aanhoudend subjectief lijden en/of sociale isolatie. Daar komen ook onjuiste gedachten en een disfunctionele coping stijl bij kijken. Voor meer informatie over de diagnostiek bij een angststoornis, klik hier

 

2.2 Epidemiologie 

 

Angststoornissen zijn een van de meest voorkomende psychische stoornissen (26). Eén op de drie vrouwen voldoet, gedurende haar leven, aan de criteria van een angststoornis. Bij mannen ligt de prevalentie rond de 22 procent (27). Er kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten angststoornissen, de meest bekende zijn de gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis, sociale angststoornis en posttraumatische stressstoornis (28). Klik hier om meer te weten te komen over de verschillende soorten angststoornissen. 

Ondanks dat een angststoornis voor veel klachten kan zorgen, wordt maar 15-36 procent van de patiënten met angstklachten herkend in de eerstelijns zorg. Dit heeft te maken met de grote verscheidenheid aan symptomen waarin het zich kan uiten.

Uit onderzoek blijkt dat angst meer voorkomt bij vrouwen met PCOS (34-57%) vergeleken met vrouwen zonder PCOS (18%) (29). Daarnaast blijkt uit een meta-analyse dat vrouwen met PCOS een vijf maal verhoogde kans hebben op het hebben van angstsymptomen vergeleken met vrouwen zonder PCOS  (30) . Dit is in lijn met eerder onderzoek (21-22). Deze relatie geldt voor gematigde en ernstige scores voor angst (31). Er is ook gebleken dat er een verhoogde prevalentie van gegeneraliseerde angststoornis en een verhoging van gemiddelde angstscores in vrouwen met PCOS is (32).

 

2.3 Problemen en aandachtspunten 

 

Wanneer medici zich bewust zijn van specifieke PCOS-gerelateerde symptomen, zoals hirsutisme (overmatige haargroei), menstruatieproblemen en overgewicht, kunnen zij de psychologische symptomen die hiermee samen gaan diagnosticeren en behandelen (33). Het erkennen van psychische problemen zoals angst is belangrijk omdat angststoornissen een risicofactor zijn voor andere gezondheidsproblematiek, zoals cardiovasculaire ziekten (34). Het op de juiste manier beoordelen en behandelen van angstsymptomen vanaf een jonge leeftijd kan mogelijk secundaire stoornissen voorkomen (33).   

 

2.4 Prognose

 

Mensen met een angststoornis beoordelen hun gezondheid als minder goed, hebben meer moeite om dagelijkse activiteit te ondernemen en ervaren een verminderde kwaliteit van leven. Daarnaast heeft het hebben van angst ook een negatief effect op de gezondheid. Zoals eerder genoemd vergroot het hebben van angst de kans op het krijgen van cardiovasculaire ziekten (34). Daar komt bij kijken dat vrouwen met PCOS een hogere prevalentie van risicofactoren hebben voor het ontwikkelen van hart- en vaatziekten (34). Wat het effect van angst is op de kans voor het ontwikkelen van cardiovasculaire ziekten, in individuen die al een hogere kans hebben op het ontwikkelen van deze ziekten, is nog niet goed bestudeerd en vraagt daarom om meer onderzoek. 

 

2.4 Medicatie bij angststoornissen 

 

In eerste instantie begint het behandelen van angststoornissen met psycho-educatie, waarbij informatie en voorlichting wordt gegeven over de angstklachten en hoe omgegaan kan worden met de gevolgen en beperkingen. Een belangrijk aspect van de behandeling is het tegengaan van vermijdingsgedrag. Zo zal iemand die bang is voor spinnen, situaties uit de weg gaan waar hij/zij in aanraking kan komen met een spin. Iemand met angstklachten wordt geadviseerd om niet toe te geven aan de neiging om angstige situaties te vermijden. Als psycho-educatie onvoldoende blijkt te zijn, kan er gekozen worden voor een combinatie van cognitieve gedragstherapie en medicatie. Medicatie wordt altijd voorgeschreven in combinatie met cognitieve gedragstherapie omdat de werking van de medicatie beperkt is. Patiënten herstellen vaak niet volledig met behulp van medicatie, en wanneer zij hier mee stoppen keren de klachten vaak terug. Er zijn verschillende geneesmiddelengroepen die ingezet kunnen worden bij de behandeling van een angststoornis: selectieve serotonine heropnameremmers (SSRI’s), tricyclische antidepressiva (TCA’s), serotonine-norepinephrine heropname remmers (SNRI’s), benzodiazepine en overige anxiolytica. Bij voorkeur wordt een SSRI zoals citalopram, escitalopram, paroxetine, of sertraline, voorgeschreven (35). De keuze van de medicatie wordt gebaseerd op het type klachten en symptomen waarop de behandeling gericht is.

 

Tabel 2. Eerste keus medicatie bij angststoornissen 

Medicatie

Mogelijke bijwerkingen

Citalopram

Misselijkheid, hoofdpijn, slapeloosheid of juist slaperigheid, droge mond, gewichtsafname, agitatie, nervositeit, concentratieproblemen, maagdarmklachten, verminderd libido (36)

Escitalopram

Misselijkheid, hoofdpijn, ontwenningsverschijnselen bij het afbreken van de behandeling, veranderde eetlust, verminderd libido, vermoeidheid, maagdarmklachten (37)

Paroxetine

Misselijkheid, seksuele disfunctie, toename in cholesterolspiegel, vermoeidheid, concentratieproblemen, maagdarmklachten

(38)

Sertraline

Hoofdpijn, slapeloosheid, maagdarmklachten, veranderingen in eetlust, agitatie, verminderd libido (39)

 

Voor meer details over de medicatie die gebruikt wordt bij angststoornissen, klik hier.

