| 
  • If you are citizen of an European Union member nation, you may not use this service unless you are at least 16 years old.

  • You already know Dokkio is an AI-powered assistant to organize & manage your digital files & messages. Very soon, Dokkio will support Outlook as well as One Drive. Check it out today!

View
 

Alopecia areata en depressie

Page history last edited by Visser, Gerlof 2 years, 12 months ago

M. T. Dinkelberg (student Medische Psychologie 2020-2022), copyright free.

 

 

Welkom!

 

Welkom op onze Wiki-pagina over alopecia areata en depressie. In deze Wiki zal eerst kort informatie worden gegeven over alopecia areata en depressie. Vervolgens zal worden ingegaan op de interactie tussen deze aandoeningen. De Wiki is opgesteld voor patiënten en hun naasten, zorgprofessionals en andere geïnteresseerden. De Wiki heeft als doel om meer informatie te verschaffen over deze aandoeningen en hun interactie en dient niet als vervanging van professionele hulpverlening. Tevens is de informatie niet direct van toepassing op elke individuele patiënt. 

 

Deze Wiki is opgesteld door studenten van de master Medische Psychologie aan de Universiteit van Tilburg, voor het vak Psychofarmacologie. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan deze Wiki-pagina.

 

Inhoudsopgave


 

Deel 1: Alopecia areata

 

In deel 1 van deze Wiki zal een korte beschrijving worden gegeven van alopecia areata. Er zal worden besproken wat alopecia areata is, wat de oorzaak ervan is en hoe vaak het voorkomt. Ook wordt toegelicht wat de prognose is en tot slot komen de medicamenteuze opties aan bod.

 

1.1 Algemene beschrijving

1.1.1 Wat is alopecia areata?

Alopecia areata is een huidaandoening die gekenmerkt wordt door een plotseling verlies van haar in een vaak duidelijk cirkelvormig gebied op de hoofdhuid [1]. Alopecia areata betekent letterlijk ‘pleksgewijze kaalheid’. Hoewel er sprake is van haarverlies, blijven de haarzakjes wel behouden, waardoor de aandoening omkeerbaar is. Dit betekent dus dat de haargroei weer terug kan komen. Naast haarverlies op de hoofdhuid kan er ook sprake zijn van haarverlies op andere plekken op het lichaam, waaronder de wimpers, wenkbrauwen, baard en schaamstreek [2].

 

Afbeelding 1. Voorbeeld van alopecia areata op de hoofdhuid [3, copyright free].

 

Er zijn drie gradaties van alopecia areata te onderscheiden [4]:

  1. Alopecia areata: pleksgewijze kaalheid (kan over het gehele lichaam zijn).
  2. Alopecia areata totalis: over de gehele schedel is er geen haargroei meer.
  3. Alopecia areata universalis: over het gehele lichaam is er geen haargroei meer.

 

Bij de meeste patiënten is er sprake van één of meerdere ronde kale plekken. Het kan echter ook voorkomen dat er verspreid haarverlies is over de gehele hoofdhuid (dus zonder kale plekken), waardoor het haar dunner lijkt. Naast haaruitval komen nagelafwijkingen (zoals een ruw oppervlak of deukjes in de nagels) ook veel voor, bij gemiddeld 30% van de patiënten [5]. Verder heeft alopecia areata geen nadelige effecten op de fysieke gezondheid [4]. Vaak merken patiënten niet dat er sprake is van haaruitval totdat een ander hen erop wijst. Er is zelden sprake van jeuk of pijn [6].

 

1.1.2 Oorzaak en risicofactoren

De precieze oorzaak van alopecia areata is nog niet helemaal duidelijk. Tot nu toe is bekend dat er bij alopecia areata sprake is van een plaatselijke ontstekingsreactie rond de haarwortels, waardoor het naast een huidaandoening ook beschouwd wordt als een auto-immuunziekte [6]. Een auto-immuunziekte is een ziekte waarbij het immuunsysteem lichaamseigen cellen aanvalt. Door deze ontstekingsreactie gaan de haarzakjes waarschijnlijk sneller van de anagene (groei) fase naar de telogene (rust) fase, waardoor de haren kunnen loslaten uit de haarzakjes [7]. Voor meer informatie over de fases van de haargroei, klik hier (onder het kopje ‘Begrippen/fysiologie’). 

 

In sommige gevallen produceren de haarzakjes helemaal geen haren meer. Omdat de haarzakjes zelf niet verloren gaan, kan het haar weer gaan groeien zodra de ontstekingsreactie verdwijnt. De terugkerende haren zijn aan het begin wit van kleur. Soms komen de haren alweer snel terug, maar het kan ook jaren duren [6]. Voor een meer uitgebreide toelichting van bekende oorzaken en risicofactoren van alopecia areata, klik hier.

 

Hoewel de aanleiding voor de ontstekingsreactie nog onduidelijk is, zijn er wel een aantal factoren bekend die gerelateerd zijn aan het ontstaan van alopecia areata:

  • Patiënten met alopecia areata hebben vaker ook een andere ziekte gerelateerd aan stoornissen in het afweersysteem (bijvoorbeeld schildklieraandoeningen en allergieën) [3,4]. De rol van auto-antilichamen (afweerstoffen die het lichaam zelf aanmaakt) bij het ontstaan van alopecia areata is echter nog onduidelijk [7].

  • Mogelijk speelt het regelmatig ervaren van stress een rol bij het ontstaan van alopecia areata, maar dit is nog niet zeker [6].

  • Soms ontstaat alopecia areata na een infectie [6]. Er lijkt bijvoorbeeld een associatie te zijn tussen alopecia areata en een helicobacter pylori infectie (dit kan een maagslijmvliesontsteking en maagzweren veroorzaken) [8].

  • Soms ontstaat alopecia areata na het gebruik van bepaalde medicijnen [6], bijvoorbeeld antidepressiva (zie 3.1.1).

  •  De rol van erfelijkheid bij alopecia areata is nog onbekend. Het lijkt er wel op dat aanleg een rol speelt; bij ongeveer 10% van de patiënten komt het in de familie voor [3,4]. Er zijn associaties aangetoond tussen verschillende genen en alopecia areata, maar hier is meer onderzoek naar nodig [7]. Mogelijke genen die een rol spelen zijn bijvoorbeeld CTLA4 en IKZF4 [9]. Indien u geïnteresseerd bent in de rol van genen, verwijzen wij u naar dit artikel voor meer informatie hierover. Dit is een wat complexer artikel en daarom meer geschikt voor professionals.

 

1.1.3 Epidemiologie

De prevalentie van alopecia areata in de wereldpopulatie wordt geschat op 0.1 tot 0.2%. 1 tot 2 op de 1000 mensen hebben dus alopecia areata. De lifetime prevalentie van alopecia areata is ongeveer 2%, wat betekent dat de kans dat iemand in zijn leven alopecia areata krijgt 2% is. Alopecia areata kan zowel bij kinderen als bij volwassenen voorkomen. De gemiddelde leeftijd waarop alopecia areata zich voor het eerst voordoet, is 34 jaar [7]. 

 

De precieze incidentie van alopecia areata is nog onduidelijk. Wel blijkt uit systematisch literatuuronderzoek dat er geen duidelijke aanwijzingen voor man-vrouw verschillen in incidentie of verschillen tussen etnische groepen zijn [7]. Ook is bekend dat het bij kinderen vaker voorkomt onder meisjes, maar dat het bij jongens gemiddeld in een ergere mate aanwezig is [10].

 

1.1.4 Prognose

Het natuurlijke verloop van alopecia areata verschilt erg per persoon. Er is vaak sprake van verbetering en verslechtering, waardoor het moeilijk is om voor een individu te voorspellen of en wanneer de haargroei terugkomt. Sommige patiënten ervaren slechts een enkele episode van haaruitval in hun leven, terwijl anderen last hebben van haaruitval die meerdere malen terugkeert [7]. De reden hiervan is onduidelijk, maar het kan te maken hebben met de prognostische factoren die hieronder worden toegelicht. Soms komt de haargroei op de kale plekken weer terug, maar ontstaan er elders op het hoofd weer nieuwe kale plekken. In ernstigere gevallen breidt de kaalheid zich uit tot over de gehele hoofdhuid of het hele lichaam. Ook dan geldt dat de haren na verloop van tijd weer terug kunnen komen [6]. Over het algemeen komt de haargroei bij 80% van de patiënten binnen een jaar weer terug [6,11].

 

Uit verschillende epidemiologische onderzoeken blijkt dat er een aantal prognostische factoren geassocieerd zijn met een slechte teruggroei van het haar bij patiënten met alopecia areata. De volgende factoren zijn hierbij geïdentificeerd:

  • Uitgebreid en veel haarverlies [2].

  • Het hebben van de subvariant ophiasis (haaruitval bij de haargrens, dat vaak begint in de nek en dan uitbreidt richting het gebied rond de oren) [2].

  • Nagelafwijkingen [2].

  • Het ontstaan van de ziekte op jonge leeftijd [2].

  • Een positieve familiegeschiedenis van alopecia areata [2]. 

  • Een comorbide (tegelijkertijd voorkomende) auto-immuunziekte bij de patiënt [2], of een auto-immuunziekte bij familieleden [6]. 

 

1.2 Behandeling alopecia areata

1.2.1 Medicamenteuze behandeling

Bij de meeste patiënten zal de haargroei zich spontaan herstellen, waardoor dermatologen er in eerste instantie vaak voor kiezen om af te wachten, nog geen medicatie voor te schrijven en te kijken of de uitval verder doorzet of dat spontaan herstel optreedt. Indien er sprake is van ernstig psychosociaal lijden bij de patiënt, progressie van de haaruitval of geen herstel tijdens het afwachten, kan er voor gekozen worden om te starten met een medicamenteuze behandeling [6].

 

Er zijn verschillende medicamenteuze behandelingsmogelijkheden bij alopecia areata die bestaan uit crèmes die op de hoofdhuid worden aangebracht, injecties en/of pillen. Hieronder zullen de verschillende medicamenteuze opties kort worden beschreven. Eerst zullen vijf medicatie-groepen worden toegelicht en vervolgens nog twee specifieke middelen. De initiële (eerste keus) therapie bij alopecia areata bestaat meestal uit corticosteroïden die geïnjecteerd kunnen worden en/of als zalf op de huid kunnen worden aangebracht. Bij ernstige gevallen worden orale middelen geprobeerd [12]. In Tabel 1 vindt u een overzicht van alle genoemde medicatie met daarbij de belangrijkste bijwerkingen die kunnen voorkomen.

 

Ondanks alle medicamenteuze mogelijkheden, zijn er geen goede en betrouwbare onderzoeksgegevens beschikbaar waaruit blijkt dat deze behandelingen op de lange termijn gunstig zijn voor patiënten met alopecia areata [13]. 

