| 
  • If you are citizen of an European Union member nation, you may not use this service unless you are at least 16 years old.

  • You already know Dokkio is an AI-powered assistant to organize & manage your digital files & messages. Very soon, Dokkio will support Outlook as well as One Drive. Check it out today!

View
 

Huidkanker en angst

Page history last edited by Anouk van der Heijden 2 years, 11 months ago

 

WELKOM!

Klik hier om terug te keren naar de startpagina 'Psychofarmacologie Medische Psychologie'.


 

 

Melanoom & Huidkanker zwart bewustzijn lint. Copyright free van https://www.freepik.com/premium-vector/melanoma-skin-cancer-awareness-month-realistic-black-ribbon-symbol_11074139.htm

 

Op deze wikipagina vindt u in het eerste deel algemene informatie over verschillende vormen van huidkanker, wat de meest voorkomende vorm van kanker is in Nederland. Bijna de helft van alle kankerdiagnoses in 2017 betrof huidkanker, wat gepaard gaat met een enorme druk op de ziekenhuizen. In 2017 waren er in totaal ongeveer 400.000 personen met huidkanker en jaarlijks zijn er ruim 65.000 nieuwe gevallen. Sinds 2003 is er een duidelijke toename te zien in de incidentie en de afgelopen vijf jaar is deze trend nog sterker toegenomen (1). Vervolgens zal in de rest van het eerste deel in het bijzonder informatie worden gegeven over melanomen (een specifieke vorm van huidkanker). Denk hierbij aan informatie over de epidemiologie en de behandeling van melanomen. Het is nodig om te focussen op één soort huidkanker aangezien het niet mogelijk is alle relevante informatie over alle vormen van huidkanker op één wikipagina weer te geven. Op deze wikipagina ligt daarom de nadruk op melanomen, omdat hier in het algemeen het meeste onderzoek naar gedaan is en melanomen een meer agressieve vorm zijn van huidkanker. 

 

Verder zal in het tweede deel worden ingegaan op angst met een specifieke focus op angst bij melanoompatiënten. Het krijgen van de diagnose melanoom kan erg ingrijpend zijn en zorgen voor gevoelens van angst. Ook tijdens en na de behandeling kunnen er angstklachten zijn (2). Hoe melanomen en alles eromheen in verband staat met angst, zal worden besproken. Ook zal worden aangekaart hoe angst behandeld kan worden. Tot slot wordt in het derde deel de interactie tussen huidkanker en angst besproken. Er zal worden afgesloten met een conclusie en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek. 

 

Disclaimer: Het doel van de wikipagina is informatie verschaffen over het onderwerp melanomen en angst voor patiënten, diens familieleden, zorgverleners en ieder ander die geïnteresseerd is in dit onderwerp. De informatie is gebaseerd op bevindingen in de literatuur.Deze wikipagina is gemaakt door studenten van de masteropleiding Medische Psychologie aan Tilburg University (Tilburg School of Social and Behavioral Sciences) in het kader van de cursus Psychofarmacologie. De informatie is in 2021 verzameld en wordt niet meer herzien. Er kunnen geen rechten aan deze wikipagina ontleend worden. De wikipagina kan niet dienen als vervanging van professioneel materiaal.

 


 

 

Inhoudsopgave


 

 


 

 

1.  Huidkanker

Kanker ontstaat door een ongecontroleerde celdeling in het lichaam met als gevolg dat er een tumor kan ontwikkelen (3). Bij een kwaadaardige tumor is er sprake van kanker, wat betekent dat het zich kan verspreiden door het lichaam en door andere weefsels heen kan groeien. Een goedaardige tumor is geen kanker, omdat het niet uitzaait en niet door ander weefsel heen groeit (4). Bij huidkanker gaan de cellen van de huid en/of huidaanhangsels (zoals talg- en zweetklieren) zich ongeremd delen (5). De belangrijkste oorzaak van huidkanker is overmatige blootstelling aan ultraviolette (UV) straling (6). Er zijn verschillende soorten huidkanker die over het algemeen kunnen worden onderverdeeld in melanomen en niet-melanomen (o.a. basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom). Op deze wikipagina ligt de focus voornamelijk op melanomen, maar voor de volledigheid worden de twee meest voorkomende niet-melanomen in het eerste deel kort besproken.

 

 

Figuur 1

Lagen van de huid


Copyright free van http://www.heartspring.net/art_skin_layers_diagram.html

 

 

 

1.1 Niet-melanoom

Onder niet-melanomen vallen basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom. Zij zijn, net als een melanoom, kwaadaardig, maar veel minder agressief. Dit wil zeggen dat een basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom minder snel uitzaaien in vergelijking met een melanoom (7-8). 

 

 

1.1.1 Basaalcelcarcinoom

Het basaalcelcarcinoom is de meest voorkomende vorm van huidkanker. Ongeveer 85% van alle huidkankers betreft een basaalcelcarcinoom. Een basaalcelcarcinoom ontstaat in de basale cellen van de opperhuid (epidermis, zie Figuur 1). Het is in veel gevallen te herkennen aan een traag groeiend roze, huidkleurig of lichtbruin knobbeltje. Na verloop van tijd ontstaat er een donker korstje in het midden van het knobbeltje dat gemakkelijk gaat bloeden. Er zijn verschillende soorten basaalcelcarcinomen die elk op een andere manier groeien (7). 

Voor meer informatie over basaalcelcarcinoom, klik hier.

 

 

1.1.2 Plaveiselcelcarcinoom

Het plaveiselcelcarcinoom ontstaat in de cellen van de opperhuid en uit zich als een rozerood of huidkleurig knobbeltje dat soms bedekt is met een schilferig laagje. Ongeveer 10% van alle vormen van huidkanker betreft het plaveiselcelcarcinoom. Net zoals bij een basaalcelcarcinoom komt het plaveiselcelcarcinoom voornamelijk voor op plekken op het lichaam waar veel zonlicht op valt. Voorbeelden hiervan zijn het gezicht, de hals en de onderarmen (8).

Voor meer informatie over plaveiselcelcarcinoom, klik hier

 

 

 

1.2 Melanoom

 

Video 1

Wat is een melanoom en hoe herken je de signalen?


Beschikbaar via: https://www.youtube.com/watch?v=6ozf5Cz4iE4

 

Een melanoom is een agressieve vorm van huidkanker die ontstaat in de melanocyten van de huid. Melanocyten zijn cellen die melanine (pigmenten) produceren en worden ook wel pigmentcellen genoemd. In veel gevallen is er bij een melanoom plotseling een licht/donker bruine of rode vlek zichtbaar op de huid die snel groeit. In het begin kan dit op een onschuldige moedervlek lijken. Het gebeurt ook regelmatig dat een melanoom zich ontwikkelt in een al bestaande moedervlek. Een melanoom kan zich overal op de huid ontwikkelen (9). Klachten die patiënten kunnen ervaren op de plek van de aangedane huid zijn jeuk, kleine bloedingen of wondjes (10). In Tabel 1 zijn de verschillende soorten melanomen kort beschreven.

Voor meer informatie over melanomen, klik hier.

 

 

Tabel 1

Verschillende soorten melanomen

Melanoma in situ

 

 

Dit is in feite een vervroegd stadium, waarbij de kwaadaardige cellen nog aan de oppervlakte van de huid zitten.

Superficieel spreidend melanoom

 

Deze vorm komt het meest voor. De tumor groeit vooral in de oppervlakte, voordat het dieper de huid in gaat groeien.

Nodulair melanoom

 

 

Deze vorm groeit, in vergelijking met het superficieel spreidend melanoom, sneller diep de huid in.

Acrolentigineus melanoom

 

Dit is een zeldzame vorm die alleen voorkomt aan de uiteinden van het lichaam (zoals de handpalm en onder de nagels).

Lentigo maligna melanoom

 

Deze vorm is zeldzaam en komt voort uit de huidafwijking lentigo maligna.

Amelanotisch

melanoom

 

Deze vorm wijkt af van andere vormen, omdat het een andere kleur (huidskleur, roze of rood) heeft dan de meeste melanomen.

Tabel gemaakt door auteurs, 2021, aangepast van https://www.huidarts.com/huidaandoeningen/melanoom-huidkanker/

 

 

 

1.2.1 Risicofactoren

Enkele risicofactoren voor het ontwikkelen van een melanoom zijn (10): 

  • Jarenlang grote mate van UV-straling op de huid

  • Op jonge leeftijd vaak verbrand door de zon 

  • Lichte huidskleur en lichtblond of rood haar 

  • Genetische aanleg 

  • Meer dan 50 moedervlekken 

 

 

1.2.2 Epidemiologie 

Volgens het Rapport Huidkanker van Integraal Kankercentrum Nederland(IKNL) waren er in 2017 43.000 patiënten met een melanoom, wat gelijk staat aan ongeveer 10% van alle gevallen van huidkanker. Vrouwen krijgen vaker de diagnose melanoom dan mannen. Dit is over de jaren heen een structureel verschil, maar het verschil is niet erg groot. Een mogelijke verklaring hiervoor is niet bekend. De leeftijdsgroep waarin een melanoom het meest voorkomt is bij 45 t/m 69 jarigen, maar een melanoom kan op alle leeftijden ontstaan (11). 

 

 

1.2.3 Prognose 

De prognose van huidkanker is sterk afhankelijk van de soort huidkanker die een persoon heeft (12). Zoals eerder benoemd is het melanoom een agressieve vorm van kanker en daardoor hebben patiënten met een melanoom een minder goede prognose in vergelijking met patiënten met een niet-melanoom. Dit betekent niet dat een melanoom niet goed te behandelen is. De gemiddelde 5-jaars overleving is 91% en de 10-jaars overleving ligt op 89% (13).

 

Verder zijn de grootte van de tumor en in welk stadium het wordt ontdekt ook belangrijke bepalende factoren voor de prognose (13). Er zijn vijf stadia, waarbij vanaf stadium 3 sprake is van uitzaaiingen (zie Tabel 2)(14). Bij de meeste mensen (71%) wordt het melanoom ontdekt als het nog in het eerste stadium is en dan is de 5-jaarsoverleving nagenoeg 100%. Wordt het melanoom ontdekt als het in het 2e stadium is, dan is de 5-jaarsoverleving 76%. Als het melanoom pas in stadium 3 of 4 wordt ontdekt, zakt de 5-jaarsoverleving respectievelijk naar gemiddeld 63% en 19% (13). 

 

 

Tabel 2 

Stadia van melanoom

Stadium 0

 

Melanoom in situ. Tumor is alleen aanwezig in de buitenste laag van de huid.