3. Mechanismen en behandeling van angst bij PCOS 


Meerdere onderliggende mechanismen die het verband tussen angst en PCOS verklaren zijn onderzocht, maar waarom vrouwen met PCOS vatbaarder zijn voor angst is vooralsnog niet duidelijk (29,30). Zowel psychologische als biologisch-fysiologische mechanismen lijken ten grondslag te liggen aan deze relatie. Ook lijkt er een wisselwerking te zijn tussen medicatie ter behandeling van PCOS-symptomen en angstklachten. De verschillende mechanismen worden hieronder uitgelegd. Deze zijn onderveeld in psychologische mechanismen, biologisch-fysiologische mechanismen en farmacologische mechanismen.

 

3.1 Psychologische mechanismen

 

De diagnose PCOS, de symptomen van PCOS en de lange termijn gezondheidseffecten kunnen stress en angst veroorzaken (30). Zo blijkt uit onderzoek (40) dat vrouwen met PCOS en angstsymptomen hogere gemiddelde waarden hebben op BMI, hirsutisme en vrije testosteron. Uiterlijke symptomen als overgewicht, overmatige lichaamsbeharing (hirsutisme), acne en haaruitval (androgene alopecia) spelen mogelijk een rol bij de ontwikkeling van angst (40). Ook mogelijke medische gevolgen van PCOS zoals infertiliteit, zorgen over de diagnose en lange termijn gezondheidseffecten zouden hieraan kunnen bijdragen. In ander onderzoek (41) vinden de auteurs hirsutisme, obesitas en onvruchtbaarheid als mogelijke bijdragende factoren aan angstsymptomen bij vrouwen met PCOS. Uit een ander onderzoek blijkt (25) dat het verbeteren van klinische symptomen gerelateerd aan PCOS, leidt tot een verbetering in verschillende domeinen van kwaliteit van leven. Meer onderzoek is echter nodig (25). De tot dusver meest onderzochte en genoemde symptomen van PCOS die tot een verhoogd angst-risico leiden zijn:

 

Infertiliteit

 

Een mogelijke factor die bijdraagt aan angstsymptomen bij vrouwen met PCOS is de onvervulde wens om zwanger te worden (31). De diagnose van infertiliteit (onvruchtbaarheid) of het ondergaan van vruchtbaarheidsbehandelingen leidt mogelijk tot angstsymptomen (31). Echter zijn bevindingen aangaande de impact van infertiliteit op psychologisch welbevinden inconsistent (32). Deze inconsistentie zou verklaard kunnen worden door de verschillende manieren waarop infertiliteit gedefinieerd kan worden. Er zit bijvoorbeeld variatie in de periode dat een stel geprobeerd heeft zwanger te raken en de kansen op een positieve vruchtbaarheidsbehandeling (32).

 

Hirsutisme

 

Hirsutisme is de aanwezigheid van beharing volgens een mannelijk beharingspatroon, waarvan PCOS de meest voorkomende oorzaak is (41). Omdat gezichts- en lichaamsbeharing bij vrouwen vaak als sociaal onwenselijk wordt gezien, zou hirsutisme gezien kunnen worden als een zeer stressvol symptoom onder vrouwen met PCOS (41). Er wordt gesuggereerd dat adolescenten met PCOS een hoger risico hebben op angstsymptomen wanneer zij symptomen hebben van hirsutisme. Uit onderzoek (31) kwam naar voren dat hirsutisme een belangrijke voorspeller is voor angstsymptomen. Ook kwam een verminderde kwaliteit van leven en eigenwaarde naar voren in adolescenten met hirsutisme (31). Succesvolle behandeling van hirsutisme is volgens onderzoek geassocieerd met een verbetering van angst bij volwassen vrouwen met PCOS (31).

 

Acne

 

Er kan ook worden gesteld dat angst bij PCOS mogelijk te verklaren valt door een veel voorkomend aspect van PCOS: acne. Uit een studie bleek dat het hebben van acne geassocieerd is met meer angstklachten (42). Dit effect hangt mogelijk samen met leeftijd, waarbij jongere vrouwen meer psychisch last kunnen hebben van hun uiterlijk dan oudere vrouwen (42). PCOS treedt vaak op tijdens jongvolwassen leeftijd. Een negatiever lichaamsbeeld door acne kan dan mogelijk invloed hebben op het ontwikkelen van bepaalde klinische symptomen zoals angst (42). 