 

Intralesionale corticosteroïden 

Bij intralesionale corticosteroïden worden corticosteroïden door middel van een injectie op de plek van de haaruitval geïnjecteerd. Dit kan worden gegeven door de (huis)arts en wordt afhankelijk van het resultaat ongeveer elke 4 tot 6 weken toegediend. Het injecteren van corticosteroïden wordt beschouwd als de eerste keus medicamenteuze behandeling voor mensen met een milde vorm van alopecia areata met haarverlies op de hoofdhuid of wenkbrauwen [15]. Ook kunnen ze worden toegepast als aanvullende behandeling bij orale corticosteroïden bij uitgebreide alopecia areata [14]. De werking van corticosteroïden richt zich voornamelijk op het verminderen van de ontsteking rondom de haarzakjes, wat op die manier de teruggroei van het haar stimuleert. De meest gebruikte intralesionale corticosteroïd is triamcinolonacetonide (TAC). De tijd totdat significante verbetering merkbaar is, varieert van 2 tot 6 weken. Wanneer geen sprake is van significante verbetering, kan worden gestart met orale corticosteroïden (zie hieronder). Omdat het bij intralesionale corticosteroïden gaat om een injectie, kan deze behandeling vervelend zijn voor sommige patiënten. Om deze reden worden er bij pediatrische patiënten vaak geen intralesionale maar topische corticosteroïden (zie hieronder) voorgeschreven [15].

 

Systemische corticosteroïden

Deze orale vorm van corticosteroïden kan een optie zijn voor ernstige vormen van alopecia areata. Veelgebruikte varianten zijn prednison, methylprednisolon en prednisolon. Omdat systemische corticosteroïden bij langer gebruik ernstige bijwerkingen kunnen hebben (zie Tabel 1), worden deze niet als eerste keus behandeling of als lange-termijn behandeling toegepast [15]. Om deze reden worden orale corticosteroïden vaak als korte kuur toegepast (ongeveer 6 weken), wat voldoende is om de teruggroei van het haar te stimuleren [14].

 

Topische corticosteroïden

Topische corticosteroïden worden als crème op de huid aangebracht en kunnen als alternatief dienen voor intralesionale corticosteroïden bij patiënten onder de 10 jaar of bij patiënten die injecties niet goed kunnen verdragen. De resultaten kunnen echter minder zijn in vergelijking met intralesionale corticosteroïden, waardoor ze vaak in combinatie met een andere medicamenteuze behandeling worden toegediend. Corticosteroïden die vaak als crème worden voorgeschreven zijn mometason (vooral bij kinderen onder de 10 jaar), desoximetason, fluocinolon acetonide en clobetasol propionaat [14].

 

Topische immuuntherapie

Topische immuuntherapie bestaat uit een groep middelen die op de huid wordt aangebracht, en vervolgens zorgt voor een allergische ontstekingsreactie op de huid. Vervolgens zorgt dit, via een mechanisme dat nog onduidelijk is, voor een competitie tussen antigenen. Dit kan uiteindelijk de omgeving van de immuuncellen rondom de haarzakjes veranderen, wat teruggroei van het haar tot gevolg kan hebben. Binnen deze groep worden vooral de varianten squaric acid dibutylester (SADBE) en diphenylcyclopropenone (DPCP) voorgeschreven. Uit onderzoek blijkt dat topische immuuntherapie effectief kan zijn bij uitgebreide alopecia areata, zelfs bij pediatrische patiënten die jonger zijn dan 10 jaar. In eerste instantie wordt vaak DPCP voorgeschreven, welke in onderzoeken een gemiddelde effectiviteit van 60-70% heeft. Wanneer patiënten niet voldoende reageren op de toediening van DPCP, kan worden overwogen om verder te gaan met SADBE [14].

 

Janus Kinase (JAK) inhibitoren 

JAK inhibitoren zijn middelen die het afweersysteem onderdrukken en blijken al effectief te zijn bij verschillende ontsteking-gerelateerde aandoeningen, zoals psoriasis en reumatoïde artritis. Orale vormen van JAK inhibitoren zoals tofacitinib, ruxolitinib en baricitinib zijn aangetoond als effectief bij alopecia areata patiënten. De duurzaamheid van de reactie op deze medicatie is echter variabel en de meeste patiënten ervaren een terugkeer van de haaruitval na het stoppen. Lange termijn behandeling met systemische JAK inhibitoren therapie kan mogelijk tot serieuze bijwerkingen leiden [14].

 

Naast bovenstaande groepen van medicatie, zijn er nog twee specifieke middelen beschikbaar als behandeling, namelijk Minoxidil en Methotrexaat.

 

Minoxidil

Minoxidil wordt veel voorgeschreven bij androgenetische alopecia (‘mannelijke kaalheid’), maar kan ook voordelig zijn bij alopecia areata. De werking van Minoxidil richt zich voornamelijk op het stimuleren van de haargroei. 5% Minoxidil in de vorm van schuim of een andere oplossing wordt vaak aanvullend gebruikt bij medicamenteuze opties, zoals bovengenoemde intralesionale corticosteroïden, omdat Minoxidil op zichzelf onvoldoende effectief is. Een nadeel van deze farmacotherapeutische optie is dat het lang kan duren tot nieuwe haargroei zichtbaar is, gemiddeld 3 tot 6 maanden. Voordelig is dat het medicijn gemakkelijk in gebruik is en dat de bijwerkingen (zie Tabel 1) meestal mild zijn [14,15].

 

Methotrexaat

Methotrexaat is een immunosuppressivum (onderdrukt het afweersysteem) en wordt als tablet voorgeschreven. Het kan effectief zijn bij alopecia areata patiënten die niet reageren op standaardbehandelingen of waarbij de standaard therapie niet voldoende effectief is [14]. Voor de belangrijkste bijwerkingen van methotrexaat, zie Tabel 1.

 

In onderstaand figuur wordt weergegeven welke van bovengenoemde medicatie de voorkeur krijgt per leeftijdscategorie en mate van haarverlies:

Figuur 1. Medicatie voorkeur stroomschema.

Noot. Gebaseerd op “Alopecia areata: An appraisal of new treatment approaches and overview of current therapies” [14]. In bovenstaand figuur vindt u afhankelijk van de leeftijd van de patiënt en de mate van haarverlies welk middel wordt geadviseerd. In sommige situaties (bijvoorbeeld bij onvoldoende effectiviteit) kan worden gekozen om de eerste keus medicatie al dan niet aan de te vullen met een ander middel, dit is aangegeven met dit teken: +/-.

 

1.2.2 Bijwerkingen van medicatie

In onderstaande tabel worden de indicatie, vorm van toediening en bijwerkingen per soort medicijn samengevat:

 

Tabel 1. Medicatie bij alopecia areata.

Medicatie

Indicatie

Vorm van toediening

Meest voorkomende bijwerkingen

Intralesionale corticosteroïden/TAC

Eerste keus bij milde vorm van alopecia areata of als  aanvullende behandeling

Als injectie

Hoofdhuid atrofie, tekort of teveel aan pigment in de huid, steriel abces, glaucoom (beschadiging aan de oogzenuw), staar, hoofdpijn.

Systemische corticosteroïden

Tweede keus bij ernstige vormen van alopecia areata

Oraal

Gewichtstoename, verlies van bloedtoevoer naar het bot, hoge bloeddruk, diabetes, verandering in slaapritme, stemmingswisselingen, zwakte, vorming van acne, onregelmatige menstruatie, striae.

Topische corticosteroïden

Eerste keus bij patiënten jonger dan 10 jaar

Topisch (op de huid)

Milde jeuk, branderig gevoel, vorming van acne op het gezicht, striae, huid atrofie en verwijde bloedvaatjes.

Topische immuuntherapie

Bij uitgebreide alopecia areata, ook bij kinderen onder de 10 jaar

Topisch

Ernstige eczeem en opgezette lymfeklieren.

Janus Kinase (JAK) inhibitoren

Bij therapieresistentie (niet/onvoldoende reageren op medicatie)

Oraal

Longontsteking, griep, urineweginfectie, bloedarmoede, hoofdpijn, hoge bloeddruk, hoesten, buikpijn, maagklachten, koorts, vermoeidheid, huiduitslag, gewrichtspijn, perifeer oedeem.

Minoxidil

Aanvullende therapie bij ernstige vorm van alopecia areata

Topisch

Lokale irritatie (zoals huidschilfering, droge huid, branderig gevoel, jeuk, roodheid, huiduitslag) en overmatige haargroei (op plekken waar dat niet gewenst is).

Methotrexaat

Als alternatief bij therapieresistentie

Oraal

Ontstekingen en zweren in de slijmvliezen van mond en keel, verstoring in de spijsvertering, verlies van eetlust, buikpijn, misselijkheid, braken, stijging van leverenzymwaarden, diarree, jeuk, hoofdpijn, vermoeidheid.

Bronnen: 14-21.

Voor een compleet overzicht van alle bijwerkingen per middel, zie: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/

 

 

Deel 2: Depressie (bij alopecia areata)

 

In deel 2 van deze Wiki zal depressie bij alopecia areata worden besproken. Daarnaast zal worden besproken hoe vaak een depressie voorkomt en hoe het verloop hiervan is, bij de algemene populatie en bij alopecia areata. Tenslotte zal er een beschrijving worden gegeven van de verschillende niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandelingen die kunnen worden ingezet bij een depressie bij alopecia areata.

 

2.1 Algemene beschrijving

2.1.1 Depressie bij alopecia areata

Huid-gerelateerde aandoeningen, waaronder alopecia areata, hebben vaak een grote psychosociale impact op de patiënten [22]. Haar is namelijk een belangrijk component van de identiteit en het zelfbeeld, ook gedeeltelijk haarverlies kan leiden tot verschillende psychologische klachten. Deze psychologische klachten kunnen uiteindelijk resulteren in een verminderde gezondheid-gerelateerde kwaliteit van leven [22-24]. Het begrip ‘kwaliteit van leven’ zegt iets over hoe iemand zijn of haar lichamelijke, psychische en sociale functioneren ervaart [25]. Bovendien lijken patiënten met alopecia areata een groter risico te lopen op het ontwikkelen van psychiatrische stoornissen dan de algemene populatie, zoals een gegeneraliseerde angststoornis, sociale fobie, paranoïde stoornissen, maar ook een depressie [26].