Stadium I

 

 

 

 

 

1A: Tumordikte < 1 mm, geen zweervorming, geen celdelingen in binnenste laag van de huid.

 

1B: Tumordikte < 1 mm, zweervorming of met minstens één celdeling in binnenste laag van de huid OF tumordikte 1-2 mm, geen zweervorming.

 

Geen uitzaaiing naar lymfeklieren. 

Stadium II

 

 

 

 

 

 

 

2A: Tumordikte 1-2 mm, zweervorming OF tumordikte > 4 mm, geen zweervorming.


2B: Tumordikte 2-4 mm, zweervorming OF tumordikte > 4 mm, geen zweervorming.

 

2C: Tumordikte > 4 mm, zweervorming.

 

Geen uitzaaiingen naar lymfeklieren.

Stadium III

 

Uitzaaiingen naar lymfeklieren of rondom melanoom. Ingedeeld in stadium 3A, 3B en 3C (gebaseerd op plaats, aantal en omvang). 

Stadium IV

 

Uitzaaiingen naar verder gelegen lymfeklieren, andere delen van de huid of naar andere organen. 

Tabel gemaakt door auteurs, 2021 (Copyright free), aangepast van https://www.kanker.nl/kankersoorten/melanoom/de-diagnose-melanoom/stadiumindeling-bij-melanoom

 

 

 

1.3 Behandeling

Voor de behandeling van huidkanker zijn er verschillende mogelijkheden. De keuze wordt gemaakt op basis van het type huidkanker. Voor melanomen zijn er meer algemene en specifieke behandelingen die kunnen worden ingezet. Welke behandeling wanneer wordt ingezet, is afhankelijk van het tumorstadium en de locatie van de tumor. Bij een melanoom in stadium 1 of 2, dus zonder uitzaaiingen, kan er gekozen worden voor chirurgische verwijdering of bestraling. In het geval van uitzaaiingen (stadium 3 of 4) kan er een schildwachtklierprocedure of lymfeklierdissectie worden uitgevoerd om de uitzaaiingen te verwijderen. Bij veel uitzaaiingen in een been of arm kan geïsoleerde ledemaatperfusie worden ingezet wat fungeert als een plaatselijke chemotherapie. Tot slot zijn immunotherapie en doelgerichte therapie inzetbaar bij melanomen in een vergevorderd stadium (15). Hierna zal toelichting volgen op deze behandelingen.

 

Vanwege de focus op melanomen op deze wikipagina wordt er verder weinig tot geen aandacht besteed aan de behandelingen voor plaveiselcelcarcinoom en basaalcelcarcinoom. Voor informatie over de behandeling van plaveiselcelcarcinoom klik hier en voor de behandeling van basaalcelcarcinoom klik hier.

 

 

1.3.1 Chirurgische verwijdering

Er kunnen twee operaties worden uitgevoerd bij huidkanker. In eerste instantie kan er een excisie (verwijdering van verdacht stukje huid) plaatsvinden, vaak om te helpen bij het stellen van een diagnose. Dit kan worden ingezet bij zowel melanomen als niet-melanomen (16). Daarnaast kan er een re-excisie worden uitgevoerd. Hierbij wordt de huid rond het litteken van de excisie verwijderd om eventuele achtergebleven kankercellen weg te halen. Re-excisie wordt voornamelijk ingezet bij melanomen, maar soms ook bij het basaalcelcarcinoom (17).

 

 

1.3.2 Bestraling

Bestraling is een plaatselijke behandeling waarbij het deel van het lichaam waar de tumor zich bevindt, wordt bestraald.De schadelijkheid (toxiciteit) van de bestraling is de belangrijkste overweging die gemaakt wordt voor het inzetten van de behandeling. Redenen voor het overwegen van de schadelijkheid zijn de late effecten. Een belangrijk voordeel op esthetisch gebied is dat de contouren, in bijvoorbeeld het gezicht, worden behouden op de plek waar de tumor wordt bestreden (denk hierbij aan geen stuk huid hoeven wegnemen) (18).

 

Bestraling kan bij melanomen een genezende, aanvullende of klacht-verminderde behandeling zijn. Het wordt ingezet als genezende behandeling wanneer een operatie niet mogelijk is (technisch gezien of het levert ontsierende littekens op) en er geen uitzaaiingen zijn. Als de arts bij de excisie het melanoom niet geheel kan verwijderen, kan bestraling worden ingezet als aanvullende behandeling. Bij uitgezaaide melanomen is bestraling een optie voor klachtvermindering (18).

 

 

1.3.3 Immunotherapie

Immunotherapie is een vorm van behandeling die zich richt op het versterken van het immuunsysteem in plaats van op het direct bestrijden van de kankercellen. Het onderdeel van het immuunsysteem dat wordt versterkt, is de groep T-cellen (deze signaalstof kan kankercellen gericht opsporen en opruimen) (19). Voor melanomen zijn er twee soorten immunotherapie beschikbaar: Ipilimumab en IFN-alfa therapie.

 

Ipilimumab

Ipilimumab wordt ingezet bij uitgezaaide melanomen bij zowel volwassenen als kinderen (12 jaar of ouder) die niet in aanmerking komen voor een operatie. Ipilimumab wordt toegediend via een infuus voor 90 minuten lang. Dit wordt om de drie weken herhaald zolang nodig wordt geacht op basis van medisch advies (20). Het mechanisme van het medicijn werkt op het activeren van de T-cellen. Dit resulteert in meer ruimte voor de natuurlijk ontwikkeling van melanoom-specifieke cytotoxische T-cellen. Hiermee wordt als het ware een groter en sterker team gevormd om de kankercellen te bestrijden (21). 

 

Interferon (IFN)-alfa therapie 

IFN-alfa therapie is een vorm van immunotherapie die de T-cellen en andere immuunsysteem cellen stimuleert om de kanker aan te vallen. Daar bovenop stimuleert het de kankercellen zelf om chemische signalen vrij te laten die de immuuncellen tot ze aantrekt. Het wordt toegediend via een onderhuidse injectie in de buik, bovenarm of dij (22). 

 

 

1.3.4 Doelgerichte therapie

Doelgerichte therapie omvat medicatie die het overactieve eiwit BRAF, als gevolg van een mutatie, bij een melanoom afremt. Er zijn twee soorten medicijnen hiervoor beschikbaar: monoklonale antilichamen die aan de buitenkant van de kankercel werken door de celgroei te remmen en kleine moleculen die aan de binnenkant van de kankercel werken en zorgen dat signalen niet kunnen worden doorgegeven aan de celkern van de kankercellen (23). Het voordeel van deze vorm van therapie is dat het alleen op de kankercellen en hun directe omgeving werkt, waardoor er minder schade ontstaat aan gezonde cellen (24).

 

Doelgerichte therapie bij melanoom stadium 3

Na operatieve verwijdering van een melanoom in stadium 3, kan doelgerichte therapie worden ingezet als aanvullende behandeling. Een combinatie van de medicijnen dabrafenib en trametinib kunnen de terugkeer van een nieuwe tumor uitstellen (25). 

 

Doelgerichte therapie bij melanoom stadium 4

Bij een melanoom in stadium 4 kan er behandeld worden met verschillende medicatie of een combinatie van medicijnen. Het doel van behandelen met deze medicatie is de overleving verlengen. De volgende (combinatie van) medicatie kan worden ingezet: vemurafenib, dabrafenib, trametinib, encorafenib, dabrafenib + trametinib, vemurafenib + cobimetinib en encorafenib + binimetinib. Kankercellen in stadium 4 kunnen echter wel resistentie ontwikkelen voor deze middelen en in dat geval moeten andere behandelingsopties worden overwogen (25).

 

 

1.3.5 Geïsoleerde ledemaatperfusie

Als een operatie niet mogelijk is en er geen uitzaaiingen zijn, anders dan op een lokale plek in een arm of been, kan er geïsoleerde ledemaatperfusie worden toegepast. Geïsoleerde ledemaatperfusie is een plaatselijke chemotherapie voor een specifiek lichaamsdeel. Het arm of been met de tumor wordt afgebonden, waardoor de chemokuur alleen in dat gebied wordt toegediend. Hiervoor worden zowel chemotherapie als medicijnen gegeven die de bloedvaten van de kankercellen blokkeren (angiogeneseremmers) (26). 

Voor uitleg over het verloop van de behandeling, klik hier.

 

 

1.3.6 Bijwerkingen behandeling melanoom

Het toepassen van een behandeling kent bijwerkingen. In sommige gevallen is het risico op bijwerkingen groter dan in andere gevallen. Daarom is het altijd van belang om het bijwerkingenprofiel van een behandeling of medicijn mee te nemen in de overweging van een behandelingskeuze. In Tabel 3 vindt u een overzicht van mogelijke bijwerkingen per behandelingsvorm. 

 

 

Tabel 3 

Overzicht bijwerkingen per behandelingsvorm

Behandeling

Bijwerkingen

Chirurgische verwijdering (27)

Er kan een bloeding in de wond ontstaan of de gehechte wond kan opengaan of ontsteken. De kans op complicaties bij een operatieve verwijdering van een melanoom is echter klein. 

 

Bestraling (28)

 

 

 

Bestraling kent nauwelijks bijwerkingen door de zeer gelokaliseerde toediening. De bijwerkingen die kunnen optreden zijn: roodheid en korstvorming op de bestraalde plek en roodheid van de omliggende huid. Daarnaast kan er haaruitval ontstaan als de bestraalde plek behaard is, waarbij de haargroei meestal niet terugkeert na afronding van de behandeling.

Doelgerichte therapie 

  • Monoklonale antilichamen (29)

 

 

Meest voorkomende bijwerkingen zijn koorts, rillingen, zweten, toxische reacties en huidreacties.

 

Vaak voorkomend (1 tot 10%): rugpijn, skeletspierpijn, spierpijn, pijn in de zij, madarose (verlies van wenkbrauwen/wimpers), abnormale haargroei, hypogeusie (verminderd smaakvermogen), asthenie (algehele lichaamszwakte), buikpijn, uitdroging, stijging van leverenzymwaarden, bilirubine en/of creatinekinase in bloed. 

Immunotherapie

  • Ipilimumab injectie (20)

 

 

 

  •  IFN-alfa therapie (22)

 

Moeite met inslapen of doorslapen en gewrichtspijn (bij aanhouding de arts raadplegen)

Ernstige bijwerkingen: verminderd urineren, bloed in urine, gezwollen of gevoelloze extremiteiten (ledematen), verlies van eetlust, stoelgangproblemen, koorts, hoesten, pijn op de borst, kortademig, cognitieve problemen, huiduitslag, visuele problemen, merkbare disbalans in homeostase (bij een van deze symptomen onmiddellijk een arts raadplegen).