 

Overgewicht en obesitas

 

Overgewicht is een veelvoorkomende morbiditeit geassocieerd met PCOS, wat betekent dat bij PCOS relatief vaker overgewicht voorkomt (40). Bij adolescenten met PCOS blijkt obesitas de grootste oorzakelijke factor van stress (31). Overgewicht wordt dan ook gezien als een stresserende factor bij vrouwen met PCOS, waarbij kan worden aangenomen dat het substantieel bijdraagt aan negatieve psychologische symptomen, zoals angst (31-32). Vrouwen met PCOS en een lager BMI blijken lager te scoren op angst, wat suggereert dat een lager BMI is geassocieerd met een mindere mate van angst (40). Echter is de associatie tussen angst en BMI vooralsnog minder duidelijk dan de associatie tussen depressie en BMI (21,22). Onderzoek naar depressie binnen PCOS-patiënten met overgewicht of obesitas laat zien dat gewichtsverlies kan leiden tot verbetering van depressie scores (43).

 

Menstruele problemen

 

In een studie (44) werd bevonden dat problemen met de menstruatie de sterkste voorspeller was voor psychologische stress en angst. Hier zijn verschillende mogelijke verklaringen voor. Het ontbreken van een cyclus zonder bevestigde zwangerschap zou bijvoorbeeld een maandelijkse herinnering kunnen zijn aan verminderde vruchtbaarheid (44). Ook zouden problemen met de menstruatie kunnen leiden tot bezorgdheid over mogelijke afwijkingen zoals een vervroegde menopauze of tekenen van kanker (30). Dit zijn echter speculaties.

 

3.2 Biologisch-fysiologische mechanismen 

 

De symptomen van PCOS lijken dus voor een deel de relatie tussen PCOS en angst te verklaren. Ook wanneer gecorrigeerd wordt voor deze symptomen, zoals BMI, infertiliteit en socio-demografische factoren, is de prevalentie van angst hoger bij vrouwen met dan bij vrouwen zonder PCOS (21). Het lijkt erop dat er ook biologisch-fysiologische mechanismen ten grondslag ligt aan de relatie tussen PCOS en angst. Onderzoeken wijzen in de richting van disregulatie van de hypothalamus-hypofyse-bijnier as (Hypothalamic–pituitary-adrenal (HPA)-as) en hyperandrogenisme. 

  

3.2.1 HPA-as disregulatie

 

Bij vrouwen met PCOS zijn abnormaliteiten met de HPA-as vastgesteld (6). De HPA-as is het systeem dat de lichamelijke reactie van stress in het lichaam reguleert (45). Het menselijk lichaam probeert ieder moment in evenwicht te zijn (homeostase). Wanneer het evenwicht verstoord wordt, door bijvoorbeeld stress, wordt de HPA-as geactiveerd om de balans te herstellen (dit proces wordt allostase genoemd). Dat gebeurt via hormoonafgifte (45). Via de hypothalamus stimuleert de amygdala activatie van de HPA-as. Door afgifte van CRH (corticotropin-releasing hormoon) en ACTH (adrenocorticotroop hormoon) wordt uiteindelijk cortisol afgegeven vanuit de bijnier. Wanneer de HPA-as langdurig overactief is, leidt dit tot een chemische onbalans in verschillende lichamelijke systemen (allostatic overload) (46). Het lichaam komt dan in een pre-klinische fase, waarbij allerlei lichaamswaarden (zoals insuline, cortisol, bloeddruk, CRP) ontregeld raken. Het lichaam ervaart dan een belasting door de herhaalde allostatische reacties en er ontstaat een disbalans van het stress-systeem. Allostatic load kan uiteindelijk secundaire lichamelijke gezondheidsproblemen/processen versnellen, zoals hart- en vaatziekten of type-2 diabetes (46).

 

De HPA-as wordt meer geactiveerd bij mensen met angst (26). Zo is de amygdala vaak overactief bij mensen met een angststoornis. Een mogelijkheid is dat de hyperreactiviteit van de HPA-as bijdraagt aan het ontwikkelen van angst. Dit komt doordat lichamelijke waarnemingen, zoals versnelde hartslag en verhoogde bloeddruk (als gevolg van een hyperactieve HPA-as), in de hersenen worden gelabeld als angst (28). 

Daarnaast is er een mogelijke invloed van angst op de testosteronspiegel bij vrouwen met PCOS (47). Stress activeert namelijk de bijnieren via de HPA-as en vrouwen produceren ongeveer 25% van hun testosteronspiegel vanuit de bijnieren. Stress, veroorzaakt door een verhoogde mate van angst, zou de testosteronspiegel dus mogelijk kunnen verhogen en PCOS symptomen kunnen verergeren (47).

Bij vrouwen met PCOS is er ook vaker sprake van hyperreactiviteit van de HPA-as, die lijkt te zijn gerelateerd aan verminderde negatieve feedback die de HPA-as af zou moeten remmen (43). Dit houdt in dat de activatie van het stress systeem normaal gesproken ook de afremming van hetzelfde stress systeem in gang zou moeten zetten. Bij PCOS lijkt dit mechanisme dus minder goed te werken, en vindt er minder afremming plaats. Daarnaast is het bewustzijn van het hebben van PCOS geassocieerd met verhoogde angst (43), wat suggereert dat de stress geassocieerd met PCOS-symptomen de HPA-as reactiviteit verhoogt.

Het is niet duidelijk hoe de relatie tussen PCOS en HPA-as disregulatie precies loopt: of vrouwen met een HPA-as disregulatie in reactie op stress vatbaarder zijn voor PCOS, of dat de HPA-as als gevolg van PCOS ontregeld raakt. 