 

Uit onderzoek blijkt dat vele patiënten al mentale gezondheidsproblemen, inclusief een depressieve stoornis, hebben voor het begin van alopecia areata. Het hebben van een depressieve stoornis kan dus ook een significante risicofactor zijn voor de ontwikkeling van alopecia areata [27]. Dit suggereert een relatie tussen een depressie en alopecia areata die beide kanten op werkt. Een depressie kan dus invloed hebben op alopecia areata, maar alopecia areata kan ook invloed hebben op een depressie [27]. Ondanks de meerdere psychiatrische stoornissen die patiënten met alopecia areata kunnen ontwikkelen, zullen wij in deze Wiki alleen ingaan op depressie. Depressie lijkt namelijk de psychiatrische stoornis die het meeste voorkomt bij alopecia areata [1]. De relatie tussen depressie en alopecia areata die beide kanten op werkt, zal in deel 3 verder worden besproken.

 

Depressie is een veelvoorkomende stemmingsstoornis, die volgens de DSM-5 wordt gekenmerkt door een sombere stemming en/of een duidelijke vermindering van interesse of plezier in (vrijwel) alle activiteiten, en verlies van interesse en plezier in dagelijkse activiteiten [28]. Voor meer informatie over depressie en de behandeling van depressie, klik hier.

 

2.1.2 Epidemiologie

In Nederland waren er in 2019 ruim een half miljoen mensen bekend bij de huisarts met een depressie, waarvan ongeveer 65% vrouw was en 35% man. In 2019 was de incidentie, dus het aantal nieuwe gevallen van een depressie, 210.800. Deze cijfers komen echter uit huisartsenregistraties, dus zijn lager dan uit epidemiologisch bevolkingsonderzoek [29]. Er zijn veel factoren die de kans op een depressie lijken te verhogen, zoals lichamelijke ziekten of stressvolle gebeurtenissen, waar alopecia areata een voorbeeld van kan zijn [30].

 

Uit onderzoek blijkt dat depressie significant meer voorkomt bij patiënten met alopecia areata dan mensen zonder alopecia areata, tot wel twee keer zo vaak [1]. Uit ander onderzoek blijkt dat 38-39% van alle patiënten die alopecia areata hebben, op een bepaald moment in hun leven een depressie hebben meegemaakt [31]. De precieze prevalentie en incidentie van depressie bij alopecia areata in Nederland zijn niet bekend. 

 

Geslachtsverschillen

Onderzoek naar mogelijke geslachtsverschillen met betrekking tot psychosociale problemen bij alopecia areata laat tegenstrijdige bevindingen zien. Er zijn studies die stellen dat vrouwen meer psychosociale last ervaren, omdat de concepten vrouwelijkheid, seksualiteit, aantrekkelijkheid en persoonlijkheid symbolisch gezien meer verbonden zijn met het haar van een vrouw dan van een man [23]. Dit verlies van zelfvertrouwen en vermindering in zelfbeeld zou vrouwen met alopecia areata kwetsbaarder maken voor het ontwikkelen van een depressie [32]. Andere onderzoeken ontkrachten dit echter weer, met de bevinding dat mannen met alopecia areata evenveel psychosociale last ervaren als vrouwen, omdat bij hen een pruik of make-up op bijvoorbeeld de wenkbrauwen minder geaccepteerd is [33]. Kortom, om met meer zekerheid te kunnen zeggen of er daadwerkelijk geslachtsverschillen bestaan in het voorkomen van depressieve symptomen bij alopecia areata is meer onderzoek nodig. Voor nu lijkt het erop dat er geen duidelijk verschil is in de prevalentie van depressie bij alopecia areata tussen mannen en vrouwen. Het is opvallend dat depressie in de algemene bevolking wel vaker voorkomt bij vrouwen [29]; toekomstig onderzoek zou moeten uitwijzen wat de verklaring voor deze tegenstrijdigheid is.

 

2.1.3 Prognose

Algemeen

Het verloop van depressie bij de algemene bevolking kan heel erg verschillen per persoon. Vaak is er sprake van herstel op de korte termijn. De kans op herstel van een depressieve episode bedraagt ​​ongeveer 90% over een periode van vijf jaar. Op de lange termijn is er echter een hoge kans op herhaalde depressieve episodes, tot wel 75% na 10 jaar [34].

 

Van alle mensen die last hebben van depressieve episodes in Nederland, verdwijnt de depressie bij de helft binnen 3 maanden. Bij mensen met een langere depressie-duur, duurt het gemiddeld 6 maanden om te herstellen. Dit kan komen door spontaan herstel of behandeling. Herstel kan echter meer tijd of zorg vergen. Van deze patiënten is 20% al meer dan 2 jaar depressief [35]. 

 

Alopecia areata

Over de prognose van depressie bij alopecia areata is weinig bekend. In de NHG-richtlijnen worden verschillende factoren benoemd die kunnen zorgen voor een slechter verloop van alopecia areata, zoals een vroege beginleeftijd of een positieve familiegeschiedenis van alopecia areata [2]. Depressie wordt in de NHG-richtlijnen echter niet benoemd als een factor die leidt tot een slechter verloop van alopecia areata [2,7]. Het is mogelijk dat hier nog niet voldoende onderzoek naar is gedaan, waardoor depressie niet wordt benoemd in de NHG-richtlijnen. Het is wel van belang om meer te weten te komen over de prognose van depressie bij alopecia areata, zodat patiënten beter voorgelicht kunnen worden. Patiënten weten dan beter wat zij kunnen verwachten en ze kunnen zo afwegen of ze het beloop van alopecia areata willen afwachten of toch een behandeling willen proberen voor alopecia areata, ondanks de niet-overtuigende bewijzen voor de effectiviteit van de behandelingen van alopecia areata op de lange termijn.

 

2.2 Behandeling depressie

Uit onderzoek blijkt dat het hebben van alopecia areata en een depressieve episode geassocieerd is met een slechte aanpassing aan de alopecia areata [36]. Dit toont aan dat een holistische benadering van de patiënt noodzakelijk is, aangezien behandeling van een depressieve toestand de aanpassing aan alopecia areata zou kunnen verbeteren en wellicht de dermatologische prognose ervan. Het behandelen van de depressie zou dus de fysieke en emotionele belasting van individuen kunnen verminderen, wat mogelijk kan leiden tot meer voordeel van de dermatologische interventie [36].

 

2.2.1 Niet-medicamenteuze behandeling

Algemeen

Verschillende soorten psychotherapie zijn effectief bij de behandeling van depressie bij volwassenen, waaronder cognitieve gedragstherapie, interpersoonlijke psychotherapie, oplossingsgerichte therapie, niet-directieve ondersteunende therapie en gedragstherapie [37]. Voor meer informatie over de verschillende psychotherapieën, klik hier. De verschillen tussen de effectiviteit van de psychotherapieën zijn klein. De werkzaamheid van psychotherapie voor milde tot matige depressie is ongeveer hetzelfde als de werkzaamheid van farmacotherapie, en de gecombineerde behandeling is effectiever dan psychotherapie alleen en farmacotherapie alleen [37].

 

Alopecia areata

Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de rol van verschillende psychotherapeutische interventies voor de behandeling van depressie bij patiënten met alopecia areata [38-40]. De onderzoeken die zijn gedaan hebben kleine patiëntengroepen, waardoor de resultaten niet zullen gelden voor alle patiënten met alopecia areata.

 

Eén van die onderzoeken heeft gekeken naar de effecten van hypnotherapie op de mentale gezondheid bij mensen met alopecia areata [40]. Deelnemers in dit onderzoek kregen tien sessies van individuele hypnotherapie. De eerste twee sessies waren vooral gericht op het kennismaken met hypnose, dus het oefenen met in de trance te komen. De trance wordt beschreven als een toestand met een verhoogd bewustzijn, verhoogde concentratie en toegenomen openheid voor suggesties. Vanaf de derde sessie kregen ze van de therapeut verschillende suggesties tijdens de hypnose om hun gevoel van eigenwaarde te verbeteren. Deze suggesties waren ook gericht op het verminderen van de negatieve psychologische gevolgen van de ziekte, zoals schaamte of angst. Uit dit onderzoek is gebleken dat hypnose tot vermindering van depressieve klachten kan leiden bij patiënten met alopecia areata. Deze verbeteringen waren ook zes maanden na de laatste hypnosesessie nog zichtbaar [40]. Daarnaast bleek uit de andere twee onderzoeken dat kortdurende psychodynamische psychotherapie en inzichtgevende psychotherapie ook leidden tot vermindering van emotionele problemen [38,39].

 

Wilt u meer weten over hypnotherapie, dan verwijzen wij u door naar de volgende website.

 

 

2.2.2 Medicamenteuze behandeling

In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste medicamenteuze behandeling voor een depressie, namelijk antidepressiva. Hierbij worden de werkingsmechanismen, effectiviteit en bijwerkingen besproken.

 

Voor de medicamenteuze behandeling van depressie zijn er verschillende soorten antidepressiva [41]. Deze antidepressiva kunnen worden onderverdeeld in de volgende groepen: selectieve serotonine heropnameremmers (SSRI’s), tricyclische antidepressiva (TCA’s), selectieve serotonine en noradrenaline heropnameremmers (SNRI’s), monoamine-oxidase remmers (MAO-remmers) en overige antidepressiva (bijvoorbeeld bupropion en mirtazapine). Welk antidepressivum wordt gekozen, wordt door een arts bepaald op basis van comorbiditeit (eventuele andere aanwezige ziektes), bijwerkingen, interacties, ervaring en prijs. In de huisartsenpraktijk wordt vooral gebruik gemaakt van een TCA of een SSRI, terwijl in de gespecialiseerde GGZ vooral een TCA, SSRI, SNRI, mirtazapine of bupropion wordt gegeven, omdat deze effectiever zijn gebleken bij klinisch opgenomen patiënten. De voorkeur gaat vaak uit naar een SSRI, omdat hierbij de minste bijwerkingen voorkomen. Er kan echter op basis van comorbiditeit, eerdere ervaringen van de patiënt of potentiële interacties met andere geneesmiddelen toch gekozen worden om te starten met een ander antidepressivum [42].

 

In Tabel 2 staan voor de verschillende typen antidepressiva de werkingsmechanismen uitgelegd en in Tabel 3 kunt u een overzicht vinden van de bijwerkingen. Uitgebreidere informatie over de verschillende middelen (onder andere doseringen) kunt u hier vinden. Hier vindt u ook uitleg over een aantal antidepressiva waarvan de werking niet is vermeld in onderstaande tabel (‘overig’).

 

Bij Tabel 2 wordt uitgegaan van basiskennis over neurotransmissie. Voor wie hier niet mee bekend is, is er een korte uitleg te vinden op deze site.

 

Tabel 2. Medicatie depressie.

Groep

Generieke naam

Mechanisme

Tricyclische antidepressiva (TCA’s)

Amitriptyline

Clomipramine

Imipramine

Maprotiline

Dosulepine

Nortriptyline

Remmen de synaptische heropname van noradrenaline en/of serotonine, waardoor de concentratie van deze neurotransmitter(s) toeneemt.