Veel voorkomend (10%): verhoogd risico op infectie, slaapproblemen, stemmingsveranderingen, hoofdpijn, droge mond, wazig zien, malaisegevoel, buikpijn, pijn in de mond, haarverlies, zweten, spier- of gewrichtspijn, inflammatie, moeheid, gewichtsverlies/verlies van eetlust. 

(Bijwerkingen variëren per persoon en kunnen door andere behandelingen die u eventueel ondergaat verergerd worden. Bespreek dit met uw arts).

 

Ledemaatperfusie (26)

 

 

 

Er kunnen tijdelijke en blijvende gevolgen zijn bij ledemaatperfusie. Vochtophoping en stijfheid in de spieren kunnen na de behandeling optreden. Ook is een lichte verbranding van de huid mogelijk. Verder kunnen er de eerste 24 uur door de afvalstoffen van de behandeling griepachtige symptomen optreden. Deze verschijnselen zijn meestal allemaal tijdelijk. Een mogelijk blijvend verschijnsel is gevoelloosheid in de extremiteiten (ledematen).

Gemaakt door auteurs, 2021 (Copyright free). 

 


 

 

2. Angst bij kankerpatiënten

Bij kankerpatiënten is angst een veel voorkomend psychologisch probleem. Angst kan een uiting zijn van een hoog stressniveau die de kankerdiagnose, de onderzoeken, de behandelingen en de bijbehorende bijwerkingen met zich meebrengen. De angst kan zich bijvoorbeeld uiten in klachten als; overmatig zorgen maken, rusteloosheid, slecht slapen, verminderde concentratie, hoofdpijn, zweten, duizeligheid, vaak plassen, diarree, kortademigheid, rillingen en sneller geïrriteerd zijn (30-31).Angststoornissen die veel voorkomen bij kankerpatiënten zijn: gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis, posttraumatische stressstoornis en obsessief-compulsieve stoornis. Daarnaast komt angst voor het terugkomen van de ziekte veel voor (30). Voor verdere specificaties van de verschillende angststoornissen wordt u verwezen naar de DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) (32). Op deze wikipagina zal informatie worden gegeven over angst bij huidkankerpatiënten en in het bijzonder over angst bij patiënten met een melanoom. 

 

 

2.1 Angst bij huidkankerpatiënten

Van de huidkankerpatiënten ervaart zo’n 34,4 % milde angstklachten en 12.4 % ervaart diagnosticeerbare angstklachten. Hiermee lijken huidkankerpatiënten minder angst te ervaren dan de gemiddelde kankerpatiënt: 41,6 % van de kankerpatiënten lijkt namelijk milde angstklachten te ervaren en 19 % diagnosticeerbare angstklachten. Er zijn onderzoekers die stellen dat huidkankerpatiënten niet veel meer angstklachten ervaren dan volwassenen in de algemene populatie (33). De prevalentiecijfers van angst bij huidkanker verschillen echter tussen de onderzoeken. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat de onderzoeken naar verschillende factoren kijken die van individuele invloed zijn op de prevalentiecijfers. Denk hierbij aan factoren als de soort huidkanker of de fase van het behandeltraject. Onderzoek specifiek gericht op angst bij melanoompatiënten (zonder uitzaaiingen) toont aan dat het percentage melanoompatiënten met diagnosticeerbare angstklachten waarschijnlijk ergens tussen de 18 en 44 % ligt (34). 

 

 

2.1.1 Angst bij melanomen per behandelingsfase

 

2.1.1.1 Voor/na de diagnose

Wanneer patiënten de diagnose melanoom ontvangen, gaat dit vaak gepaard met een toename in angst vergeleken met hun angstniveau vóór de diagnose (35). Voor patiënten met een melanoom is de angst het hoogst in de diagnostiekfase, ten opzichte van andere fasen omtrent de behandelingsprocedure van kanker (34). Wanneer de patiënt de diagnose ontvangt, weet men vaak nog weinig over de ziekte en is de prognose onzeker, wat ten grondslag kan liggen aan de toegenomen angst (36). De ernst van de kanker speelt mogelijk ook een rol in de angst op het moment van de diagnose. Patiënten met een melanoom in stadium III of IV rapporteren meer angst dan patiënten met een melanoom in stadium 0, I of II (35). 

 

2.1.1.2 Tijdens het behandeltraject

Tijdens de behandeling zijn er verschillende aspecten waardoor patiënten angst kunnen ervaren. Bij 68 % van de melanoompatiënten wordt angst ervaren tijdens het wachten op een diagnose, behandeling of uitslag (2). Ook tijdens de behandeling kunnen patiënten angstklachten krijgen, zoals bij het operatief verwijderen van een melanoom. Deze ingreep gaat onder lokale verdoving, waardoor patiënten alert en wakker zijn en zich mogelijk zorgen maken over bloed, de pijn die gaat komen en/of het litteken wat zich kan gaan vormen. De angst lijkt tijdens de operatie echter vaak wel af te nemen (37). Verder is een deel van de patiënten (33 %) met een melanoom bang dat het hen fataal kan worden (2). Naarmate de tijd verstrijkt, lijkt de angst af te nemen, ook wanneer de ziekte over de tijd zich ontwikkelt tot een verder gevorderd stadium (stadium IV). Zo ervaren melanoompatiënten die recent de diagnose melanoom in stadium I en II hebben gekregen ernstige angst, terwijl patiënten die al langer de diagnose hebben en een melanoom in stadium IV hebben matige angstklachten ervaren. De angst neemt mogelijk af, omdat men zich aanpast aan de diagnose en men om leert gaan met de ziekte (36).

 

2.1.1.3 Na de behandeling

Ook na genezing van een melanoom, kunnen angstklachten voorkomen. Vijf jaar of langer na de diagnose rapporteren vrouwen, met een genezen melanoom, meer angstklachten dan mannen met een genezen melanoom. Verder ervaren vrouwelijke ex-melanoompatiënten net iets meer angstklachten dan mannen en vrouwen in de algemene populatie. De angstklachten die de ex-patiënten rapporteren kunnen gezien worden als mild (38).

 

Dat (ex-)patiënten op de lange termijn nog angstklachten kunnen ervaren, komt doordat ze zich tijdens en/of direct na de behandeling bewust zijn geworden van hun sterfelijkheid. Ook kan het zijn dat ze zich angstig voelen over de mogelijke terugkeer van hun huidkanker (2). De angst voor terugkeer komt bij tot 60 % van de patiënten voor die een melanoom hebben gehad (34). 

 

 

 

2.2 Behandeling van angst bij huidkanker

Een (ex)patiënt kan op verschillende plekken terecht voor zijn of haar angstklachten rondom kanker. Hierbij kan gedacht worden aan de (huis)arts, een (gespecialiseerde) verpleegkundige, een maatschappelijk werker, een psycholoog of een geestelijk verzorger (39). 

Voor meer informatie over helpende instanties klik hier. 

 

Aangezien er verschillende aspecten zijn waar huidkankerpatiënten zowel voor, tijdens als na de behandeling angstig voor kunnen zijn, dient hier ook goed op ingespeeld te worden. Een concreet voorbeeld van angst bij huidkankerpatiënten is voor littekenvorming bij de behandeling voor huidkanker. Littekenvorming kan ervoor zorgen dat mensen zich overmatig bewust worden van hun uiterlijk, wat invloed heeft op hun psychosociale functioneren (40). Om te leren omgaan met gevoelens van angst en onmacht kunnen er verschillende manieren van coping worden aangeleerd en verschillende typen ondersteuning worden gegeven. Aangezien angst een aanzienlijke impact kan hebben op de kwaliteit van leven, zijn de patiënten erbij gebaat dat dit wordt behandeld (41).

 

Een verhoogde bewustwording van de psychologische status van de patiënt bij de therapeut en patiënt zelf, zorgt ervoor dat er gepaste zorg, steun en counseling kan worden aangeboden. Om de angst niet de overhand te laten nemen, zowel tijdens als na de medische behandeling, kan er gekozen worden voor de inzet van therapie. De meest gangbare therapieën voor angst zijn: psychotherapie (waaronder cognitieve gedragstherapie) en farmacotherapie (42). Deze twee vormen van therapie zullen hierna worden toegelicht, waarbij er met name dieper in wordt gegaan op de farmacologische behandeling. Daarnaast zijn er ook combinaties mogelijk tussen therapeutische behandelingen en medicamenteuze behandelingen, die ook met regelmaat bij angst worden toegepast. Een combinatie van medicatie en psychotherapie heeft in veel gevallen de voorkeur, omdat dit leidt tot een hogere effectiviteit van behandelingen voor angstklachten en/of angststoornissen (42-43).

 

 

2.2.1 Psychotherapeutische behandeling bij angst

Zoals eerder genoemd komen de gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis, posttraumatische stressstoornis en obsessief-compulsieve stoornis regelmatig voor bij kankerpatiënten (30). Deze blijven dan ook niet onbehandeld. Psychotherapie is een behandelmethode voor psychische problemen, waarbij middels gespreksvoering klachten verminderd worden. Ook worden de klachten voor de patiënt beter hanteerbaar (44). Cognitieve gedragstherapie is een vorm van psychotherapie. Het wordt ingezet om gebeurtenissen anders te leren interpreteren. Verder leert de patiënt op een andere manier te denken (45). 

Voor meer informatie over cognitieve gedragstherapie klik hier. 

 

 

2.2.2 Farmacologische behandeling bij angst

Zoals eerder genoemd wordt met grote regelmaat psychotherapie gecombineerd met psychofarmacologie om angststoornissen te behandelen. Zo is gebleken dat bij de paniekstoornis en OCD het de voorkeur is om medicatie te gebruiken (43). Met het oog op een optimaal resultaat, is het van belang dat het medicijn werkt op de plek in de hersenen waar het nodig is. Het is dus belangrijk om te weten bij welke klachten, welk medicijn kan worden ingezet.