Wat vaststaat is dat zowel PCOS als angst geassocieerd zijn met een hyperactivatie van de HPA-as. Mogelijk heeft dit een wederkerig versterkend effect, dit is echter nog niet voldoende onderzocht.  

 

 

Figuur 1: De normale werking van de Hypothalamic-Pituitary-Adrenal axis (HPA-as) tegenover HPA-as disregulatie. Gemaakt door: D. Delsing.

 

3.2.2. Hyperandrogenisme

 

Studies suggereren een interactie tussen hyperandrogenisme, PCOS en angst. Bij hyperandrogenisme is er sprake van een overmaat aan androgenen (zoals testosteron), wat zich kan uiten in hirsutisme, acne en haaruitval. 

Insulineresistentie bij vrouwen met PCOS lijkt een centrale rol te spelen in de ontwikkeling van de aandoening, en lijkt eerder de oorzaak dan het gevolg van hyperandrogenisme (48) . Bewijzen die in die richting wijzen, impliceren dat anti-androgene medicinale therapie de insulineresistentie niet verbeterd, terwijl insuline-gevoelige behandeling (bijv. metformine) zowel de insulineresistentie verbeterd als de menstruele cyclus normaliseert, wat een signaal is van verbetering van hyperandrogenisme (49-50).

De mate van angst lijkt bij vrouwen met PCOS namelijk te variëren in eenzelfde patroon als hyperandrogenisme en insulineresistentie (32). Uit onderzoek (31,32) bleek dat angst toenam bij testosteron levels (een maat voor hyperandrogenisme) tussen de 10 en 26 pg/ml, maar afnam boven en onder deze waarden. Meer studies zijn nodig om dit niet-lineaire patroon te onderzoeken. Als deze bevindingen echter betrouwbaar blijken, zou dit het idee ondersteunen dat stemmingsproblemen bij PCOS niet alleen veroorzaakt worden door de uiterlijke symptomen (32). 

Er is meer onderzoek nodig naar de relatie tussen hyperandrogenisme en angstsymptomen in vrouwen met PCOS, omdat onderzoek dat tot nu toe is verricht wisselende resultaten laat zien (33). 

 

Specifiek voor vrouwen met PCOS is het belangrijk dat medici zich bewust zijn van het negatieve effect van een hormonale disbalans op stemming, zoals dit ook het geval is bij andere endocriene aandoeningen (33). Om deze reden blijft het beoordelen van veranderingen binnen de emotionele symptomen belangrijk binnen de zorg voor deze patiënten (33).

 

3.3 Farmacologische mechanismen  

 

Een aantal medicijnen die worden toegepast om PCOS-gerelateerde symptomen te behandelen, hebben een mogelijk effect op angstklachten. Andersom kan medicatie die wordt toegepast om angstklachten te verminderen bij PCOS, andere PCOS-symptomen beïnvloeden. 

 

3.3.1. PCOS medicatie en angst

 

Vruchtbaarheidsmedicatie: Clomifeen, FSH-injecties. 

 

Clomifeen wordt vaak voorgeschreven als medicijn bij vruchtbaarheidsproblematiek als gevolg van PCOS. Dit medicijn geeft mogelijke neveneffecten van geïrriteerdheid, stemmingswisselingen en neerslachtigheid (51). Wanneer clomifeen niet genoeg effect heeft in een fertiliteitstraject, kunnen FSH-injecties worden ingezet. Ook deze kunnen als bijwerking stemmingsproblematiek hebben (19).

  

Insulineresistentie medicatie: Metformine

 

Het medicijn dat bij insulineresistentie in combinatie met PCOS kan worden ingezet, lijkt een positieve invloed te hebben op PCOS gerelateerde angst en depressie (49-50). In een studie waar patiënten met PCOS metformine namen, lieten zij niet alleen fysiologische verbeteringen zien, maar ook verbetering op verschillende psychologische parameters zoals emotionele stress (49). Dit duidt erop dat behandeling met metformine mogelijk ook al stress symptomen kan verlichten, hier is echter meer onderzoek naar nodig. Van metformine zijn geen bijwerkingen bekend die angst zouden verergeren (20). 

 

Medicatie zonder kinderwens: Anticonceptiepil

 

Bijwerkingen van de anticonceptiepil op stemming, zoals prikkelbaarheid, stemmingswisselingen en depressieve symptomen zijn veelvoorkomend en daarnaast ook de meest voorkomende reden voor het stopzetten van behandeling met orale anticonceptie in de algemene populatie (47). Deze stemmingsklachten zouden angst kunnen beïnvloeden. Volgens onderzoek (47) is er echter geen significant effect van orale anticonceptie op angstsymptomen bij PCOS, dus de conclusies zijn vooralsnog niet eenduidig. 