 

Leiden op de lange termijn tot verandering in postsynaptische receptoren en tot afname van het aantal 5-HT2- receptoren1. Dit verklaart mogelijk de antidepressieve werking. Het precieze werkingsmechanisme is echter niet exact bekend.

Selectieve serotonine heropnameremmers (SSRI’s)

Citalopram

Dapoxetine

Escitalopram

Fluoxetine

Fluvoxamine

Paroxetine

Sertraline

Venlafaxine2

Remmen de synaptische heropname van serotonine in het presynaptische neuron. Hierdoor neemt de beschikbaarheid van serotonine in het centrale zenuwstelsel in de synaptische spleet toe.

 

Leiden net als TCA’s op de lange termijn tot verandering in postsynaptische receptoren en tot afname van het aantal 5-HT2- receptoren. Dit verklaart mogelijk de antidepressieve werking. Het precieze werkingsmechanisme is echter niet exact bekend.

Serotonine en noradrenaline heropnameremmers (SNRI’s)

Duloxetine

Venlafaxine2

Remmen de heropname van serotonine en noradrenaline en ook (in mindere mate) de heropname van dopamine, waardoor de concentratie van deze neurotransmitter(s) toeneemt. 

Monoamine-oxidase remmers (MAO-remmers)

Fenelzine

Tranylcypromine

Moclobemide

Rasagiline

Safinamide

Selegiline

Remmen selectief het enzym monoamine-oxidase. Dit remt de afbraak van dopamine, serotonine en/of noradrenaline, waardoor er meer van deze neurotransmitters beschikbaar is in het centrale zenuwstelsel.


Op de lange termijn vermindert het de dichtheid van bèta-adrenerge receptoren en serotonerge 

5-HT2- receptoren.


NB: Fenelzine en tranylcypromine zijn klassieke MAO-remmers, moclobemide is een MAO-A remmer. De overige drie MAO-remmers zijn MAO-B remmers. MAO-B remmers zijn vooral effectief bij de ziekte van Parkinson en minder bij depressie, maar worden hier voor de volledigheid wel genoemd.

Overig

Bijvoorbeeld:

Bupropion 

Mirtazapine

Reboxetine

Trazodon

Werking verschilt per soort; zie de website van het Farmacotherapeutisch Kompas.

Bron: 44.

1 5-HT = serotonine. 

Venlafaxine is bij lage dosering een SSRI en bij hoge dosering een SNRI [43].

 

 

Tabel 3. Bijwerkingen medicatie depressie.

Groep

Bijwerkingen

Tricyclische antidepressiva (TCA’s)

Anticholinerge bijwerkingen zoals: droge mond, maag-darmklachten (o.a. obstipatie, misselijkheid), urineretentie, acccommodatiestoornis (voorwerpen van dichtbij niet goed scherp kunnen zien), verwardheid bij ouderen.

Maar ook: sedatie, hypotensie, gewichtstoename, seksuele disfunctie, onthoudingsverschijnselen bij plotseling staken (o.a. slapeloosheid, agitatie, angst en malaise).

Selectieve serotonine heropnameremmers (SSRI’s)

Maag-darmklachten, seksuele disfunctie, centrale bijwerkingen (o.a. hoofdpijn, toegenomen angst), autonome effecten (droge mond, hyperhidrose/overmatig zweten), onthoudingsverschijnselen bij plotseling staken (o.a. misselijkheid, hoofdpijn, duizeligheid).

Serotonine en noradrenaline heropnameremmers (SNRI’s)

Misselijkheid, droge mond, slaperigheid of slapeloosheid, hoofdpijn, sedatie, (nachtelijke) transpiratie, obstipatie, verminderd libido, bloeddrukverhoging. 

Monoamine-oxidase remmers (MAO-remmers)

Hypotensie (lage bloeddruk), duizeligheid, centrale effecten (o.a. slapeloosheid, slaperigheid overdag, vermoeidheid), autonome verschijnselen (o.a. droge mond, zweten), neuromusculaire effecten (o.a. hyperreflectie, spiertrekkingen).

Bron: 44.

 

Deel 3: De interactie tussen alopecia areata en depressie

 

In dit deel zal aan de hand van Figuur 2 (zie hieronder) worden besproken welke factoren invloed hebben op de interactie tussen alopecia areata en depressie. Dit zijn medicamenteuze, psychologische, biologische en leefstijlfactoren. Dit figuur toont een conceptueel model dat in het kader van deze Wiki is ontwikkeld vanuit de behoefte aan een overzichtelijk beeld van de relatie tussen alopecia areata en depressie. Hierbij is geprobeerd een compleet overzicht te creëren van de tot nu toe onderzochte verbanden en mogelijke mechanismen tussen alopecia areata en depressie, zoals die uit de literatuur naar voren zijn gekomen. Alle invalshoeken zullen nu één voor één worden toegelicht en besproken, te beginnen bij medicatie.

 

 

Figuur 2. Interactiemodel alopecia areata en depressie. 

Ontwikkeld door E. C. Veldman (student Medische Psychologie 2020-2022), copyright free.

 

3.1 Medicatie voor alopecia areata en depressie 

In dit deel zal uitgebreider worden ingegaan op de bijwerkingen van medicatie voor alopecia areata en depressie, specifiek met betrekking tot haargroei en stemming. Daarnaast zal ook worden ingegaan op de mogelijke interactie wanneer patiënten tegelijkertijd medicatie voor alopecia areata en depressie gebruiken.

 

3.1.1 Effect van antidepressiva op haargroei

Uit de beschikbare literatuur blijkt dat antidepressiva zowel een positieve als een negatieve invloed kunnen hebben op de haargroei. Beide kanten zullen hieronder worden toegelicht.

 

Negatieve invloed van antidepressiva op de haargroei

Een aantal subtypen van antidepressiva kent als mogelijke bijwerking haaruitval/alopecia. In Tabel 4 staan de meest voorkomende soorten antidepressiva, met daarbij de kans op alopecia als bijwerking per subtype volgens het Farmacotherapeutisch Kompas [44]. Indien een patiënt met alopecia areata een depressie ontwikkelt en er antidepressiva voorgeschreven worden, kan de arts in de keuze voor een subtype rekening houden met deze mogelijke bijwerking.

 

Tabel 4. Kans op alopecia als bijwerking bij antidepressiva.

Groep*

Bij welke subtypen wordt het als bijwerking vermeld?

Hoe groot is de kans op alopecia?

SSRI’s

Citalopram

Escitalopram

Fluoxetine

Sertraline

0.1-1% (soms)

TCA’s

Amitriptyline

Maprotiline

Nortriptyline

0.01- 0.1% (zelden) tot < 0.01% (zeer zelden)

SNRI’s

Venlafaxine

0.1-1% (soms)

MAO-remmers

Safinamide (MAO-B remmer)

0.01-0.1% (zelden)

NDRI’s

Bupropion (zie tekst voor toelichting)

>1% (vermoedelijk)

Bron: 44.

* Zie 2.2.2 voor volledige namen.

 

Vanwege de kans op haaruitval, lijkt dus voornamelijk bij SSRI’s van belang welk subtype de arts voorschrijft aan de patiënt. Bij de overige soorten antidepressiva is de kans op alopecia zeer klein [44].

 

Bupropion is een antidepressivum dat niet onder de eerder genoemde categorieën valt (SSRI, TCA, SNRI, MAO-remmers). Het valt namelijk onder de NDRI’s (norepinefrine en dopamine heropnameremmers). Momenteel is bupropion de enige soort NDRI [45]. Uit een grote cohortstudie uit 2018 bleek dat bupropion (ten opzichte van andere soorten antidepressiva) het hoogste risico geeft op haarverlies [46]. Opvallend genoeg staat alopecia niet als mogelijke bijwerking vermeld bij bupropion op het Farmacotherapeutisch Kompas, wellicht omdat er nog te weinig onderzoek naar is gedaan om het met zekerheid te kunnen zeggen.

 

Positieve invloed van antidepressiva op de haargroei

Bij sommige subtypen van antidepressiva is er dus een risico op haaruitval. Echter, er zijn ook studies uitgevoerd waarbij sommige subtypen van antidepressiva de haargroei juist leken te bevorderen. Zo werd in een studie gevonden dat citalopram (een SSRI) in combinatie met een injectie van triamcinolonacetonide (intralesionale corticosteroïd als behandeling voor alopecia areata, zie 1.2.1) tot meer haargroei leidde ten opzichte van alleen triamcinolonacetonide na zes maanden therapie [47]. Dit lijkt tegenstrijdig met de vermelding van alopecia als mogelijke bijwerking van citalopram op de website van het Farmacotherapeutisch Kompas. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het Farmacotherapeutisch Kompas geen rekening houdt met medicatie die tegelijkertijd wordt genomen met het antidepressivum. Daarnaast is ook bij citalopram de kans op alopecia areata klein (0.1-1%) [44] en bevatte de bovengenoemde studie niet veel proefpersonen.

 

In een ander onderzoek werd gevonden dat proefpersonen die imipramine (een TCA) kregen een significante haargroei lieten zien, in tegenstelling tot proefpersonen die een placebo kregen [48]. Dit is echter al een oude studie (uit 1994). Uit een studie met proefpersonen met een depressie, bleek dat de proefpersonen die antidepressiva kregen een lagere kans hadden op het ontwikkelen van alopecia areata vergeleken met proefpersonen die geen antidepressiva kregen (er wordt niet beschreven om welke subtypen van antidepressiva het gaat). Het lijkt er dus op dat antidepressiva mogelijk ook een beschermende rol hebben tegen alopecia areata [27]. In een systematische review werd geopperd dat antidepressiva mogelijk een ontstekingsremmend effect hebben, wat het positieve effect op de haargroei zou kunnen verklaren [49]. 

 

Conclusie

Het effect van antidepressiva op de haargroei verschilt dus per studie en resultaten van studies komen niet altijd overeen met wat op het Farmacotherapeutisch Kompas wordt vermeld. De verschillen in resultaten zouden gedeeltelijk verklaard kunnen worden doordat sommige studies enkel keken naar antidepressiva, terwijl andere studies keken naar de combinatie van medicatie voor alopecia areata en antidepressiva. Laatstgenoemde studies zijn echter in de minderheid, dus we raden aan om hier in de toekomst meer onderzoek naar te doen. Hierdoor wordt hopelijk duidelijker wat het effect van de combinatie is op de haargroei.