 

Uit onderzoek naar angststoornissen (OCD en PTSS) is gebleken dat bij alle onderzochte stoornissen in de eerstelijnszorg, Selectieve-Serotonine heropname remmers (SSRI’s - Selective-serotonin reuptake inhibitors) of Serotonine-Norepinefrine heropname remmers (SNRI’s - Serotonin-norepinephrine reuptake inhibitors) gebruikt kunnen worden (42). SSRI’s zijn een groep medicijnen die ervoor zorgen dat er meer serotonine in de hersenen aanwezig is op de plek waar het nodig is en niet meteen weer wordt opgenomen of afgebroken door de cel (46). Serotonine staat bekend om zijn invloed op stemming. Zo hangen afwijkingen in de aanwezige hoeveelheid serotonine in het brein samen met meer angst- en depressieve klachten. Dit houdt in dat er bij het remmen van de heropname van serotonine meer serotonine beschikbaar blijft tussen de zenuwcellen, waardoor mensen minder angstklachten en minder depressieve gevoelens ervaren (47).

 

Daarnaast kan bij sommige angst- en depressieve stoornissen gebruik gemaakt worden van Serotonine-Norepinefrine heropname remmers (SNRI’s - Serotonin-norepinephrine reuptake inhibitors) (42). Norepinefrine, ook wel bekend als noradrenaline en is betrokken bij spanning en angst. De werking is vergelijkbaar met adrenaline. Deze stof komt vrij bij stressreacties en wordt aangemaakt in het bijniermerg (48-49). Zo komt het vrij wanneer je bijvoorbeeld een examen of een sollicitatie hebt, maar ook bij vecht- of vluchtreacties. De functie van de SNRI’s is vergelijkbaar met die van de SSRI’s, maar SNRI’s remmen ook de opname van norepinefrine. SNRI’s kunnen gebruikt worden bij neuropathische pijn, stemmingsstoornissen en angststoornissen (50). Verder kan alleen bij de gegeneraliseerde angststoornis gebruik worden gemaakt van pregabaline (43). Pregabaline is een stof die daarnaast ook wordt voorgeschreven bij epilepsie en neuropatische pijn (51-52). In Tabel 4 vindt u een overzicht van de bovengenoemde medicatiegroepen. 

 

 

Tabel 4 

Overzicht van medicatiegroepen: functie, effecten en bijwerkingen

Stof/medicatie

Functie

Effect

Bijwerkingen

SSRI (46)

Citalopram

Dapoxetine

Escitalopram

Fluoxetine

Fluvoxamine

Paroxetine

Sertraline

Remming heropname serotonine

Vermindering van depressieve klachten, zoals het normaliseren van de stemming.

Vermindering kans op terugkeer depressie.

Vermindering angstige gevoelens, paniek en dwangsymptomen.


Antidepressieve effect is doorgaans pas tussen de 2-4 weken na aanvang gebruik merkbaar.

Anti-angst- en antipaniek-werking treedt op vanaf 4 weken gebruik. Bij sommige angststoornissen nog later, 8-12 weken, zoals bij de sociale fobie.

Relatief Frequent:

Maag en darm klachten.

Seksuele problematiek.

Bijwerkingen als hoofdpijn, toegenomen angstklachten en slaapproblematiek (meer of minder slapen).

Effecten als een droge mond.

Onthoudings/ontwenningsverschijnselen bij plotse onthouding van medicatie bijvoorbeeld hoofdpijn.


Remming ejaculatie.

Remming van de eetlust (Fluoxetine).

SNRI (50)

Duloxetine

Trazodon

Venlafaxine

Remming heropname serotonine en norepinefrine (noradrenaline) 

Vergelijkbaar met SSRI.


Duloxetine bij een gegeneraliseerde angststoornis.

Werking is na 2-4 weken merkbaar.


Trazodon bij een depressieve stoornis, met of zonder angst.

Werking is na 1-2 weken merkbaar.


Venlafaxine bij een gegeneraliseerde angststoornis, sociale angststoornis of een paniekstoornis met of zonder agorafobie.

Werking is na 2-4 weken merkbaar.

Duloxetine zeer vaak > 10%

Misselijkheid, een droge mond, hoofdpijn klachten en vermoeidheid of slaperigheid.

Duloxetine vaak 1-10%

Enkele voorbeelden zijn gewichtsafname, slaapproblematiek en spierpijn.


Tradozon zeer vaak > 10%

Een droge mond, vermoeidheid en slaperigheid, duizeligheid en nervositeit.

Tradozon vaak 1-10%

Enkele voorbeelden zijn huiduitslag en jeuk, griep-achtige klachten, agitatie, spier- en gewrichtspijn.


Venlafaxine zeer vaak > 10%

Enkele voorbeelden zijn slapeloosheid, droge mond, obstipatie en transpiratie.

Venlafaxine vaak 1-10%

Enkele voorbeelden zijn verminderde eetlust, vermoeidheid, huiduitslag en blauwe plekken.

pregabaline (52)

Lyrica

Pregabaline

Helpt tegen angstklachten


Wordt ook gebruikt bij neuropathische pijnen en epilepsie

Vermindering angstklachten.

Vermindering neuropathische pijnklachten.

Vermindering epilepsie klachten, tweede keus middel.


Is pas een optie bij angstklachten nadat er sprake is van ernstige ziektelast en CGT, antidepressiva of een combinatie onvoldoende zijn gebleken.

Indien bij een gegeneraliseerde angststoornis antidepressiva en buspiron niet het beoogde resultaat behalen, kan pas gekeken worden naar pregabaline.

De reden hiervoor zijn de onbekende lange termijn effecten van pregabaline.

Zeer vaak > 10% Slaperigheid is een veelvoorkomende bijwerking.

Daarnaast kan men hoofdpijn, misselijkheid en duizeligheid ervaren.


Vaak 1-10 %

Enkele voorbeelden zijn slapeloosheid, afgenomen libido, misselijkheid, droge mond, oedemen, vermoeidheid en gewichtstoename.



Gemaakt door auteurs, 2021 (Copyright free).

Voor meer informatie over de werking en bijwerkingen van bovenstaande medicijngroepen klik hier voor SSRI’s, klik hier voor SNRI’s en klik hier voor pregabaline.

 

 


 

 

3. Interactie angst en huidkanker

In het derde deel van deze wikipagina wordt dieper ingegaan op de interactie tussen angst en huidkanker. Hierbij zal, net als in de rest van de wikipagina, de focus liggen op de interactie tussen angst en melanomen. Niet bij alle onderwerpen is er echter genoeg bekend over melanomen in het bijzonder, waardoor soms naar huidkanker in het algemeen gekeken zal worden. In het derde deel wordt eerst gekeken naar factoren die ervoor kunnen zorgen dat mensen met huidkanker meer of minder angst ervaren. Zorgt een bepaalde persoonlijkheid er bijvoorbeeld voor dat een patiënt meer kans heeft op angstklachten? Vervolgens wordt er gekeken of bepaalde kenmerken van huidkanker zelf en biologische kenmerken van kankerbehandeling interacteren met psychologische factoren die gezien worden onder huidkankerpatiënten. Hierbij wordt er ook gekeken welke mechanismen mogelijk een rol spelen in die interactie. Vervolgens wordt er aandacht besteed aan gedragsaanpassingen. Veranderen ex-melanoompatiënten hun gedrag door de angst die zij ervaren en waarin is dat terug te zien? Ten slotte zullen er enkele voorstellen worden gedaan voor vervolgonderzoek.

 

 

 

3.1 Beschermende factoren en risicofactoren voor angst bij huidkanker

Het krijgen van de diagnose huidkanker is een gebeurtenis die voor (veel) angst en stress kan zorgen. De mate waarin iemand risico loopt op het ervaren van angst bij huidkanker, kan variëren aan de hand van een aantal risicofactoren en beschermende factoren. Het is van belang de risicofactoren voor angstklachten bij huidkankerpatiënten in beeld te brengen, omdat angst een negatieve impact kan hebben op het welzijn van de patiënt. Er is voornamelijk onderzoek gedaan naar factoren die angst bij huidkanker in het algemeen beïnvloeden. Aangezien melanoom een vorm van huidkanker is, wordt er voor nu de aanname gedaan dat deze factoren waarschijnlijk ook een rol spelen bij melanoompatiënten. 

 

 

3.1.1 Demografische factoren

Er zijn een aantal demografische factoren die het risico op angstklachten bij huidkanker doen vergroten (zie Figuur 2). Ten eerste heeft geslacht een invloed, waarbij vrouwen meer risico lopen dan mannen. Dit zou verklaard kunnen worden door het gegeven dat vrouwen gemiddeld hoger scoren op de persoonlijkheidstrek neuroticisme (emotionele labiliteit) dan mannen (53). Daarnaast zijn vrouwen ook angstiger voor een eventueel tweede melanoom (54). Bovendien hebben vrouwen doorgaans meer angst voor veranderingen in hun uiterlijk, zoals angst voor littekenvorming na een operatie (55). De druk van de maatschappij om er goed uit te zien is hoog en wordt ook steeds groter door de stijging van sociale mediagebruik, waarbij de nadruk op het uiterlijk ligt. 

 

Ten tweede speelt leeftijd wellicht ook een rol in het risico op het ontwikkelen van angstklachten in huidkankerpatiënten, omdat jongere mensen doorgaans hun uiterlijk belangrijker vinden dan mensen die ouder zijn (56). Ten derde voelen mensen zonder partner meer angst dan mensen met een partner. Dit hangt samen met het ervaren van minder sociale steun bij de afwezigheid van een partner. Tot slot wordt in onderzoek aangegeven dat mensen met een laag opleidingsniveau vaker een niet-adaptieve copingstijl hanteren dan mensen met een hoog opleidingsniveau. Met een niet-adaptieve copingstijl wordt er minder goed met de huidkanker en de activiteiten en gevoelens eromheen omgegaan, wat angst kan uitlokken (38). Hierna wordt de rol van de coping stijl verder toegelicht. 

 

 

3.1.2 Copingstijl

Het begrip coping wordt gedefinieerd als de omgangsmanier van een individu met zijn/haar problemen en kan worden onderverdeeld in actieve en passieve coping (57). Een actieve copingstrategie omvat het proberen op te lossen van diens problemen en als dat geen mogelijkheid is, toch proberen zo optimaal mogelijk om te gaan met het probleem. Het hanteren van een actieve copingstijl kan werken als een buffer voor stressoren in het leven wat de gezondheid en het welzijn kan bevorderen (58). Een voorbeeld van een actieve copingstijl bij huidkanker is de huidkanker laten behandelen als eerste mogelijke aanpak. Als de huidkanker niet behandeld kan worden, kan men wel actief aan de slag gaan met de negatieve gevoelens die veroorzaakt worden door de huidkanker door bijvoorbeeld sociale steun bij vrienden of familie te zoeken. Deze specifieke vorm van actieve copingstijl heet emotiegerichte coping. Een passieve copingstrategie betreft vermijdend of ontkennend gedrag. Een voorbeeld van een passieve copingstijl bij huidkanker is het ontkennen van de ziekte en daardoor doelbewust geen behandeling zoeken (57). 