  

3.3.2. Angstmedicatie en PCOS 

 

Bij de behandeling van angst is de eerste keus meestal psychotherapie. Vaak ontvangen patiënten cognitieve gedragstherapie met psycho-educatie. Wanneer dit niet of onvoldoende werkt is antidepressiva in de vorm van SSRI’s (serotonine reuptake inhibitors) de eerste keuze (52). Wanneer deze niet aanslaan, kunnen tricyclische antidepressiva (TCA) worden ingezet. SSRI’s hebben echter de voorkeur omdat deze minder bijwerkingen hebben (53). Zo is een veel voorkomende bijwerking van TCA’s gewichtstoename (54). Aangezien vrouwen met PCOS al een groter risico lopen op overgewicht en insulineresistentie is deze bijwerking extra ongewenst bij vrouwen met PCOS. Van SSRI’s zijn er geen veel voorkomende bijwerkingen bekend die in het bijzonder samenhangen met PCOS-symptomen (53). In de eerste paar weken van het gebruiken van deze medicatie kan angst eerst toenemen voor dat deze afneemt. Daarom kan ervoor gekozen worden de eerste 2 tot 4 weken een benzodiazepine te geven als toevoeging. Benzodiazepinen zijn kalmerende middelen met een hoge verslavingsgevoeligheid (55). Dit maakt dat ze niet gemakkelijk worden voorgeschreven en ze niet voor een lange periode gebruikt dienen te worden (55). 

 

3.4. Advies voor behandeling angst bij PCOS

 

Met inachtneming van de literatuur zijn er adviezen voor behandelaars samengesteld voor de behandeling van angst bij PCOS. Succesvolle behandeling zou kunnen leiden tot een verbetering van angst bij vrouwen met PCOS. Dit is belangrijk, omdat verhoogde angst het risico vergroot voor het ontwikkelen van andere secundaire problematiek, zoals cardiovasculaire ziekte of een verminderde kwaliteit van leven (25,34). Behandeling zou kunnen bestaan uit de behandeling van uiterlijke symptomen, psychotherapie en/of medicatie. Echter is onderzoek naar de effectiviteit van deze mogelijke behandelingen nog schaars.

3.4.1. Screenen

 

Meerdere onderzoeken benadrukken het belang van het screenen op angstsymptomen (31-32) bij PCOS. Dit is belangrijk omdat PCOS in combinatie met angst het risico vergroot op secundaire lichamelijke en psychische gezondheidsproblemen zoals hart- en vaatziekten, verminderde kwaliteit van leven en een minder gezonde leefstijl. Dit screenen zou bijvoorbeeld bij de huisarts kunnen plaatsvinden.

 

3.4.2. Behandeling uiterlijke symptomen

 

Behandelingen van uiterlijke symptomen van PCOS zoals acne en hirsutisme lijken een positief effect te hebben op vermindering van angst (30). Orale anticonceptie kan hirsutisme en acne verbeteren en heeft zo een positief effect op het emotioneel welbevinden en op kwaliteit van leven (47). Dit zou betekenen dat orale anticonceptie, via het verminderen van PCOS-symptomen als acne en hirsutisme, de angst die met deze symptomen gepaard gaat kan verlagen. Echter, via de hormonale werking kan anticonceptie juist ook stemmingsklachten veroorzaken en/of verergeren. Het is dus belangrijk om op individueel niveau de juiste afweging te maken.

 

3.4.3. Psychotherapie

 

Er is weinig onderzoek gedaan naar psychologische interventies bij angst en PCOS. Wel is bekend dat bepaalde psychologische interventies een positief effect hebben op angst, en dus waarschijnlijk ook op angst bij PCOS. Effectieve interventies bij vrouwen met PCOS en angstklachten kunnen mogelijk bestaan uit voorlichting over PCOS (psycho-educatie) en cognitieve gedragstherapie. Een aantal studies heeft laten zien dat cognitieve gedragstherapie mogelijk effectief is in het verlagen van depressieve symptomen (52) en op kwaliteit van leven (52) bij PCOS. Er is meer onderzoek nodig om deze resultaten te versterken, en om te onderzoeken of dit dan ook geldt voor angst (52). 

 

3.4.4. Medicatie

 

Bij de behandeling van angst bij PCOS kan ook medicatie worden ingezet. De eerste keus medicatie bij angst zijn SSRI's en deze hebben voor zover bekend geen invloed op PCOS (52). Er is dus geen reden deze niet voor te schrijven bij patiënten met PCOS. Bij TCA's is gewichtstoename een bijwerking die regelmatig voorkomt (54), waardoor deze bij patiënten met PCOS minder aan te raden zijn.  

 

Conclusie

 

Samengevat beschrijft deze WIKI het vóórkomen van angst bij PCOS patiënten. PCOS staat voor polycysteus-ovariumsyndroom. Dit is een hormonaal syndroom gekenmerkt door a) een onregelmatige menstruatie, b) een overschot aan mannelijke geslachtshormonen en c) vochtblaasjes in de eierstokken. Bij vrouwen met PCOS komt angst twee tot drie keer vaker voor dan bij vrouwen zonder PCOS. Ze krijgen vaker te maken met overgewicht, onvruchtbaarheid, meer “mannelijke” haargroei, acne en menstruele onregelmatigheid.

Deze psychische ballast dat deze uiterlijke en lichamelijke symptomen teweegbrengen kunnen een deel van de verhoogde angstprevalentie verklaren. Daarnaast spelen onderliggende  biologische hormonale mechanismen een rol die zowel bij PCOS als angst gevonden worden, waarvan het meeste bewijs gevonden is voor een verstoring in de HPA-as en hyperandrogenisme. 

 

Omdat bij angst dezelfde biologische mechanismen meespelen versterken PCOS en angst mogelijk elkaars effecten via een vicieuze cirkel. Dit is echter nog niet aangetoond, en daarom adviseren wij verder onderzoek hiernaar. Het kennen van de onderliggende biologische mechanismen die angst bij  PCOS verklaren en mogelijk elkaars symptomen versterken is belangrijk om de juiste screening en behandelingen te kunnen ontwikkelen. 