 

3.1.2 Effect van medicatie voor alopecia areata op stemming

Antidepressiva kunnen dus invloed hebben op de haargroei, maar verschillende soorten medicatie voor alopecia areata kunnen op hun beurt ook invloed hebben op de stemming. In paragraaf 1.2.2 worden lichamelijke bijwerkingen van medicatie voor alopecia areata beschreven. De varianten waarbij stemming-gerelateerde bijwerkingen voor kunnen komen, zullen nu worden besproken.

 

Corticosteroïden

De meest gebruikte intralesionale (injectie) corticosteroïd, triamcinolonacetonide, kan verergering van al bestaande psychiatrische aandoeningen teweeg brengen en kan bijwerkingen hebben zoals stemmingsveranderingen en depressie [16]. Over het algemeen wordt aangenomen dat alleen systemische corticosteroïden voor systemische bijwerkingen zoals stemmingsveranderingen kunnen zorgen, en dat de effecten van lokale toedieningen zoals injecties beperkt blijven tot de plek waar dit is aangebracht. Echter, onderzoek laat zien dat ook bij veelgebruikte lokale corticosteroïden stemming-gerelateerde bijwerkingen kunnen voorkomen [50]. Dit maakt het belangrijk om ook bij deze bijwerkingen van triamcinolonacetonide stil te staan.

 

Systemische corticosteroïden die oraal worden ingenomen kunnen verschillende mentale bijwerkingen hebben, waaronder stemmingswisselingen [19]. Bij specifiek de corticosteroïden die worden toegepast bij alopecia areata (prednis(ol)on, methylprednisolon) worden depressie, stemmingswisselingen, maar ook zelfmoordgedachten als bijwerkingen gezien [51]. Daarnaast kan bestaande emotionele instabiliteit verergeren. Uit onderzoek blijkt verder dat deze stemming-gerelateerde bijwerkingen van orale corticosteroïden afhankelijk zijn van de dosis [52]. 

 

JAK inhibitoren

Bij de JAK inhibitor tofacitinib kan slapeloosheid optreden bij 0,1% tot 1% van de gebruikers [21]. Omdat slapeloosheid een voorspeller kan zijn van en samenhangt met depressieve symptomen, is het belangrijk om in de context van depressie ook met deze bijwerking rekening te houden [53].

 

Methotrexaat

Ook bij de orale toediening van methotrexaat kunnen stemming-gerelateerde bijwerkingen voorkomen. Hierbij komen depressieve symptomen soms voor (bij 0.1% tot 1% van de gebruikers) en komen stemmingswisselingen zelden voor (bij 0,01% tot 0,1% van de gebruikers) [20].

 

Conclusie

Kortom, stemming-gerelateerde bijwerkingen bij bepaalde medicatie die worden voorgeschreven bij alopecia areata kunnen in enkele gevallen voorkomen, vooral bij medicatie die oraal wordt ingenomen. Er is echter nog wel meer onderzoek nodig naar de mogelijke invloed van deze medicatie op comorbide depressie bij alopecia areata patiënten.

 

3.1.3 Interactie tussen medicatie voor alopecia areata en medicatie voor depressie

Voor de behandeling van alopecia areata worden voornamelijk corticosteroïden gebruikt [12]. Wanneer corticosteroïden langdurig gebruikt worden, kunnen deze leiden tot een lager serotonine-niveau in de hersenen. Corticosteroïden verlagen namelijk bij langdurig gebruik de 5-HT1A receptor-functie, waardoor deze receptoren ongevoeliger worden voor serotonine [54]. Echter, voor de behandeling van depressie wordt juist medicatie gebruikt die ervoor zorgt dat er meer serotonine beschikbaar is in de hersenen (zie Tabel 2). Omdat beide soorten medicatie invloed hebben op het serotonine-niveau, zou dit erop kunnen wijzen dat de verschillende soorten medicatie invloed op elkaar kunnen uitoefenen en elkaars effecten mogelijk kunnen verminderen. Hiernaar is echter nog geen onderzoek gedaan.

 

3.2 Mechanismen onderliggend aan alopecia areata en depressie

Er lijkt een bi-directionele relatie te zijn tussen depressie en alopecia areata. Patiënten met alopecia areata lopen een groter risico op het ontwikkelen van een depressie, maar het hebben van een depressie kan ook een risicofactor zijn voor de ontwikkeling van alopecia areata [27]. Hieronder wordt eerst besproken hoe alopecia areata een depressie kan veroorzaken, vervolgens hoe een depressie alopecia areata kan veroorzaken. Ook wordt de rol van leefstijl in deze relatie toegelicht.

 

3.2.1 Alopecia areata leidt tot depressie

De bevinding dat patiënten met alopecia areata een verhoogd risico hebben op het krijgen van een depressie, wordt mogelijk deels veroorzaakt door het haarverlies waar bij alopecia areata sprake van is. Haarverlies kan een negatieve impact hebben op het lichaamsbeeld en zelfvertrouwen en dit kan leiden tot emotioneel lijden en sociale isolatie, waardoor het risico op het ontwikkelen van een depressie wordt verhoogd [55,56].

 

Een andere mogelijke verklaring voor de bevinding dat alopecia areata een depressie kan veroorzaken, is het gevoel van hulpeloosheid dat kan ontstaan bij een gebrek aan effectiviteit van medicatie voor alopecia areata. Uit een meta-analyse blijkt namelijk dat er nog geen bewijs is voor positieve lange termijn effecten van farmacologische interventies voor alopecia areata [13]. Het gebrek aan effectieve behandelingsmogelijkheden kan leiden tot een gevoel van hulpeloosheid. Dit was het geval bij 11% van de deelnemers aan het onderzoek van Aldhouse et al. (2020) [33]. Dit gevoel van hulpeloosheid trad op nadat patiënten ervoeren dat ze met medicatie geen controle konden krijgen over alopecia areata. Een verklaring hiervoor kan mogelijk vanuit de aangeleerde hulpeloosheid (learned helplessness; LH) theorie komen, die aangeeft dat een depressie het gevolg kan zijn van afwezigheid van controle over de uitkomst van een stressvolle situatie [57]. Het uitblijven van een effect door medicatie bij alopecia areata kan dus via de LH-theorie mogelijk leiden tot depressieve gevoelens. Voor meer informatie over de LH-theorie, klik hier. 

 

3.2.2 Depressie leidt tot alopecia areata

Andersom kan het ook het geval zijn dat depressie leidt tot alopecia areata. Een mogelijke factor die hierbij een rol kan spelen is de psychologische stress die samengaat met een depressie. Psychologische stress lijkt namelijk ook samen te hangen met auto-immuunziekten [58]. In deel 1 wordt benoemd dat alopecia areata ook wel een auto-immuunziekte wordt genoemd; de haren laten los van de follikels door ontstekingen [7]. Op de rol van stress zal nu wat dieper worden ingegaan.

 

Tijdens periodes van fysieke en psychologische stress wordt de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (beter bekend als de HPA-as) geactiveerd om het corticotropin-releasing hormoon (CRH) uit te scheiden in de huid. CRH stimuleert de productie van mestcellen [59]. Mestcellen zijn gespecialiseerde cellen die deel uitmaken van het immuunsysteem en bevinden zich voornamelijk in weefsels en organen [60]. Door de mestcellen wordt een immuunreactie in de huid gestimuleerd. Activatie van de mestcellen leidt tot afgifte van interleukine (IL) 6 en IL-1. Interleukines zijn stoffen die worden afgegeven tijdens een immuunreactie. Er ontstaat dus een ontsteking, wat zorgt voor vernietiging van het haarzakje [59]. Zou zo psychologische stress (door een depressie) dus kunnen leiden tot alopecia areata.

 

Conclusie

Psychologische factoren kunnen dus invloed hebben op de bi-directionele relatie tussen alopecia areata en depressie. Alopecia areata kan leiden tot een laag zelfbeeld en een gevoel van hulpeloosheid, wat kan leiden tot depressie. Andersom komt bij een depressie veel stress kijken, wat kan leiden tot ontstekingsreacties en uiteindelijk alopecia areata. Naast psychologische factoren, kunnen ook leefstijlfactoren invloed hebben op de relatie tussen alopecia areata en depressie. Dit zal nu worden toegelicht.

 

3.2.3 Leefstijl

In deze paragraaf zal de rol van twee belangrijke leefstijlfactoren in de relatie tussen alopecia areata en depressie worden toegelicht: roken en fysieke activiteit.

 

Roken

Uit onderzoek blijkt dat roken het risico verhoogt op het ontwikkelen van alopecia areata, waarbij rokers een verhoogd risico van 84% hadden op het krijgen van alopecia areata in vergelijking met niet-rokers. Er is daarnaast waarschijnlijk sprake van een dosis-respons relatie, wat betekent dat hoe meer sigaretten iemand rookt, hoe hoger het risico wordt. Deze relatie tussen roken en alopecia areata komt waarschijnlijk door het feit dat het roken van sigaretten leidt tot vaatvernauwing in de perifere slagaders en verhoogde productie van ontstekingsbevorderende cytokines. Omdat bij alopecia areata onder andere sprake is van een verstoring in de immuunfunctie, zouden deze gevolgen van roken hier een rol in kunnen spelen [61]. Bovenstaande bevindingen suggereren dat stoppen met roken een potentieel belangrijk aangrijpingspunt kan zijn voor de preventie en behandeling van alopecia areata. 

 

Mogelijke mechanismen die de relatie tussen roken en het risico op alopecia areata verklaren:

  1. Nicotine vermindert de bloedtoevoer naar de haarzakjes door vasoconstrictie (bloedvat vernauwing). Onderzoek suggereert dat verstoringen in de bloedtoevoer naar de haarzakjes een rol kunnen spelen in de ontwikkeling van alopecia areata.

  2. Sigaretten bevatten chemische stoffen (genotoxische stoffen) die mutaties in het mitochondriaal DNA in de haarzakjes kunnen veroorzaken. Dit zou op zijn beurt tot haaruitval leiden.

  3. Sigarettenrook kan zorgen voor een verstoord evenwicht van antioxidantsystemen en het vrijkomen van pro-inflammatoire (ontstekingsbevorderende) cytokines in de haarzakjes. Dit kan leiden tot een ontstekingsreactie in de haarzakjes waardoor de haargroei wordt geremd.

  4. Het extracellulaire matrix is een structuur die in alle soorten weefsels zit (het biedt stevigheid en structuur aan weefsels). Dit ondergaat continu remodelling (transformatie/aanpassing). De remodelling speelt een belangrijke rol bij de regulatie van de haarfollikel-groeicyclus. Het is in eerder onderzoek aangetoond dat roken kan zorgen voor een onbalans tussen systemen die invloed hebben op remodelling en dit heeft dus invloed op de groeicyclus van haarfollikels.