 

Huidkankerpatiënten hebben op de lange termijn meer baat bij het inzetten van een actieve copingstijl, omdat hiermee hun probleem het snelst en meest efficiënt verholpen kan worden. Uit onderzoek blijkt namelijk dat het zoeken naar sociale steun het zelfvertrouwen vergroot tijdens stressvolle situaties, waardoor huidkankerpatiënten zich beter aan kunnen passen aan de situatie en daardoor minder angst ervaren (zie Figuur 2) (59). Een mogelijke verklaring voor het ervaren van meer angst bij huidkankerpatiënten die een passieve copingstijl hebben, is de mate van sociale steun die ze ondervinden. Sociale steun komt voornamelijk voort uit een actieve coping door een beroep te doen op de omgeving voor steun. Het vermijdende karakter van de passieve copingstijl gaat het hulp zoeken bij de omgeving uit de weg (58).

 

 

3.1.3 Sociale steun

Sociale steun houdt in dat je op mensen kunt rekenen voor hulp in zowel moeilijke als betere tijden en komt voort uit het sociale netwerk dat een individu om zich heen heeft. Het sociale netwerk bestaat uit de mensen uit hun familie, vrienden, collega’s, buren, etc. (60). Een tekort aan sociale steun wordt geassocieerd met het ervaren van meer angst onder huidkankerpatiënten, omdat sociale steun beschouwd wordt als een soort buffer tegen stressfactoren, in dit geval het huidkanker, om de gezondheid en het welzijn te bevorderen (zie Figuur 2) (58,61). Dit geldt vooral tijdens het ontvangen van de diagnose huidkanker en de eerste maanden daarna. Mensen die sociale steun ervaren beschouwen een situatie als minder bedreigend en ze geloven dat ze over voldoende middelen beschikken om de situatie aan te kunnen. Echter, het hebben van schadelijke interacties met anderen is een factor die de angst juist kan doen toenemen. De kwaliteit van de relaties die een huidkankerpatiënt heeft met zijn sociale netwerk heeft, is dus ook erg belangrijk (61).

 

Verder hangt sociale steun samen met coping. Huidkankerpatiënten met een actieve copingstijl ervaren meer sociale steun, omdat ze actief interactie en steun zoeken bij de mensen om hen heen. Andersom geldt ook dat mensen meer sociale steun ervaren, als ze een actieve copingstijl gaan hanteren, omdat ze gestimuleerd over hun probleem te praten of er mee om te gaan op een bepaalde manier door de mensen om hen heen (62). 

 

 

3.1.4 Persoonlijkheidsfactoren

Mindset staat voor de manier van denken van een individu over het eigen kunnen. Uit onderzoek is gebleken dat de mindset erg belangrijk is voor allerlei gezondheidsuitkomsten. Twee soorten mindsets die vaak samen worden beschreven zijn optimisme en pessimisme. Optimisme is een persoonlijkheidskenmerk die samenhangt met minder angst (zie Figuur 2). Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat optimisten meer sociale steun ervaren en een actieve copingstrategie hanteren, waardoor de kans op angst bij huidkanker minder groot wordt. Pessimisten ervaren meer angst dan mensen die minder pessimistisch zijn. Dit zou verklaard kunnen worden doordat zij minder sociale steun ervaren en een minder adaptieve copingstijl hanteren (61). Ook kunnen individuele verschillen in persoonlijkheidskenmerken het risico op angst bij huidkanker vergroten. Zo is neuroticisme bijvoorbeeld gerelateerd aan het ervaren van meer angst en stress. Mensen die hoog scoren op de persoonlijkheidskenmerk neuroticisme, zijn emotioneel labieler dan mensen die laag scoren op neuroticisme, waardoor ze ook meer angst ervaren (zie Figuur 2) (63). Bij mensen die hoog scoren op neuroticisme zijn sommige delen van het brein die samenhangen met angst actiever. Zo zijn er allerlei onderzoeken gedaan naar de hersengebieden die betrokken zijn bij het optreden van stressreacties, angst en de bijbehorende symptomen. Hierbij worden de volgende gebieden met regelmaat genoemd: de prefrontale cortex, hippocampus en amygdala (64-65). 

 

 

3.1.5 Factoren omtrent behandeling

Zoals eerder benoemd is het operatief verwijderen van een melanoom vaak de eerste keuze wat betreft behandeling bij melanoompatiënten. Voorafgaand en tijdens deze chirurgische ingreep kan angst voorkomen. De angst is bijvoorbeeld gerelateerd aan de vraag of met de operatie de kanker genezen zal zijn en wat de esthetische uitkomst zal zijn (littekenvorming of contour verlies in het gezicht). Angst voor een nadelige esthetische uitkomst komt meer bij vrouwen voor dan bij mannen (55). Wat betreft angst voorafgaand aan de operatie zijn er mogelijkheden bedacht om ervoor te zorgen dat deze angst afneemt. Zo blijkt dat het inzetten van virtual reality (VR) met een rustgevend beeld angst kan verminderen (66). Uit ditzelfde onderzoek blijkt dat VR stress kan verminderen (66), waarbij stress als uitlokkende factor voor angst wordt gezien (67). Er werd gevonden dat VR ervoor zorgt dat het niveau van het stresshormoon cortisol na de sessie was gedaald ten opzichte van voor de sessie. Dit maakt het aannemelijk dat door VR mensen stressbestendiger worden (66).

 

Wat betreft angst tijdens de operatie zijn er ook mogelijkheden die de angst tijdens de operatie zouden kunnen verminderen, zoals het vasthouden van een hand of een stressbal. Tot nu toe blijkt echter uit onderzoek dat bij de meeste patiënten de angst gedurende de operatie afneemt, ongeacht of iemand wel of niet gebruik maakte van bovenstaande mogelijkheden. Dit komt mogelijk doordat deze manieren alleen helpen voor mensen die voorafgaand aan de operatie hoog angstig zijn en niet bij mensen die milde angstklachten ervaren. Daarnaast wordt er standaard al aandacht besteed aan het zo comfortabel mogelijk maken voor de patiënt voor een operatie. Zo kunnen mensen vaak vragen stellen en worden er kussens neergelegd, zodat de patiënt comfortabel kan liggen. Mogelijk voegen de nieuwe opties hier niet veel meer aan toe (37). 

 

Ten slotte is er gekeken naar factoren die de angst na de operatie zouden kunnen verminderen, zoals de grootte van de snee die is gemaakt om het melanoom operatief te verwijderen (en daarmee de grootte van het litteken dat ontstaat). Uit onderzoek komt naar voren dat het niet uitmaakt of de snee groot (4 cm) of klein (2 cm) is, in beide gevallen lijkt de angst in de periode na de operatie af te nemen. Dat de grootte van het litteken geen invloed heeft op de mate van angst, komt mogelijk doordat de angst meer gelinkt is aan het krijgen van de diagnose kanker in het algemeen en angst neemt af naarmate mensen zich aanpassen aan die situatie (68).

 

 

Figuur 2

Risicofactoren en beschermende factoren voor angst bij huidkanker 

Gemaakt door auteurs, 2021 (Copyright free). De pijlen geven de richting van het verband aan tussen de factoren. + staat voor een positief verband, wat inhoudt dat als de ene factor verandert, de andere factor in dezelfde richting mee verandert. Bijvoorbeeld een hogere score op neuroticisme hangt samen met meer angst bij huidkanker en een lagere score op neuroticisme hangt samen met minder angst bij huidkanker. - staat voor een negatief verband, wat inhoudt dat als de ene factor verandert, de andere factor in de tegenovergestelde richting verandert. Bijvoorbeeld meer sociale steun zorgt voor minder angst bij huidkanker en minder sociale steun zorgt voor meer angst bij huidkanker. 

 

 

 

3.2 Lichaam-geest interactie bij kanker

Binnen de psycho-oncologie wordt er gekeken naar de interactie tussen de pathofysiologie (kennis en studie van de functie van zieke organen) van kanker en psychologische verstoringen, zoals de associatie tussen stress en celdeling (69). Stress en depressie worden geassocieerd met twee grote processen van kankerontwikkeling (carcinogenese), namelijk verslechterde DNA-reparatie en veranderingen in celdood (apoptose). Wanneer deze twee processen normaal functioneren, zorgen ze ervoor dat celdeling beëindigd wordt wanneer dit passend is om ongecontroleerde celdeling tegen te gaan (70). Deze interactie kan van invloed zijn op de prognose van de ziekte en heeft consequenties voor ‘host resistance’ factoren, ofwel factoren die de lichamelijke stressreactie op de ziekte bepalen. De factoren die hieronder vallen zijn: hormonale en neuroimmune factoren (69) (samenwerking tussen het zenuwstelsel en het immuunsysteem om neuronen tegen pathogenen, ziekteverwekkers, te beschermen) (71), en het autonome zenuwstelsel (69). In essentie vindt er een verstoring van deze regulerende factoren plaats als het lichaam niet gepast meer kan reageren op aanhoudende psychologische of fysieke stressoren. Deze verstoring wordt gekenmerkt door de verminderde reactie/onderdrukking van een stimulus van het immuunsysteem (69). Als gevolg hiervan ontstaan er meer mogelijkheden voor de stimulatie van tumor proliferatie en de activatie van hormoonreceptoren op de tumor (wat de groei van de tumor bevordert). 

 

De verstoring van de regulerende factoren wordt ook gekenmerkt door ontregeling van de HPA-as (hypothalamic-pituitary-adrenal axis), waardoor chronisch verhoogde cortisol (stresshormoon) ontstaat. Er is onderzoek gedaan naar de HPA-as die betrokken is bij stress en lichamelijke stressreacties. In dit onderzoek is gekeken naar de relaties tussen blootstelling aan stress en depressie, en stress en angst in pathologische vorm op moleculair, biologisch en psychologisch gebied (72). Dit maakt dus een relatie zichtbaar tussen de HPA-as en angst op basis waarvan gesuggereerd zou kunnen worden dat ontregeling van de HPA-as bij kankerpatiënten angstklachten kunnen induceren. De HPA-as ontregeling kan ook ziektegedrag en symptomen van depressie veroorzaken als gevolg van een chronisch staat van ontsteking (69). Ziektegedrag wordt beschreven als een set van veranderingen in het gedrag die zich voordoen als gevolg van een fysiologische ziekte gekenmerkt door ontstekingen. Onder het gedrag vallen loomheid, depressieve stemming, verminderd sociaal contact, verlies van eetlust, slaperigheid, hyperalgesie (verhoogde pijngevoeligheid) en verwarring. De reden voor dit gedrag is dat het organisme zich terugtrekt en rust neemt om te herstellen van het fysiologische probleem (73). 