Vrouwen met PCOS hebben vanwege de hormonale verstoring en bijkomende symptomen als overgewicht al een groter risico op het ontwikkelen van secundaire gezondheidsproblemen zoals bijvoorbeeld cardiovasculaire ziekten, insulineresistentie zoals in deze WIKI beschreven is. Angst zou deze risico’s van PCOS mogelijk nog kunnen versterken vanwege de extra belasting op de HPA-as. De mate waarin angst bijdraagt aan het ontwikkelen van cardiovasculaire ziekten bij vrouwen met PCOS moet daarom beter onderzocht worden en is een aanbeveling voor verder onderzoek. 

 

Tot slot zijn in deze WIKI de invloed van PCOS-behandeling op angst en angst behandeling op PCOS besproken. 

 

Door verhoogde incidentie is het goed om vrouwen met PCOS te screenen op angstklachten. Door middel van psychologische-, en waar nodig farmaceutische interventies kunnen de angstklachten bij vrouwen met PCOS worden behandeld. Figuur 2 toont een overzicht van de besproken onderwerpen in deze WIKI.

 

 

Figuur 2: Samenvatting van de bevindingen van deze WIKI. Het – symbool geeft een remming aan en het + symbool een stimulering. Gemaakt door: Lisanne Smit.

 

Acknowledgements 

 

Deze WIKI is opgesteld voor het vak psychofarmacologie en is geschreven door Demi Marteijn, Elle Verschuuren, Marjolein van Hek, Lisanne Smit, Didi Delsing. Alle auteurs zijn eerstejaarsstudenten van de Master Medische  Psychologie. 

 

Referenties

 

1. Azziz, R., Carmina, E., Chen, Z., Dunaif, A., Laven, J. S. E., Legro, R. S., . . . Yildiz, B. O. (2016). Polycystic ovary syndrome. Nature Reviews Disease Primers, 2(1), 1–18. https://doi.org/10.1038/nrdp.2016.57

2. Lagro-Janssen, T., & Teunissen, D. (Eds.). (2020). Urogynaecologie. Bohn Stafleu en van Loghum.

3. Zoek een test | NVKC. (n.d.). Verkregen van https://www.nvkc.nl/zoek-een-test/?id=247

4. Het Diabetes Fonds (n.d.). Insulineresistentie. Verkregen van: https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/diabetes-in-het-algemeen/insulineresistentie#:%7E:text=Als%20je%20lichaam%20niet%20meer,in%20het%20bloed%20als%20bloedsuiker

5. Zorginstituut Nederland (2021). Androgenen. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/androgenen.

6. Mayoclinic.org (2021, april). Polycystic ovary syndrome (PCOS) - Diagnosis and treatment - Mayo Clinic. Verkregen van: <https://www.mayoclinic.org/diseases-conditions/pcos/diagnosis-treatment/drc-20353443#:~:text=Your%20doctor%20may%20suspect%20PCOS,menstrual%20periods%20and%20weight%20changes.>

7. Polycystic Ovary Syndrome | PCOS | Nucleus Health [Video op het internet]. 2011 [2021 Apr 26]. Verkregen van: https://www.youtube.com/watch?v=FsNKyKS7M_s

8. UZ Antwerpen (n.d.). Polycysteus Ovarieel Syndroom (PCOS) | UZA. Verkregen van:https://www.uza.be/behandeling/polycysteus-ovarieel-syndroom-pcos#:%7E:text=Er%20bestaat%20geen%20’genezing’%20voor,bloedingen%20kunstmatig%20kunnen%20worden%20opgewekt.

9. Wang, R., & Mol, B. W. J. (2016). The Rotterdam criteria for polycystic ovary syndrome: evidence-based criteria? Human Reproduction, 32(2), 261–264. https://doi.org/10.1093/humrep/dew287

10. Joham, A. E., Teede, H. J., Ranasinha, S., Zoungas, S., & Boyle, J. (2015). Prevalence of infertility and use of fertility treatment in women with polycystic ovary syndrome: data from a large community-based cohort study. Journal of women's health, 24(4), 299-307. https://doi.org/10.1089/jwh.2014.5000

11. Peppard, H. R., Marfori, J., Iuorno, M. J., & Nestler, J. E. (2001). Prevalence of polycystic ovary syndrome among premenopausal women with type 2 diabetes. Diabetes care, 24(6), 1050-1052. https://doi.org/10.2337/diacare.24.6.1050

12. Dumesic, D. A., & Lobo, R. A. (2013). Cancer risk and PCOS. Steroids, 78(8), 782-785. https://doi.org/10.1016/j.steroids.2013.04.004

13. Capozzi, A., Scambia, G., & Lello, S. (2020). Polycystic ovary syndrome (pcos) and adolescence: how can we manage it? European Journal of Obstetrics & Gynecology and Reproductive Biology, 250, 235–240. https://doi.org/10.1016/j.ejogrb.2020.04.024

14. Veena, K. S., Paul, J., Senthil, S. P., & Sathya, P. V. (2019). Effect of aerobic exercise and life style intervention among young women with polycystic ovary syndrome. Research Journal of Pharmacy and Technology, 12(9), 4269–4273. https://doi.org/10.5958/0974-360X.2019.00734.0