 

Roken verhoogt dus het risico op alopecia areata, waarschijnlijk via immuun-gerelateerde processen. Mensen met een depressie hebben over het algemeen een ongezondere leefstijl en roken vaker dan mensen zonder een depressie [62]. Hierdoor hebben mensen met een depressie mogelijk dus indirect een hoger risico op het ontwikkelen alopecia areata. Dit betreft nog wel een mogelijke relatie, wat betekent dat er meer onderzoek nodig is naar de rol van roken in de relatie tussen depressie en alopecia areata.

 

Fysieke activiteit

Patiënten met alopecia areata lijken een groter risico te lopen op het ontwikkelen van psychiatrische stoornissen zoals een depressie (zie deel 2) [27]. Een psychotherapeutische interventie voor de preventie en behandeling van depressieve symptomen waar steeds meer aandacht voor komt, is fysieke activiteit [63]. Naast de positieve resultaten van hypnotherapie (zie 2.2.1) blijken er namelijk ook positieve resultaten te zijn van fysieke activiteit bij patiënten met alopecia areata. Bevindingen suggereren dat een toegenomen fysieke activiteit geassocieerd is met een verbeterde mentale status bij patiënten met alopecia areata met ernstig haarverlies (>50% van de hoofdhuid). De steekproef van deze studie was echter erg klein en er is geen onderscheid gemaakt in geslacht [64]. Bovendien geldt, naast het vaker roken, dat er bij depressie sprake is van minder fysieke activiteit [65].

 

Voor toekomstig onderzoek raden wij aan om onderzoek te doen naar de associatie tussen mentale gezondheid en fysieke activiteit in grotere steekproeven van proefpersonen met alopecia areata. Bovendien is het van belang om meer te weten te komen over de interesse van patiënten met alopecia areata in fysieke activiteit. Enkele patiënten zullen namelijk een pruik dragen omdat dit een positieve impact heeft op de mentale gezondheidsstatus. Dit heeft echter ook als consequentie dat patiënten verminderde fysieke activiteit laten zien omdat ze zich zorgen maken over het afdoen van de pruik of het afvallen van de pruik tijdens het sporten [66]. 

 

Conclusie

Alopecia areata kan dus invloed hebben op de ontwikkeling van een depressie en andersom, via psychologische en leefstijlfactoren. Deze bevinding benadrukt de noodzaak voor clinici om tekenen van depressie vroeg te herkennen en vroege behandeling van patiënten met alopecia areata te starten [27]. Naast deze bi-directionele relatie, lijken er ook gedeelde pathofysiologische mechanismen ten grondslag te liggen aan alopecia areata en depressie. Dit houdt in dat er overeenkomsten zijn in de manier waarop de ziekten ontstaan. Hier zal in de volgende paragraaf op in worden gegaan.

  

3.2.4 Gedeelde pathofysiologische mechanismen voor alopecia areata en depressie

Mogelijke gedeelde pathofysiologische mechanismen voor alopecia areata en depressie hebben te maken met het immuunsysteem en met genetische factoren. De mechanismen zullen hieronder worden besproken.

 

Immuunsysteem

 

Figuur 3. Diathese-stressmodel [67, copyright free].

 

Het diathese-stressmodel gaat ervan uit dat een individu enerzijds een aangeboren kwetsbaarbaarheid voor een aandoening kan hebben, wat kan bestaan uit biologische, fysiologische (bijvoorbeeld inflammatie) of cognitieve factoren. Anderzijds zijn er ook uitlokkende stresserende factoren die inwerken op de aangeboren kwetsbaarheid, wat er samen toe kan leiden dat individuen een mentale stoornis zoals een depressie ontwikkelen [68-70]. Uit onderzoek blijkt dat depressie en alopecia areata inflammatoire overeenkomsten hebben, zoals cytokines. Cytokines blijken namelijk een rol te spelen bij het ontwikkelen van alopecia areata [71]. Serum niveaus van IL-6, tumor necrosis factor a, IL-17A, IL-21 en IL-22 zijn verhoogd bij patiënten met alopecia areata, wat suggereert dat cytokines een rol spelen in de pathogenese van alopecia areata [72,73]. Er is ook aangetoond dat cytokines direct kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van depressieve symptomen [74]. Uit onderzoek blijkt dat depressieve patiënten hogere cytokine-niveaus tonen [75]. Dit zou dus suggereren dat cytokineprofielen kunnen bijdragen aan zowel het ontstaan van alopecia areata als depressie [76]. Bovendien is bekend dat depressieve symptomen verhoogd zijn bij individuen met een aantal andere inflammatoire aandoeningen, zoals reumatoïde artritis, inflammatory bowel disease (IBD) en psoriasis [77-79]. Er zijn dus aanwijzingen voor inflammatoire overeenkomsten tussen auto-immuunziekten, zoals alopecia areata, en depressie. Hieruit kan dus worden geconcludeerd dat individuen met een vatbaarheid voor depressie ook vatbaar kunnen zijn voor auto-immuunziekten zoals alopecia areata en andersom [27]. 

 

Genetische factoren

Er zijn aanwijzingen dat alopecia areata en een depressie enkele gemeenschappelijke genetische risicofactoren delen, bijvoorbeeld de macrophage migration inhibitory factor (MIF), die codeert voor een cytokine die betrokken is bij celgemedieerde immuniteit, immunoregulatie en ontsteking [80]. De MIF toont een veranderde nucleotidencode voor een bepaald gen (polymorfisme), wat geassocieerd is met uitgebreide vormen van alopecia areata en vooral met een vroeg begin van de ziekte [81]. Daarnaast zijn MIF-niveaus verhoogd bij depressieve patiënten; MIF speelt namelijk een rol in het veroorzaken en in stand houden van een depressie [80,82]. De associatie tussen alopecia areata en depressie kan dus mogelijk worden verklaard doordat de aandoeningen gemeenschappelijke genetische risicofactoren hebben.

 

Conclusie

Er zijn dus pathofysiologische mechanismen die kunnen leiden tot zowel alopecia areata als depressie. Allereerst speelt het immuunsysteem hierbij een rol, aangezien er inflammatoire overeenkomsten zijn tussen de twee aandoeningen, namelijk de cytokines. Ook is er een genetische factor, MIF, die geassocieerd is met een uitgebreidere vorm van alopecia areata en die verhoogd is bij mensen met een depressie. Beide mechanismen kunnen dus mogelijk de associatie tussen alopecia areata en depressie verklaren.

 

 

Conclusie

 

In deze Wiki is allereerst kort informatie gegeven over alopecia areata en depressie. Vervolgens is er ingegaan op de samenhang en interactie tussen deze aandoeningen met behulp van het nieuw ontwikkelde model (zie Figuur 2). Deze samenhang kan worden verklaard door verschillende factoren, namelijk medicamenteuze, psychologische, biologische en leefstijlfactoren. 

 

Wanneer wordt gekeken naar de medicamenteuze invalshoek kan worden geconcludeerd dat het effect van antidepressiva op de haargroei verschilt per studie; de ene studie stelt dat antidepressiva de haargroei kunnen verbeteren en de andere studie stelt dat antidepressiva kunnen leiden tot haarverlies. Studies die kijken naar de combinatie van medicatie voor alopecia areata en depressie zijn in de minderheid, dus meer onderzoek is nodig. Medicatie voor alopecia areata kan in enkele gevallen stemming-gerelateerde bijwerkingen met zich mee brengen, vooral bij medicatie die oraal wordt ingenomen.

 

Naast de medicatie zijn er psychologische factoren die een rol spelen in de samenhang tussen alopecia areata en depressie. Psychologische factoren die kunnen voorkomen bij alopecia areata en tot een depressie kunnen leiden, zijn het zelfbeeld en aangeleerde hulpeloosheid. Psychologische stress lijkt samen te hangen met depressie en kan juist alopecia areata veroorzaken. Leefstijlfactoren, zoals roken en fysieke activiteit, spelen ook een belangrijke rol bij de relatie tussen alopecia areata en depressie.

 

Tenslotte zijn er gedeelde pathofysiologische mechanismen voor alopecia areata en depressie, die te maken hebben met het immuunsysteem en genetische achtergrond. Wanneer deze risicofactoren aanwezig zijn, loopt iemand dus een groter risico op het ontwikkelen van alopecia areata, maar ook op het ontwikkelen van een depressie. Uit ons nieuw ontwikkelde model blijkt dus dat alopecia areata en depressie sterk met elkaar samenhangen en elkaar beïnvloeden via verschillende factoren.

 

Naast de invloed die de leefstijl, psychologische en biologische factoren afzonderlijk op alopecia areata en depressie hebben, grijpen deze factoren ook op elkaar in. Zo heeft roken bijvoorbeeld invloed op de immuun-gerelateerde factoren die in 3.2.4 worden toegelicht. Dit is niet in het model in Figuur 2 weergegeven om het model overzichtelijk te houden. Dit geeft echter wel aan dat er complexere relaties kunnen bestaan tussen deze factoren bij een individuele patiënt. Het is belangrijk hier rekening mee te houden bij de behandeling van patiënten.

 

Dit nieuw ontwikkelde model zou een uitkomst kunnen bieden voor patiënten, hun naasten en zorgprofessionals om breder naar depressie en alopecia areata te kijken en direct de verschillende factoren die een rol spelen bij de relatie tussen deze twee aandoeningen te kunnen beoordelen. De factoren uit dit model kunnen daarnaast als belangrijke aangrijpingspunten dienen voor mogelijke behandeling, waardoor in de toekomst mogelijk de behandeluitkomsten van zowel alopecia areata als een depressie bij alopecia areata kunnen verbeteren. Tenslotte kan op basis van dit model worden geconcludeerd dat het van belang is dat alopecia areata op een holistische manier moet worden benaderd; dus niet alleen de medische, maar ook de psychologische aspecten van alopecia areata moeten worden overwogen bij de behandeling. Dit zou mogelijk ook kunnen leiden tot een verbeterde gezondheid-gerelateerde kwaliteit van leven. 

 


Auteurs

 

M. T. Dinkelberg, BSc.

M. van der Lelij, BSc.

E. C. Veldman, BSc.

G. W. Visser, MSc.

A. Wijs, BSc.

 


Referentielijst

 

[1] Aghaei, S., Saki, N., Daneshmand, E., & Kardeh, B. (2014). Prevalence of psychological disorders in patients with alopecia areata in comparison with normal subjects. ISRN Dermatology, 2014, 1-4. https://doi.org/10.1155/2014/304370

 

[2] Spano, F., & Donovan, J. C. (2015). Alopecia areata: Part 1: Pathogenesis, diagnosis, and prognosis. Canadian Family Physician, 61, 751–755. Geraadpleegd van https://www.cfp.ca/

 

[3] Wikipedia | Alopecia Areata. Geraadpleegd op 21 april 2021 van https://nl.wikipedia.org/wiki/Alopecia_areata

 

[4] Alopecia Vereniging | Alopecia Areata. Geraadpleegd op 18 maart 2021 van https://www.alopecia-vereniging.nl/alopecia-areata

 

[5] Chelidze, K., & Lipner, S. R. (2018). Nail changes in alopecia areata: an update and review. International Journal of Dermatology, 57, 776–783. https://doi.org/10.1111/ijd.13866

 

[6] Huidarts.com | Alopecia Areata. Geraadpleegd op 8 maart 2021 van https://www.huidarts.com/huidaandoeningen/alopecia-areata/

 

[7] Damen, Z., & Verduijn, M. M. (2017). NHG-Behandelrichtlijn Alopecia.