Kortom ziekte, in dit geval kanker, kan gedragingen uitlokken die passen bij een depressieve stemming, ofwel verslechterd psychologisch welzijn, maar verslechterd psychologisch welzijn kan ook ontregeling van fysiologische processen (hormonale factoren, HPA-as en het immuunsysteem) uitlokken die de incidentie en prognose van kanker negatief kunnen beïnvloeden door kankerontwikkeling te stimuleren. 

 

De erkenning van bovengenoemde interactie vraagt om onderzoek naar stressoren van de behandeling van kanker die het psychologische welzijn van de patiënt in gevaar kunnen brengen. Voor de melanoom-patiëntenpopulatie is op het gebied van angstklachten nog weinig onderzoek gedaan. Het is echter aannemelijk om te denken dat de behandeling van melanomen stress, angst en/of depressie veroorzaakt en afhankelijk van de mate waarin dit voorkomt, zou het negatieve invloed kunnen hebben op het ziektebeloop van de patiënt. Meer duidelijkheid hierover biedt een potentiële weg naar beïnvloeding van de incidentie of prognose van kanker via psychosociale invloeden op de immuunfunctie en andere fysiologische factoren. Onderzoek naar de invloed van het immuunsysteem op psychologisch welzijn wordt in de volgende paragraaf besproken aan de hand van een kankerbehandeling gericht op het immuunsysteem.

 

 

3.2.1 Immunotherapie-geïnduceerde depressie en angst

Verschillende behandelingen werken op basis van verschillende mechanismen, waardoor ze ook verschillende impact kunnen hebben op het psychologische welzijn van de patiënt. Immunotherapie gaat vaak gepaard met psychologische bijwerkingen, zoals depressie en angst, die kunnen leiden tot het stoppen van de behandeling. Daarnaast wordt de aanwezigheid van al bestaande psychologische problematiek gezien als contra-indicatie voor het inzetten van immunotherapie bij melanoompatiënten (74). Dit maakt onderzoek naar de psychologische constructen waar immunotherapie invloed op heeft, en of er verschillen zitten in impact op het psychologische welzijn tussen de vormen van immunotherapie, relevant. De huidige beschikbare literatuur levert voornamelijk bewijs voor immunotherapie-geïnduceerde depressie ten gevolge van IFN-alfa therapie (74-75). Ernstig verhoogde angstklachten werden ook in sommige studies gevonden, maar deze studies waren gebaseerd op gegevens van een klein aantal mensen (76). Er zijn echter wél verhoogde angstklachten gevonden bij een behandeling met een lage dosis IFN-alfa therapie (wekelijkse dosis van 3x3 MIU), maar deze verhoging was niet noemenswaardig. Na een bepaalde periode verdwenen de angstklachten weer uit zichzelf. Een verklaring die hiervoor wordt gegeven door de onderzoekers is dat de gemeten angstklachten werden veroorzaakt door levensgebeurtenissen, zoals de introductie van een (nieuwe) behandeling voor hun ziekte. Hiermee wordt gesuggereerd dat de oorzaak van de angstklachten niet ligt bij de biologische effecten van de behandeling (verstoring van het immuunsysteem). Daarnaast vonden ze geen verhoogde angstklachten bij een behandeling met Ipilimumab, wat extra bewijs levert tegen immunotherapie-geïnduceerde angstklachten (75). 

 

Bovengenoemde onderzoeksresultaten kunnen worden meegenomen in de overweging tot een behandelingskeuze. Gezien het geringe onderzoek naar de invloed van immunotherapie op angstklachten bij melanoompatiënten en daarmee de daarmee samenhangende onzekerheid over de negatieve effecten van de therapie op de angstklachten, raden wij aan meer onderzoek te verrichten op dit gebied. Kortom, tot nu toe kan worden aangenomen dat immunotherapie geen directe invloed heeft op het uitlokken van angstklachten bij melanoompatiënten via een biologische weg, maar dat de ervaring van de behandeling en het hebben van kanker wel angstklachten kan uitlokken. 

 

 

 

3.3 Gedragsaanpassingen bij huidkankerpatiënten

Angst als gevolg van een melanoom zorgt mogelijk voor gedragsveranderingen van zowel de ex-melanoompatiënt, als zijn of haar omgeving. Een deel van de patiënten die huidkanker hebben gehad zijn bang dat het op den duur terugkomt (2). Dit uit zich onder andere in het regelmatig of overmatig controleren van de eigen huid op eventuele afwijkingen. Dit beperkt zich niet alleen tot zichzelf, maar ook bij mensen in hun directe omgeving zijn ze alerter op mogelijke huidafwijkingen. Uit onderzoek blijkt dat de frequentie van zelfonderzoek van de huid sterk gerelateerd is aan de melanoom geschiedenis. Ex-melanoompatiënten en mensen waarvan een familielid een melanoom heeft gehad, rapporteren een hogere mate van zelfonderzoek in vergelijking met mensen die hier niet direct mee in contact zijn geweest (77). Het kan positief zijn dat mensen, met name degenen met een verhoogde kans om (opnieuw) een melanoom te ontwikkelen, zichzelf regelmatig controleren op veranderingen van de huid. Dit vergroot namelijk de kans dat een melanoom in een vroeg stadium opgemerkt wordt, waardoor het beter te behandelen is. Echter, hier zit ook een keerzijde aan aangezien het overmatig controleren van de huid samen kan gaan met angst. Het is belangrijk dat mensen geïnformeerd worden over hoe vaak het nuttig is om zelfonderzoek te doen. Mensen met een verhoogd risico op de ontwikkeling van een melanoom worden geadviseerd eens in de twee à drie maanden hun huid te controleren op afwijkingen/veranderingen (78). 

 

Verder blijkt uit onderzoek dat ongeveer een derde van de huidkankerpatiënten hun diagnose toeschrijven aan een te hoge mate van blootstelling aan de zon en/of gebrek aan zonbescherming. 44% van deze patiënten veranderde tijdens hun behandeling hun zonbeschermingsgedrag op een positieve manier ten opzichte van voor de diagnose. Bij deze verandering kun je denken aan minder uren doorbrengen in de zon, beschermende kleding dragen in de zon en het regelmatig aanbrengen van zonnebrand. Het is niet onderzocht wat de drijfveer van deze patiënten was om dit gedrag aan te passen (79).

 

Het overmatig doen van zelfonderzoek en het drastisch aanpassen van het gebruik van zonbescherming kunnen beide mogelijk verklaard worden door de angst om (opnieuw) huidkanker te ontwikkelen. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de relatie tussen angst en deze twee gedragsveranderingen, wat in de volgende paragraaf wordt toegelicht. 

 

 


 

 

4. Suggesties voor toekomstig onderzoek

Tijdens het literatuuronderzoek dat gedaan is voor het verkrijgen van informatie voor deze wikipagina over melanomen en angst is opgevallen dat sommige onderwerpen niet of weinig belicht zijn. Ten eerste is in het onderzoeksveld wat gericht is op de interactie tussen angst en melanomen nog maar weinig literatuur te vinden. De meeste literatuur is gewijd aan angst bij kanker of huidkanker in het algemeen, maar doordat een melanoom een meer agressieve vorm van huidkanker is, is het niet mogelijk om hieruit conclusies te trekken. Daarnaast is het relevant om meer onderzoek te doen naar de beschermende factoren en de risicofactoren specifiek voor angst bij melanoompatiënten. Op basis van deze informatie kan er worden ingespeeld op deze factoren wanneer ze zich voordoen en zo eventuele angstklachten verminderen of zelfs voorkomen. Uiteindelijk is daarbij het doel het ziektebeloop zo optimaal mogelijk te laten verlopen. 

 

Ten tweede is er nog een tekort aan literatuur wat betreft de relatie tussen angst en de twee gedragsveranderingen, het overmatig doen van zelfonderzoek en zonbeschermingsgedrag. Het is belangrijk om meer kennis op te doen over deze gedragsveranderingen, omdat het de kwaliteit van leven van de huidkankerpatiënten negatief kan beïnvloeden. 

 

Tot slot wordt er steeds meer onderzoek gedaan naar de invloed van immunotherapie op het psychologische welzijn van melanoompatiënten. Wij zien het als een positieve ontwikkeling dat hier meer aandacht aan wordt besteed en zijn voor de stimulatie van meer onderzoek op dit gebied. Het belang van onderzoek naar de invloed van immunotherapie en eventueel ook andere vormen van kankerbehandeling op het psychologische welzijn van de patiënt is dat er in de aanwezigheid van negatieve effecten of bijwerkingen rekening gehouden kan worden met de behandelingskeuze. 

 

 


 

 

 

5. Conclusie

Een melanoom is een agressieve vorm van huidkanker die ontstaat in de pigmentcellen van de huid en kan zich overal op de huid ontwikkelen (9). Ondanks de agressiviteit en kans op uitzaaiingen, is het goed te behandelen met een variatie aan behandelingsopties (13). Dit neemt echter niet weg dat de activiteiten en gevoelens rondom het hebben van een melanoom stress opleveren. Het hebben van een melanoom is zowel een fysieke, als mentale stressor die kan leiden tot het ontwikkelen van angstklachten. Angst wordt in dit geval gezien als een uiting van deze stress. De angstklachten kunnen samengaan met psychosociale factoren en met invloeden van de behandeling. Op psychosociaal gebied spelen demografische factoren, sociale steun, copingstijl en persoonlijkheidsfactoren een belangrijke rol. De invloeden van de behandeling op angst kunnen variëren per stadium en kunnen zich om verschillende redenen voordoen. De diagnostiekfase is een periode gekenmerkt door toegenomen angst (34) ten gevolge van weinig kennis over de ziekte en onzekerheid over de prognose (36). Tijdens het behandeltraject is het wachten op de behandeling, de behandeling zelf of het wachten op de resultaten ervan een uitlokkende factor voor angstgevoelens (2). Over de tijd heen kunnen angstklachten wel afnemen door aanpassing aan de diagnose en het leren omgaan met de ziekte (36). Verder kunnen angstklachten ontstaan op de lange termijn, na genezing van de ziekte, door het besef omtrent sterfelijkheid of de mogelijkheid dat de kanker terugkeert (2). 