15. Commissie Patiëntencommunicatie NVOG. (2018). PCOS (polycysteus OVARIUM Syndroom). Verkregen van: https://www.degynaecoloog.nl/onderwerpen/pcos-polycysteus-ovarium-syndroom/

16. Balen, A. H. (2017). Polycystic ovary syndrome (pcos). The Obstetrician & Gynaecologist, 19(2), 119–129. https://doi.org/10.1111/tog.12345

17. Zorginstituut Nederland (n.d.) Progesteron (oraal). Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/p/progesteron__oraal 

18. Zorginstituut Nederland (n.d.) Clomifeen. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/c/clomifeen

19. Zorginstituut Nederland (n.d.) Follitropine. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/f/follitropine

20 Zorginstituut Nederland (n.d.) Metformine. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/m/metformine

21. Damone, A. L., Joham, A. E., Loxton, D., Earnest, A., Teede, H. J., & Moran, L. J. (2018b). Depression, anxiety and perceived stress in women with and without PCOS: a community-based study. Psychological Medicine, 49(09), 1510–1520. https://doi.org/10.1017/s0033291718002076

22.  Bernadett M., Szemán-N A. (2016). Prevalence of eating disorders among women with polycystic ovary syndrome. Psychiatr Hung. 31(2), 136–45. 

23. Scaruffi, E., Franzoi, I. G., Civilotti, C., Guglielmucci, F., La Marca, L., Tomelini, M., . . . Granieri, A. (2018). Body image, personality profiles and alexithymia in patients with polycystic ovary syndrome (PCOS). Journal of Psychosomatic Obstetrics & Gynecology, 40(4), 294–303. https://doi.org/10.1080/0167482x.2018.1530210

24. Eftekhar, T., Sohrabvand, F., Zabandan, N., Shariat, M., Haghollahi, F., & Ghahghaei-Nezamabadi, A. (2014). Sexual dysfunction in patients with polycystic ovary syndrome and its affected domains. Iranian journal of reproductive medicine, 12(8), 539–546.

25. Barnard, L., Ferriday, D., Guenther, N., Strauss, B., Balen, A., & Dye, L. (2007). Quality of life and psychological well being in polycystic ovary syndrome. Human Reproduction, 22(8), 2279–2286. https://doi.org/10.1093/humrep/dem108

26. Kessler R. C. (2007). The global burden of anxiety and mood disorders: putting the European Study of the Epidemiology of Mental Disorders (ESEMeD) findings into perspective. The Journal of clinical psychiatry, 68 Suppl 2(Suppl 2), 10–19.

27. McLean, C. P., Asnaani, A., Litz, B. T., & Hofmann, S. G. (2011). Gender differences in anxiety disorders: Prevalence, course of illness, comorbidity and burden of illness. Journal of Psychiatric Research, 45(8), 1027–1035. https://doi.org/10.1016/j.jpsychires.2011.03.006

28. Kroenke, K., Spitzer, R. L., Williams, J. B., Monahan, P. O., & Löwe, B. (2007). Anxiety Disorders in Primary Care: Prevalence, Impairment, Comorbidity, and Detection. Annals of Internal Medicine, 146(5), 317. https://doi.org/10.7326/0003-4819-146-5-200703060-00004

29. Deeks, A. A., Gibson-Helm, M. E., Paul, E., & Teede, H. J. (2012). Is Having Polycystic Ovary a Predictor of Poor Psychological Function Including Anxiety and Depression. Obstetrical & Gynecological Survey, 67(2), 89–90. https://doi.org/10.1097/ogx.0b013e3182427e34

30. Cooney, L. G., Lee, I., Sammel, M. D., & Dokras, A. (2017). High prevalence of moderate and severe depressive and anxiety symptoms in polycystic ovary syndrome: a systematic review and meta-analysis. Human Reproduction, 32(5), 1075–1091. https://doi.org/10.1093/humrep/dex044

31. Dokras, A., Clifton, S., Futterweit, W., & Wild, R. (2012). Increased prevalence of anxiety symptoms in women with polycystic ovary syndrome: systematic review and meta-analysis. Fertility and Sterility, 97(1), 225–230.e2. https://doi.org/10.1016/j.fertnstert.2011.10.022

32. Barry, J., Kuczmierczyk, A., & Hardiman, P. (2011). Anxiety and depression in polycystic ovary syndrome: a systematic review and meta-analysis. Human Reproduction, 26(9), 2442–2451. https://doi.org/10.1093/humrep/der197

33. McCook, J. G., Bailey, B. A., Williams, S. L., Anand, S., & Reame, N. E. (2014). Differential Contributions of Polycystic Ovary Syndrome (PCOS) Manifestations to Psychological Symptoms. The Journal of Behavioral Health Services & Research, 42(3), 383–394. https://doi.org/10.1007/s11414-013-9382-7

34. Wild, R. A., Carmina, E., Diamanti-Kandarakis, E., Dokras, A., Escobar-Morreale, H. F., Futterweit, W., . . . Dumesic, D. A. (2010). Assessment of Cardiovascular Risk and Prevention of Cardiovascular Disease in Women with the Polycystic Ovary Syndrome: A Consensus Statement by the Androgen Excess and Polycystic Ovary Syndrome (AE-PCOS) Society. The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism, 95(5), 2038–2049. https://doi.org/10.1210/jc.2009-2724