 

[8] Lee, S., Lee, H., Lee, C.H., & Lee, W. S. (2019). Comorbidities in alopecia areata: A systematic review and meta-analysis. Journal of the American Academy of Dermatology, 80, 466-477. https://doi.org/10.1016/j.jaad.2018.07.013

 

[9] Petukhova, L., Duvic, M., Hordinsky, M., Norris, D., Price, V., Shimomura, Y., … Christiano, A.M. (2010). Genome-wide association study in alopecia areata implicates both innate and adaptive immunity. Nature, 466, 113-117. https://doi.org/10.1038/nature09114

 

[10] Wohlmuth-Wieser, I., Osei, J. S., Norris, D., Price, V., Hordinsky, M. K., Christiano, A., Duvic, M. (2018). Childhood alopecia areata - Data from the national alopecia areata registry. Pediatric Dermatology, 35, 164-169. http://doi.org/10.1111/pde.13387

 

[11] Simakou, T., Butcher, J. P., Reid, S., & Henriquez, F. L. (2019). Alopecia areata: A multifactorial autoimmune condition. Journal of Autoimmunity, 98, 74-85. https://doi.org/10.1016/j.jaut.2018.12.001

 

[12] Lai, V. W. Y., Chen, G., Gin, D., & Sinclair, R. (2019). Cyclosporine for moderate-to-severe alopecia areata: A double-blind, randomized, placebo-controlled clinical trial of efficacy and safety. Journal of the American Academy of Dermatology, 81, 694–701. https://doi.org/10.1016/j.jaad.2019.04.053

 

[13] Delamere, F. M., Sladden, M. M., Dobbins, H. M., & Leonardi-Bee, J. (2008). Interventions for alopecia areata. Cochrane Database of Systematic Reviews, 2, CD004413. https://doi.org/10.1002/14651858.CD004413.pub2

 

[14] Strazzulla, L.C., Wang, E. H. C., Avila, L., Lo Sicco, K., Brinster, N., Christiano, A. M., & Shapiro, J. (2018). Alopecia areata: An appraisal of new treatment approaches and overview of current therapies. Journal of the American Academy of Dermatology, 78, 15–24. https://doi.org/10.1016/j.jaad.2017.04.1142

 

[15] Spano, F., & Donovan, J. C. (2015). Alopecia areata: Part 2: Treatment. Canadian Family Physician, 61, 757–761Geraadpleegd van https://www.cfp.ca/

 

[16] Zorginstituut Nederland. Farmacotherapeutisch Kompas | Triamcinolonacetonide. Geraadpleegd op 7 april 2021 van 

https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/t/triamcinolonacetonide__systemisch_

 

[17] Zorginstituut Nederland. Farmacotherapeutisch Kompas | Corticosteroïden, cutaan/oromucosaal. Geraadpleegd op 7 april 2021 van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/corticosteroiden__cutaan_oromucosaal

 

[18] Zorginstituut Nederland. Farmacotherapeutisch Kompas | Minoxidil. Geraadpleegd op 7 april 2021 van

https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/m/minoxidil__in_de_dermatologie_

 

[19] Zorginstituut Nederland. Farmacotherapeutisch Kompas | Corticosteroïden, systemisch. Geraadpleegd op 7 april 2021 van

https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/corticosteroiden__systemisch

 

[20] Zorginstituut Nederland. Farmacotherapeutisch Kompas | Methotrexaat. Geraadpleegd op 7 april 2021 van

https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/m/methotrexaat__bij_inflammatoire_aandoening_

 

[21] Zorginstituut Nederland. Farmacotherapeutisch Kompas | Tofacitinib. Geraadpleegd op 7 april 2021 van

https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/t/tofacitinib

 

[22] Toussi, A., Barton, V. R., Le, S. T., Agbai, O. N., & Kiuru, M. (ter perse). Psychosocial and psychiatric comorbidities and health-related quality of life in alopecia areata: A systematic review. Journal of the American Academy of Dermatology

https://doi.org/10.1016/j.jaad.2020.06.047

 

[23] Hunt, N., & McHale, S. (2005). The psychological impact of alopecia. British Medical Journal, 331, 951-953. https://doi.org/10.1136/bmj.331.7522.951

 

[24] Williamson, D., Gonzalez, M., & Finlay, A. Y. (2001). The effect of hair loss on quality of life. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology, 15, 137-139. https://doi.org/10.1046/j.1468-3083.2001.00229.x

 

[25] Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2019). Kwaliteit van Leven. Geraadpleegd op 22 maart 2021 van

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/kwaliteit-van-leven/inleiding#!node-tevredenheid-als-indicator-voor-kwaliteit-van-leven

 

[26] Koo, J. Y., Shellow, W. V., Hallman, C. P., & Edwards, J. E. (1994). Alopecia areata and increased prevalence of psychiatric disorders. International Journal of Dermatology, 33, 849-850. https://doi.org/10.1111/j.1365-4362.1994.tb01018.x

 

[27] Vallerand, I. A., Lewinson, R. T., Parsons, L. M, Hardin, J., Haber, R. M., Lowerison, M. W., ... Patten, S. B. (2019). Assessment of a bidirectional association between major depressive disorder and alopecia areata. JAMA Dermatology, 155, 475-479. https://doi.org/10.1001/jamadermatol.2018.4398

 

[28] American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5e ed.). Washington, DC: Author.

 

[29] Volksgezondheidenzorg.info | Stemmingsstoornissen | Cijfers & Context | Huidige situatie. Geraadpleegd op 23 maart 2021 van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/stemmingsstoornissen/cijfers-context/huidige-situatie#node-bevolkingsonderzoek-versus-huisartsenregistratie-0

 

[30] Volksgezondheidenzorg.info | Stemmingsstoornissen | Cijfers & Context | Oorzaken en gevolgen. Geraadpleegd op 23 maart 2021 van

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/stemmingsstoornissen/cijfers-context/oorzaken-en-gevolgen#node-risicofactoren-depressieve-stoornis

 

[31] Fricke, A. C. V., & Miteva, M. (2015). Epidemiology and burden of alopecia areata: A systematic review. Clinical, cosmetic and investigational dermatology, 8, 397-403. https://doi.org/10.2147/CCID.S53985

 

[32] Dai, Y. X., Tai, Y. H., Chen, C. C., Chang, Y. T., Chen, T. J., & Chen, M. H. (2020). Bidirectional association between alopecia areata and major depressive disorder among probands and unaffected siblings: A nationwide population-based study. Journal of the American Academy of Dermatology, 82, 1131–1137. https://doi.org/10.1016/j.jaad.2019.11.064

 

[33] Aldhouse, N. V. J., Kitchen, H., Knight, S., Macey, J., Nunes, F. P., Dutronc, Y., … Wyrwich, K. W. (2020). “‘You lose your hair, what’s the big deal?’ I was so embarrassed, I was so self-conscious, I was so depressed:” A qualitative interview study to understand the psychosocial burden of alopecia areata. Journal of Patient Reported Outcomes, 4, 76. https://doi.org/10.1186/s41687-020-00240-7

 

[34] O'Leary, D. A., & Lee, A. S. (1996). Seven year prognosis in depression. The British Journal of Psychiatry, 169, 423-429. https://doi.org/10.1192/bjp.169.4.423

 

[35] GGZ Standaarden | Depressieve stoornissen | Introductie. Geraadpleegd op 24 maart 2021 van

https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/depressieve-stoornissen/introductie

 

[36] Ruiz‐Doblado, S., Carrizosa, A., & García‐Hernández, M. J. (2003). Alopecia areata: Psychiatric comorbidity and adjustment to illness. International Journal of Dermatology, 42, 434-437. https://doi.org/10.1046/j.1365-4362.2003.01340.x

 

[37] Cuijpers, P., Andersson, G., Donker, T., & van Straten, A. (2011). Psychological treatment of depression: Results of a series of meta-analyses. Nordic Journal of Psychiatry, 65, 354-364. https://doi.org/10.3109/08039488.2011.596570

 

[38] Koblenzer, C. S. (1995). Psychotherapy for intractable inflammatory dermatoses. Journal of the American Academy of Dermatology, 32, 609-612. https://doi.org/10.1016/S0190-9622(05)80001-5

 

[39] Sjöström, K., & Dalgard, F. (2018). Short-time psychodynamic psychotherapy intervention for longstanding alopecia areata: A case report. ARC Journal of Psychiatry, 3, 8-10. https://doi.org/10.1159/000228247

 

[40] Willemsen, R., Haentjens, P., Roseeuw, D., & Vanderlinden, J. (2011). Hypnosis and alopecia areata: Long-term beneficial effects on psychological well-being. Acta dermato-venereologica, 91, 35-39. https://doi.org/10.2340/00015555-1012

 

[41] GGZ Standaarden | Depressieve stoornissen | Individueel zorgplan en behandeling. Geraadpleegd op 25 maart 2021 van 

https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/depressieve-stoornissen/individueel-zorgplan-en-behandeling/inleiding

 

[42] Zorginstituut Nederland. Farmacotherapeutisch Kompas | Depressie. Geraadpleegd op 25 maart 2021 van

https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/depressie

 

[43] Depressie Vereniging | Vragen en antwoorden over antidepressiva. Geraadpleegd op 29 maart 2021 van

https://www.depressievereniging.nl/vragen-over-antidepressiva/welke-soorten-antidepressiva-zijn-er-en-wat-bepaalt-de-keuze-voor-een-medicijn/

 

[44] Zorginstituut Nederland. Farmacotherapeutisch Kompas. Geraadpleegd op 29 maart 2021 van 

https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/

 

[45] Apotheek.nl | Bupropion. Geraadpleegd op 29 maart 2021 van https://www.apotheek.nl/medicijnen/bupropion

 

[46] Etminan, M., Sodhi, M., Procyshyn, R. M., Guo, M., & Carleton, B. C. (2018) Risk of hair loss with different antidepressants: A comparative retrospective cohort study. International Clinical Psychopharmacology, 33, 44-48. 

https://doi.org/10.1097/YIC.0000000000000191

 