 

In het onderzoeksveld gericht op de interactie tussen angst en melanomen zijn er gebieden waar nog niet genoeg bekend over is, zoals de effecten van de biologische kenmerken van een kankerbehandeling op het psychologische welzijn en in welke mate beschermende factoren en risicofactoren betrokken zijn bij de ontwikkeling van angstklachten bij melanoompatiënten. Dit gebied vraagt nog om meer onderzoek in de toekomst. 

 

Hieronder nog een verwijzing naar een site met adviezen en meer informatie leren omgaan met angst bij kanker: https://www.kanker.nl/gevolgen-van-kanker/angst/wat-is/tips-om-met-angst-om-te-gaan

 

 


 

 

6. Auteurs

Mette Alkema

 

Anouk van der Heijden

 

Lobke van Rooijen

 

Anne Wijnands

 

Lisette Zegers

 

Medische Psychologie, Tilburg University

 


 

 

Referentielijst

 

1. IKNL. Huidkanker [Internet]. [geraadpleegd 2021 mrt 4]. Beschikbaar via: https://iknl.nl/kankersoorten/huidkanker

 

2. Burdon-Jones D, Thomas P, Baker R. Quality of life issues in nonmetastatic skin cancer. Br J Dermatol [Internet]. 2010 jan 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];162(1):147–51. Beschikbaar via: http://doi.wiley.com/10.1111/j.1365-2133.2009.09469.x

 

3. Kanker.nl. Wat is kanker? [Internet]. [geraadpleegd 2021 mrt 4]. Beschikbaar via: https://www.kanker.nl/algemene-onderwerpen/wat-is-kanker/wat-is/wat-is-kanker

 

4. Kanker.nl. Goedaardig en kwaadaardig [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 22]. Beschikbaar via: https://www.kanker.nl/algemene-onderwerpen/wat-is-kanker/eigenschappen-van-kankercellen/goedaardig-en-kwaadaardig

 

5. Huidarts.com. Huidkanker [Internet]. [geraadpleegd 2021 mrt 4]. Beschikbaar via: https://www.huidarts.com/huidaandoeningen/huidkanker/

 

6. Narayanan DL, Saladi RN, Fox JL. Ultraviolet radiation and skin cancer. Int J Dermatol [Internet]. 2010 sept [geraadpleegd 2021 mrt 4];49(9):978–86. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/20883261/

 

7. Huidarts.com. Basaalcelcarcinoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 mrt 4]. Beschikbaar via: https://www.huidarts.com/huidaandoeningen/basaalcelcarcinoom-huidkanker/

 

8. Huidarts.com. Plaveiselcelcarcinoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 mrt 4]. Beschikbaar via: https://www.huidarts.com/huidaandoeningen/plaveiselcelcarcinoom-huidkanker/

 

9. Kanker.nl. Melanoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 mrt 6]. Beschikbaar via: https://www.kanker.nl/kankersoorten/melanoom/wat-is/melanoom-huidkanker

 

10. Huidarts.com. Melanoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 mrt 6]. Beschikbaar via: https://www.huidarts.com/huidaandoeningen/melanoom-huidkanker/

 

11. IKNL. Huidkanker in Nederland: cijfers uit 30 jaar Nederlandse Kankerregistratie [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 26]. Beschikbaar via: https://iknlsawebprod.blob.core.windows.net/mediacontainer/iknl/media/pdfs/kankersoorten/iknl_huidkanker-in-nl_rapport_nkr.pdf

 

12. IKNL. Overleving [Internet]. [geraadpleegd 2021 mrt 8]. Beschikbaar via: https://iknl.nl/kankersoorten/huidkanker/registratie/overleving

 

13. Kanker.nl. Overlevingscijfers van melanoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 mrt 31]. Beschikbaar via: https://www.kanker.nl/kankersoorten/melanoom/cijfers/overlevingscijfers-melanoom

 

14. Kanker.nl. Stadiumindeling bij melanoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 mrt 31]. Beschikbaar via: https://www.kanker.nl/kankersoorten/melanoom/de-diagnose-melanoom/stadiumindeling-bij-melanoom

 

15. UMC Groningen. Melanoom: behandeling [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.umcg.nl/-/melanoom-behandeling

 

16. UMC Groningen. Excisie [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.umcg.nl/-/excisie

 

17. UMC Groningen. Re-excisie [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.umcg.nl/-/re-excisie

 

18. Kanker.nl. Bestraling bij melanoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.kanker.nl/kankersoorten/melanoom/behandeling-en-bijwerkingen/bestraling-bij-melanoom

 

19. KWF Kankerbestrijding. Immunotherapie via T-cellen krachtiger maken [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.kwf.nl/onderzoek/onderzoeksdatabase/immunotherapie-via-t-cellen-krachtiger-maken

 

20. MedlinePlus. Ipilimumab Injection [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://medlineplus.gov/druginfo/meds/a611023.html

 

21. Tarhini A, Lo E, Minor DR. Releasing the brake on the immune system: Ipilimumab in melanoma and other tumors. Cancer Biother Radiopharm [Internet]. 2010 dec 1 [geraadpleegd 2021 apr 10];25(6):601–13. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/21204754/

 

22. Cancer Research UK. Interferon alfa [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.cancerresearchuk.org/about-cancer/cancer-in-general/treatment/cancer-drugs/drugs/interferon

 

23. Albert Schweitzer Ziekenhuis. Doelgerichte therapie [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.asz.nl/centrumvoorlongkanker/behandelingen/doelgerichte-therapie/

 

24. UMC Groningen. Doelgerichte therapie [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.umcg.nl/-/doelgerichte-therapie

 

25. Kanker.nl. Doelgerichte therapie bij melanoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.kanker.nl/kankersoorten/melanoom/behandeling-en-bijwerkingen/doelgerichte-therapie-bij-melanoom

 

26. Kanker.nl. Ledemaatperfusie bij melanoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.kanker.nl/kankersoorten/melanoom/behandeling-en-bijwerkingen/ledemaatperfusie-bij-melanoom

 

27. Antoni van Leeuwenhoek. Chirurgie bij melanoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.avl.nl/alles-over-kanker/overzicht-van-alle-behandelingen/chirurgie-bij-melanoom/

 

28. UMC Utrecht. Bestraling huidkanker - UMC Utrecht [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.umcutrecht.nl/nl/ziekenhuis/behandeling/bestraling-huidkanker

 

29. van der Linden EFH, van Kroonenburgh MJPG. Bijwerkingen van monoklonale antilichamen bij diagnostische en therapeutische toepassing wegens kanker [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.ntvg.nl/artikelen/bijwerkingen-van-monoklonale-antilichamen-bij-diagnostische-en-therapeutische-toepassing/volledig

 

30. Sanjida S, McPhail SM, Shaw J, Couper J, Kissane D, Price MA, et al. Are psychological interventions effective on anxiety in cancer patients? A systematic review and meta-analyses. Psychooncology [Internet]. 2018 sept 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];27(9):2063–76. Beschikbaar via: http://doi.wiley.com/10.1002/pon.4794

 

31. Kanker.nl. Angst bij kanker [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 26]. Beschikbaar via: https://www.kanker.nl/gevolgen-van-kanker/angst/wat-is/angst-bij-kanker

 

32. American Psychiatric Association. Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5). 5th ed. Amsterdam: Boom; 2014. 

 

33. Linden W, Vodermaier A, MacKenzie R, Greig D. Anxiety and depression after cancer diagnosis: Prevalence rates by cancer type, gender, and age. J Affect Disord [Internet]. 2012 dec 10 [geraadpleegd 2021 apr 7];141(2–3):343–51. Beschikbaar via: https://linkinghub.elsevier.com/retrieve/pii/S0165032712002212

 

34. Beesley VL, Hughes MCB, Smithers BM, Khosrotehrani K, Malt MK, von Schuckmann LA, et al. Anxiety and depression after diagnosis of high-risk primary cutaneous melanoma: a 4-year longitudinal study. J Cancer Surviv [Internet]. 2020 okt 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];14(5):712–9. Beschikbaar via: https://doi.org/10.1007/s11764-020-00885-9

 

35. Tas F, Karabulut S, Guveli H, Kurul S, Erturk K, Guveli M, et al. Assessment of anxiety and depression status in Turkish cutaneous melanoma patients. Asian Pacific J Cancer Prev [Internet]. 2017 feb 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];18(2):369–73. Beschikbaar via: http://journal.waocp.org/article_43845.html

 

36. Vojvodić AR, Dedić G. Depression, anxiety and quality of life in patients with melanoma. Vojnosanit Pregl [Internet]. 2020 dec 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];77(12):1318–22. Beschikbaar via: http://www.doiserbia.nb.rs/Article.aspx?ID=0042-84501800185V

 

37. Yanes AF, Weil A, Furlan KC, Poon E, Alam M. Effect of stress ball use or hand-holding on anxiety during skin cancer excision: A randomized clinical trial. JAMA Dermatology [Internet]. 2018 sept 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];154(9):1045–9. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/30027283/

 

38. Beutel ME, Fischbeck S, Binder H, Blettner M, Brähler E, Emrich K, et al. Depression, anxiety and quality of life in long-term survivors of malignant melanoma: A register-based cohort study. Montazeri A, editor. PLoS One [Internet]. 2015 jan 23 [geraadpleegd 2021 apr 7];10(1):e0116440. Beschikbaar via: https://dx.plos.org/10.1371/journal.pone.0116440

 

39. KWF Kankerbestrijding. Angst dat kanker terugkomt | KWF Kankerbestrijding [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 11]. Beschikbaar via: https://www.kwf.nl/kanker/gevolgen-van-kanker/angst-dat-kanker-terugkomt

 

40. Sobanko JF, Sarwer DB, Zvargulis Z, Miller CJ. Importance of physical appearance in patients with skin cancer. Dermatologic Surg [Internet]. 2015 feb 13 [geraadpleegd 2021 apr 10];41(2):183–8. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/25654193/

 

41. Olatunji BO, Cisler JM, Tolin DF. Quality of life in the anxiety disorders: A meta-analytic review. Clin Psychol Rev. 2007 jun 1;27(5):572–81. 