35.  Zorginstituut Nederland (n.d.) Angststoornissen. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/angststoornissen

36. Zorginstituut Nederland (n.d.) Citalopram. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/c/citalopram

37. Zorginstituut Nederland (n.d.) Escitalopram. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/e/escitalopram

38. Zorginstituut Nederland (n.d.) Paroxetine. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/p/paroxetine

39. Zorginstituut Nederland (n.d.) Sertraline. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/s/sertraline

40. Moran, L., Noakes, M., Clifton, P., Buckley, J., Brinkworth, G., Thomson, R., & Norman, R. (2019). Predictors of Lifestyle Intervention Attrition or Weight Loss Success in Women with Polycystic Ovary Syndrome Who Are Overweight or Obese. Nutrients, 11(3), 492. https://doi.org/10.3390/nu11030492

41. Spritzer, P., Barone, C., & Oliveira, F. (2016). Hirsutism in Polycystic Ovary Syndrome: Pathophysiology and Management. Current Pharmaceutical Design, 22(36), 5603–5613. https://doi.org/10.2174/1381612822666160720151243

42. Mallon, Newton, Klassen, Stewart-Brown, Ryan, & Finlay. (1999). The quality of life in acne: a comparison with general medical conditions using generic questionnaires. British Journal of Dermatology, 140(4), 672–676. https://doi.org/10.1046/j.1365-2133.1999.02768.x

43. Farrell K., Antoni MH. (2010). Insulin resistance, obesity, inflammation, and depression in polycystic ovary syndrome: biobehavioral mechanisms and interventions. Fertil Steril. 94(5), 1565–74. https://doi.org/10.1016/j.fertnstert.2010.03.081

44. Karjula, S., Morin-Papunen, L., Auvinen, J., Ruokonen, A., Puukka, K., Franks, S., . . . Piltonen, T. T. (2017). Psychological Distress Is More Prevalent in Fertile Age and Premenopausal Women With PCOS Symptoms: 15-Year Follow-Up. The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism, 102(6), 1861–1869. https://doi.org/10.1210/jc.2016-3863

45. Spencer, R. L., & Deak, T. (2017). A users guide to hpa axis research. Physiology & Behavior, 178, 43–65.https://doi.org/10.1016/j.physbeh.2016.11.014

46. Rice, V. H. (2012). Theories of stress and its relationship to health. In V. H. Rice (Ed.), Handbook of stress, coping, and health: Implications for nursing research, theory, and practice (p. 22–42). Sage Publications, Inc.

47. Cinar, N., Harmanci, A., Demir, B., & Yildiz, B. O. (2012). Effect of an oral contraceptive on emotional distress, anxiety and depression of women with polycystic ovary syndrome: a prospective study. Human Reproduction, 27(6), 1840–1845. https://doi.org/10.1093/humrep/des113

48. Tsilchorozidou, C., Overton, Conway, G.S. (2004). The pathophysiology of polycystic ovary syndrome. Metabolism: Clinical endocrinology, 60, 1-17. https://doi.org/10.1016/j.bpobgyn.2004.05.004

49. Diamanti-Kandarikis, E., Mitrakou, A., Hennes, M.M., Platanissiotis, N., Kaklas, J., Spina et al. (1995). Insulin sensitivity and antiandrogenic therapy in women with polycystic ovary syndrome. Metabolism: Clinical and Experimental, 44, 525-532. https://doi.org/10.1016/0026-0495(95)90062-4

50. Moghetti, P., Castello, R., Negri, C., Tosi, F., Perrone, M., Caputo, M., et al. (2000). Metformin effects on clinical features, endocrine and metabolic profiles, and insulin sensitivity in polycystic ovary syndrome: a randomized, double-blind, placebo controlled 6-month trial, followed by open, long-term clinical evaluation. Journal of Clinical Endocrinological Metabolism, 85, 139-146. https://doi.org/10.1210/jcem.85.1.6293

51. Choi S-H., Shapiro H., Robinson GE., Irvine J., Neuman J., Rosen B., et al. (2005) Psychological side-effects of clomiphene citrate and human menopausal gonadotrophin.  Psychosom Obstet Gynaecol.26(2), 93–100. https://doi.org/10.1080/01443610400022983

52. Abdollahi, L., Mirghafourvand, M., Babapour, J. K., & Mohammadi, M. (2018). Effectiveness of cognitive-behavioral therapy (CBT) in improving the quality of life and psychological fatigue in women with polycystic ovarian syndrome: a randomized controlled clinical trial. Journal of Psychosomatic Obstetrics & Gynecology, 40(4), 283–293. https://doi.org/10.1080/0167482x.2018.1502265 

53. Zorginstituut Nederland (n.d.) Serotonineheropnameremmers, selectief. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/serotonineheropnameremmers__selectief 

54. Zorginstituut Nederland. (n.d.) Tricyclische antidepressiva. Verkregen van: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/tricyclische_antidepressiva

55. Uzun, S., Kozumplik, O., Jakovljević, M., & Sedić, B. (2010). Side effects of treatment with benzodiazepines. Psychiatria Danubina, 22(1), 90-93.

 

Comments (0)

You don't have permission to comment on this page.