[47] Abedini, H., Farshi, S., Mirabzadeh, A., & Keshavarz, S. (2014). Antidepressant effects of citalopram on treatment of alopecia areata in patients with major depressive disorder. Journal of dermatological treatment, 25, 153-155. https://doi.org/10.3109/09546634.2013.768761

 

[48] Perini, G., Zara, M., Cipriani, R., Carraro, C., Preti, A., Gava, F., ... & Peserico, A. (1994). Imipramine in alopecia areata: A double-blind, placebo-controlled study. Psychotherapy and psychosomatics, 61, 195-198https://doi.org/10.1159/000288889

 

[49] Eskeland, S., Halvorsen, J. A., & Tanum, L. (2017). Antidepressants have anti-inflammatory effects that may be relevant to dermatology: A systematic review. Acta dermato-venereologica, 97, 897-905. https://doi.org/10.2340/00015555-2702

 

[50] Savas, M., Vinkers, C. H., Rosmalen, J. G. M., Hartman, C. A., Wester, V. L., Van Den Akker, E. L. T., … Van Rossum, E. F. C. (2020). Systemic and local corticosteroid use is associated with reduced executive cognition, and mood and anxiety disorders. Neuroendocrinology, 110, 282–291. https://doi.org/10.1159/000501617

 

[51] Kenna, H. A., Poon, A. W., De Los Angeles, C. P., & Koran, L. M. (2011). Psychiatric complications of treatment with corticosteroids: Review with case report. Psychiatry and Clinical Neurosciences, 65, 549–560. https://doi.org/10.1111/j.1440-1819.2011.02260.x

 

[52] Donovan, J. (2015). Successful treatment of corticosteroid-resistant ophiasis-type alopecia areata (AA) with platelet-rich plasma (PRP). JAAD Case Reports, 1, 305–307. https://doi.org/10.1016/j.jdcr.2015.07.004

 

[53] Baglioni, C., Battagliese, G., Feige, B., Spiegelhalder, K., Nissen, C., Voderholzer, U., Lombardo, C., & Riemann, D. (2011). Insomnia as a predictor of depression: A meta-analytic evaluation of longitudinal epidemiological studies. Journal of Affective Disorders, 135, 10–19. https://doi.org/10.1016/j.jad.2011.01.011

 

[54] Pretorius, Ε. (2004). Corticosteroids, depression and the role of serotonin. Reviews in the Neurosciences, 15, 109-116. 

https://doi.org/10.1515/revneuro.2004.15.2.109

 

[55] Kacar, S. D., Soyucok, E., Bagcioglu, E., Ozuguz, P., Coskun, K. S., Asık, A. H., & Mayda, H. (2016). The perceived stigma in patients with alopecia and mental disorder: A comparative study. International Journal of Trichology, 8, 135.

https://doi.org/10.4103/0974-7753.189005

 

[56] Manolache, L., & Benea, V. (2007). Stress in patients with alopecia areata and vitiligo. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology, 21, 921-928. https://doi.org/10.1111/j.1468-3083.2006.02106.x

 

[57] Seligman, M. E. P. (1975). Helplessness: On depression, development and death. San Francisco, New York: W.H. Freeman.

 

[58] Cohen, S., Janicki-Deverts, D., & Miller, G. E. (2007). Psychological stress and disease. Jama, 298, 1685-1687. https://doi.org/10.1001/jama.298.14.1685

 

[59] Azzawi, S., Penzi, L. R., & Senna, M. M. (2018). Immune privilege collapse and alopecia development: Is stress a factor. Skin appendage disorders, 4, 236-244. https://doi.org/10.1159/000485080

 

[60] Theoharides, T. C., Alysandratos, K. D., Angelidou, A., Delivanis, D. A., Sismanopoulos, N., Zhang, B., ... & Kalogeromitros, D. (2012). Mast cells and inflammation. Biochimica et Biophysica Acta, 1822, 21-33. https://doi.org/10.1016/j.bbadis.2010.12.014

 

[61] Dai, Y., Yeh, F., Shen, Y., Tai, Y., Chou, Y., Chang, Y., ... Wu, C. (2020). Cigarette smoking, alcohol consumption, and risk of alopecia areata: A population-based cohort study in Taiwan. American Journal of Clinical Dermatology, 21, 901–911. 

https://doi.org/10.1007/s40257-020-00547-7

 

[62] Weinberger, A., Kashan, R., Shpigel, D., Esan, H., Taha, F., Lee, C., ... Goodwin, R. (2017). Depression and cigarette smoking behavior: A critical review of population-based studies. American Journal of Drug and Alcohol Abuse, 43, 416–431. 

https://doi.org/10.3109/00952990.2016.1171327

 

[63] Busch, A. M., Ciccolo, J. T., Puspitasari, A. J., Nosrat, S., Whitworth, J. W., & Stults-Kolehmainen, M. A. (2016). Preferences for exercise as a treatment for depression. Mental health and physical activity, 10, 68-72. https://doi.org/10.1016/j.mhpa.2015.12.004

 

[64] Rajoo, Y., Wong, J., Cooper, G., Raj, I. S., Castle, D. J., Chong, A. H., ... & Kennedy, G. A. (2019). The relationship between physical activity levels and symptoms of depression, anxiety and stress in individuals with alopecia Areata. BMC Psychology, 7, 1-7. 

https://doi.org/10.1186/s40359-019-0324-x

 

[65] Roshanaei-Moghaddam, B., Katon, W. J., & Russo, J. (2009). The longitudinal effects of depression on physical activity. General hospital psychiatry, 31, 306-315. https://doi.org/10.1016/j.genhosppsych.2009.04.002

 

[66] Montgomery, K., White, C., & Thompson, A. (2017). A mixed methods survey of social anxiety, anxiety, depression and wig use in alopecia. BMJ Open, 7, e015468. https://doi.org/10.1136/bmjopen-2016-015468

 

[67] Wikipedia | Diathesis-stress model. Geraadpleegd op 8 april 2021 van https://en.wikipedia.org/wiki/Diathesis–stress_model

 

[68] Brown, G. W., & Harris, T. (Eds.). (2012). Social origins of depression: A study of psychiatric disorder in women (Vol. 2). London: Routledge.

 

[69] Colodro-Conde, L., Couvy-Duchesne, B., Zhu, G., Coventry, W. L., Byrne, E. M., Gordon, S., ... & Martin, N. G. (2018). A direct test of the diathesis–stress model for depression. Molecular psychiatry, 23, 1590-1596. https://doi.org/10.1038/mp.2017.130

 

[70] Patten, S. B. (2013). Major depression epidemiology from a diathesis-stress conceptualization. BMC psychiatry, 13, 1-10.

https://doi.org/10.1186/1471-244X-13-19

 

[71] Gregoriou, S., Papafragkaki, D., Kontochristopoulos, G., Rallis, E., Kalogeromitros, D., & Rigopoulos, D. (2010). Cytokines and other mediators in alopecia areata. Mediators of inflammation, 2010, 928030. https://doi.org/10.1155/2010/928030

 

[72] Atwa, M. A., Youssef, N., & Bayoumy, N. M. (2016). T‐helper 17 cytokines (interleukins 17, 21, 22, and 6, and tumor necrosis factor‐α) in patients with alopecia areata: Association with clinical type and severity. International Journal of Dermatology, 55, 666-672. https://doi.org/10.1111/ijd.12808

 

[73] Tembhre, M. K., & Sharma, V. K. (2013). T‐helper and regulatory T‐cell cytokines in the peripheral blood of patients with active alopecia areata. British Journal of Dermatology, 169, 543-548. https://doi.org/10.1111/bjd.12396

 

[74] Anisman, H., Hayley, S., Turrin, N., & Merali, Z. (2002). Cytokines as a stressor: Implications for depressive illness. International Journal of Neuropsychopharmacology, 5, 357-373. https://doi.org/10.1017/S1461145702003097

 

[75] Seidel, A., Arolt, V., Hunstiger, M., Rink, L., Behnisch, A., & Kirchner, H. (1995). Cytokine production and serum proteins in depression. Scandinavian Journal of Immunology, 41, 534-538. https://doi.org/10.1111/j.1365-3083.1995.tb03604.x

 

[76] Bain, K. A., McDonald, E., Moffat, F., Tutino, M., Castelino, M., Barton, A., ... & Milling, S. W. F. (2020). Alopecia areata is characterized by dysregulation in systemic type 17 and type 2 cytokines, which may contribute to disease‐associated psychological morbidity. British Journal of Dermatology, 182, 130-137. https://doi.org/10.1111/bjd.18008

 

[77] Olivier, C., Robert, P. D., Daihung, D. O., Urbà, G., Catalin, M. P., Hywel, W., ... & Gelfand, J. M. (2010). The risk of depression, anxiety, and suicidality in patients with psoriasis: A population-based cohort study. Archives of dermatology, 146, 891-895. 

https://doi.org/10.1001/archdermatol.2010.186

 

[78] Martin-Subero, M., Anderson, G., Kanchanatawan, B., Berk, M., & Maes, M. (2016). Comorbidity between depression and inflammatory bowel disease explained by immune-inflammatory, oxidative, and nitrosative stress; tryptophan catabolite; and gut–brain pathways. CNS spectrums, 21, 184-198. https://doi.org/10.1017/S1092852915000449

 

[79] Nerurkar, L., Siebert, S., McInnes, I. B., & Cavanagh, J. (2019). Rheumatoid arthritis and depression: An inflammatory perspective. The Lancet Psychiatry, 6, 164-173. https://doi.org/10.1016/S2215-0366(18)30255-4

 

[80] Petralia, M. C., Mazzon, E., Fagone, P., Basile, M. S., Lenzo, V., Quattropani, M. C., ... & Nicoletti, F. (2020). Pathogenic contribution of the macrophage migration inhibitory factor family to major depressive disorder and emerging tailored therapeutic approaches. Journal of affective disorders, 263, 15-24https://doi.org/10.1016/j.jad.2019.11.127

 

[81] Shimizu, T., Hizawa, N., Honda, A., Zhao, Y., Abe, R., Watanabe, H., ... & Shimizu, H. (2005). Promoter region polymorphism of macrophage migration inhibitory factor is strong risk factor for young onset of extensive alopecia areata. Genes & Immunity, 6, 285-289. https://doi.org/10.1038/sj.gene.6364191

 

[82] Musil, R., Schwarz, M. J., Riedel, M., Dehning, S., Cerovecki, A., Spellmann, I., ... & Müller, N. (2011). Elevated macrophage migration inhibitory factor and decreased transforming growth factor-beta levels in major depression - No influence of celecoxib treatment. Journal of affective disorders, 134, 217-225. https://doi.org/10.1016/j.jad.2011.05.047

 

Comments (0)

You don't have permission to comment on this page.