 

42. Bandelow B, Michaelis S, Wedekind D. Treatment of anxiety disorders. Dialogues Clin Neurosci [Internet]. 2017 jun [geraadpleegd 2021 apr 11];19(2):93–107. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/28867934/

 

43. Cuijpers P, Sijbrandij M, Koole SL, Andersson G, Beekman AT, Reynolds CF. Adding Psychotherapy to Antidepressant Medication in Depression and Anxiety Disorders: a Meta-Analysis. Focus (Madison) [Internet]. 2014 jan 1 [geraadpleegd 2021 apr 11];12(3):347–58. Beschikbaar via: http://psychiatryonline.org/doi/abs/10.1176/appi.focus.12.3.347

 

44. Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie. Wat is psychotherapie? [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 11]. Beschikbaar via: https://www.psychotherapie.nl/clienten-en-belangstellenden/wat-is-psychotherapie

 

45. GGZ Groep. Cognitieve Gedragstherapie [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 11]. Beschikbaar via: https://www.ggzgroep.nl/behandeling/cognitieve-gedragstherapie

 

46. Farmacotherapeutisch Kompas. Serotonineheropnameremmers, selectief [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 11]. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/serotonineheropnameremmers__selectief

 

47. Radboud UMC. Hoe geluksstof serotonine ook angst zaait in het brein: Nieuw verklaring bijwerking antidepressiva gevonden [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 11]. Beschikbaar via: https://www.radboudumc.nl/nieuws/2016/hoe-geluksstof-serotonine-ook-angst-zaait-in-het-brein

 

48. Moorman R. Noradrenaline hormoon [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 26]. Beschikbaar via: https://www.dehormoonfactor.nl/noradrenaline-hormoon

 

49. Zo Werkt Het Lichaam. Werking van adrenaline en noradrenaline [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 26]. Beschikbaar via: https://www.zowerkthetlichaam.nl/4490/adrenaline-en-noradrenaline/

 

50. Farmacotherapeutisch Kompas. Serotonineheropnameremmers, niet-selectief [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 11]. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/serotonineheropnameremmers__niet_selectief

 

51. NHS. Pregabalin [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 26]. Beschikbaar via: https://www.nhs.uk/medicines/pregabalin/

 

52. Farmacotherapeutisch Kompas. Pregabaline [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 26]. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/p/pregabaline

 

53. Lynn R, Martin T. Gender differences in extraversion, neuroticism, and psychoticism in 37 nations. J Soc Psychol [Internet]. 1997 jun 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];137(3):369–73. Beschikbaar via: https://psycnet.apa.org/record/1997-04913-009

 

54. Vogel RI, Yoerg B, Jewett PI, Rubin N, Olson M, Stenzel AE, et al. Cross-sectional study of sex differences in psychosocial quality of life of long-term melanoma survivors. Support Care Cancer [Internet]. 2021 [geraadpleegd 2021 apr 7]; Beschikbaar via: https://experts.umn.edu/en/publications/cross-sectional-study-of-sex-differences-in-psychosocial-quality-

 

55. Kossintseva I, Zloty D. Determinants and Timeline of Perioperative Anxiety in Mohs Surgery. Dermatologic Surg [Internet]. 2017 [geraadpleegd 2021 apr 7];43(8):1029–35. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/28595243/

 

56. Hawes T, Zimmer-Gembeck MJ, Campbell SM. Unique associations of social media use and online appearance preoccupation with depression, anxiety, and appearance rejection sensitivity. Body Image [Internet]. 2020 jun 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];33:66–76. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/32113009/

 

57. Wechsler B. Coping and coping strategies: a behavioural view. Appl Anim Behav Sci. 1995 mei 1;43(2):123–34. 

 

58. Roohafza H, Sadeghi M, Sarraf-Zadegan N, Baghaei A, Kelishadi R, Mahvash M, et al. Short Communication: Relation between stress and other life style factors. Stress Heal [Internet]. 2007 feb 1 [geraadpleegd 2020 dec 31];23:23–9. Beschikbaar via: http://doi.wiley.com/10.1002/smi.1113

 

59. Roberts N, Czajkowska Z, Radiotis G, Körner A. Distress and coping strategies among patients with skin cancer. J Clin Psychol Med Settings [Internet]. 2013 jun [geraadpleegd 2021 apr 7];20(2):209–14. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/22851049/

 

60. Stresspsycholoog.nl. Sociale Steun [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://stresspsycholoog.nl/?page_id=243

 

61. Fischbeck S, Weyer-Elberich V, Zeissig SR, Imruck BH, Blettner M, Binder H, et al. Determinants of illness-specific social support and its relation to distress in long-term melanoma survivors. BMC Public Health [Internet]. 2018 apr 17 [geraadpleegd 2021 apr 7];18(1):511. Beschikbaar via: https://bmcpublichealth.biomedcentral.com/articles/10.1186/s12889-018-5401-1

 

62. Söllner W, Zschocke I, Zingg-Schir M, Stein B, Rumpold G, Fritsch P, et al. Interactive patterns of social support and individual coping strategies in melanoma patients and their correlations with adjustment to illness. Psychosomatics [Internet]. 1999 [geraadpleegd 2021 apr 7];40(3):239–50. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/10341537/

 

63. Brown SL, Fisher PL, Hope-Stone L, Hussain RN, Heimann H, Damato B, et al. Predictors of long-term anxiety and depression in uveal melanoma survivors: A cross-lagged five-year analysis. Psychooncology [Internet]. 2020 nov 25 [geraadpleegd 2021 apr 7];29(11):1864–73. Beschikbaar via: https://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/pon.5514

 

64. Bremner JD. Brain imaging anxiety disorders. Expert Rev Neurother [Internet]. 2004 mrt [geraadpleegd 2021 apr 11];4(2):275–84. Beschikbaar via: https://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1586/14737175.4.2.275

 

65. Anand A, Shekhar A. Brain imaging studies in mood and anxiety disorders: Special emphasis on the amygdala. Ann N Y Acad Sci [Internet]. 2003 [geraadpleegd 2021 apr 11];985:370–88. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/12724172/

 

66. Ganry L, Hersant B, Sidahmed-Mezi M, Dhonneur G, Meningaud JP. Using virtual reality to control preoperative anxiety in ambulatory surgery patients: A pilot study in maxillofacial and plastic surgery. J Stomatol Oral Maxillofac Surg [Internet]. 2018 sept 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];119(4):257–61. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/29317347/

 

67. GGZ groep. Chronische angst symptomen [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 7]. Beschikbaar via: https://www.angst.nl/angst/156-chronische-angst-symptomen

 

68. Bergenmar M, Mnsson-Brahme E, Hansson J, Brandberg Y. Surgical resection margins do not influence health related quality of life or emotional distress in patients with cutaneous melanoma: Results of a prospective randomised trial. J Plast Surg Hand Surg [Internet]. 2010 jun [geraadpleegd 2021 apr 7];44(3):146–55. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/20459368/

 

69. Spiegel D. Mind matters in cancer survival. Psychooncology [Internet]. 2012 jun [geraadpleegd 2021 apr 7];21(6):588–93. Beschikbaar via: 

https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/22438289/

 

70. Kiecolt-Glaser JK, Glaser R. Psychoneuroimmunology and cancer: Fact or fiction? Eur J Cancer [Internet]. 1999 okt 1 [geraadpleegd 2021 apr 26];35(11):1603–7. Beschikbaar via: http://www.ejcancer.com/article/S0959804999001975/fulltext

 

71. Dantzer R. Neuroimmune interactions: From the brain to the immune system and vice versa. Physiol Rev [Internet]. 2018 jan 1 [geraadpleegd 2021 apr 26];98(1):477–504. Beschikbaar via: https://journals.physiology.org/journal/physrev

 

72. Tafet GE, Nemeroff CB. Pharmacological Treatment of Anxiety Disorders: The Role of the HPA Axis. Front Psychiatry [Internet]. 2020 mei 15 [geraadpleegd 2021 apr 10];11. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/32499732/

 

73. Prather AA. Sickness Behavior. In: Encyclopedia of Behavioral Medicine [Internet]. Springer New York; 2013 [geraadpleegd 2021 apr 7]. p. 1786–8. Beschikbaar via: https://link-springer-com.tilburguniversity.idm.oclc.org/referenceworkentry/10.1007/978-1-4419-1005-9_837

 

74. Heinze S, Egberts F, Rötzer S, Volkenandt M, Tilgen W, Linse R, et al. Depressive mood changes and psychiatric symptoms during 12-month low-dose interferon-α treatment in patients with malignant melanoma: Results from the multicenter DeCOG trial. J Immunother [Internet]. 2010 jan [geraadpleegd 2021 apr 7];33(1):106–14. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/19952950/

 

75. Kovács P, Pánczél G, Borbola K, Juhász G, Liszkay G. Psychological Changes in Melanoma Patients During Ipilimumab Treatment Compared to Low-Dose Interferon Alpha Therapy—A Follow-Up Study of First Experiences. Pathol Oncol Res [Internet]. 2014 okt 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];20(4):939–44. Beschikbaar via: https://link-springer-com.tilburguniversity.idm.oclc.org/article/10.1007/s12253-014-9777-7

 

76. Schaefer M, Engelbrechta MA, Gut O, Fiebich BL, Bauer J, Schmidt F, et al. Interferon alpha (IFNα) and psychiatric syndromes. Prog Neuro-Psychopharmacology Biol Psychiatry [Internet]. 2002 mei 1 [geraadpleegd 2021 apr 7];26(4):731–46. Beschikbaar via: https://linkinghub.elsevier.com/retrieve/pii/S0278584601003244

 

77. Kasparian NA, Brä ; Richard, Chang Y-M, Affleck P, Aspinwall LG, Tibben A, et al. Skin Examination Behavior The Role of Melanoma History, Skin Type, Psychosocial Factors, and Region of Residence in Determining Clinical and Self-conducted Skin Examination. Arch Dermatol [Internet]. 2012 [geraadpleegd 2021 mrt 16];148(10):1142–51. Beschikbaar via: http://nkd.org.uk/

 

78. Kanker.nl. Risicofactoren van melanoom [Internet]. [geraadpleegd 2021 apr 21]. Beschikbaar via: https://www.kanker.nl/kankersoorten/melanoom/wat-is/risicofactoren-van-melanoom

 

79. Abedini R, Nasimi M, Nourmohammad Pour P, Etesami I, Al-Asiri S, Tohidinik HR. Skin Cancer Awareness and Sun Protection Behavior Before and Following Treatment Among Skin Cancer-Treated Patients. J Cancer Educ [Internet]. 2019 apr 15 [geraadpleegd 2021 mrt 18];34(2):285–90. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/29143268/

 


 

Klik hier om weer naar het begin van deze wikipagina te gaan.  

 

 

 

Comments (0)

You don't have permission to comment on this page.