Antidepressiva: werking en bijwerkingen
Er bestaan verschillende behandelingsmogelijkheden voor depressie. Hier zal verder ingegaan worden op medicamenteuze behandeling van depressie.
-
Monoamine-hypothese
De farmaceutische behandeling van depressie berust grotendeels op de monoamine-hypothese. De belangrijkste neurotransmitters betrokken bij depressie zijn serotonine, noradrenaline en dopamine. Deze monoaminen hebben ieder een eigen invloed op emotie en stemming1. Wanneer één of meerdere van deze monoaminen onvoldoende werkzaam zijn in bepaalde hersengebieden, kan dat de stemming van een persoon sterk beïnvloeden. Aangenomen wordt dat bij depressie sprake is van onvoldoende werkzame monoaminen2.
-
Heropname en afbraak van monoaminen
Zolang monoaminen zich bevinden in de synaptische spleet, zijn ze in staat hun werking uit te oefenen door binding aan receptoren op het postsynaptische membraan. Afbraak en heropname kunnen monoaminen deactiveren en de binding aan postsynaptische membranen verhinderen. Veel antidepressiva spelen in op de bovenstaande mechanismen van monoamine-deactivatie.
-
Klassen antidepressiva
Er bestaan verschillende manieren om antidepressiva te classificeren. Hier is de classificering van Stahl3 aangehouden. Dit is geen uitputtende opsomming, er bestaan verscheidene andere antidepressiva die hier niet genoemd zijn.
Klassieke Antidepressiva
-
Tricyclische antidepressiva (TCA’s)
-
Werking
De klassieke TCA’s bezitten het vermogen om een binding aan te gaan met verschillende receptoren, waaronder in ieder geval de heropname-transporter voor noradrenaline (NET) en sommige TCA’s ook aan de heropname-transporter voor serotonine (SERT). Op deze manier zorgen TCA’s ervoor dat er meer monoaminen aanwezig zijn in de synaptische spleet3. Samen met SSRI’s genieten TCA’s nog steeds de voorkeur bij medicamenteuze behandeling van depressie4.
-
Bijwerkingen
Naast de heropnametransporters SERT en NET kunnen TCA’s zich binden aan een groot aantal andere receptoren, waaronder histamine- en muscarine acetylcholinereceptoren. Veel bijwerkingen worden veroorzaakt door deze ‘ongewenste bindingen’.
-
Monoaminexidase-remmers (MAO-remmers)
-
Werking
Monoamine-oxidases zijn de enzymen die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van zowel de intracellulaire als de extracellulaire afbraak van monoamines. Door remming van dit enzym nemen serotonine, noradrenaline en dopamine in de synaptische spleet snel toe3.
-
Bijwerkingen
In combinatie met bepaalde voedingsmiddelen en andere medicatie kunnen MAO-remmers een hypertensieve crisis veroorzaken, bekend als het kaas-effect3,5. Gezien deze ernstige bijwerkingen zijn irreversibele MAO-remmers niet meer geregistreerd in Nederland6. Onder bepaalde voorwaarden worden fenelzine en tranylcypromine op artsenverklaring voorgeschreven voor de behandeling van therapieresistente depressie7.
Moderne Antidepressiva
-
Serotonine-selectieve heropnameremmers (SSRI’s)
-
Werking
De bovenstaande SSRI’s hebben elk specifieke farmacologische eigenschappen, maar ze hebben één eigenschap gemeen. Alle SSRI’s blokkeren SERT door eraan te binden en remmen zo de heropname van serotonine3.
-
Bijwerkingen
SSRI’s veroorzaken acute stimulatie van verscheidene subtypen serotoninereceptoren op verschillende plaatsen in het lichaam. Deze stimulatie kan ongewenste gevolgen hebben. Bij SSRI’s ligt de therapietrouw hoger dan bij TCA’s8.
-
Serotonine-noradrenaline heropnameremmers (SNRI’s)
-
Werking
SNRI’s bezitten het vermogen om SERT te blokkeren. Daarnaast zijn SNRI’s ook in staat om in mindere of meerdere mate NET te inhiberen. Ook kunnen ze dopamineniveaus beïnvloeden, omdat NET ook in kleine mate dopamine-affiniteit bezit3.
-
Bijwerkingen
Het bindingsprofiel van SNRI’s lijkt op dat van TCA’s (blokkering van SERT en NET). SNRI’s zijn echter selectiever in de blokkering van receptoren en hebben daarom minder bijwerkingen. De meeste bijwerkingen zijn te wijten aan acute stimulatie van verschillende serotonine- en noradrenalinereceptoren.
|
Voorbeelden
|
Enkele bijwerkingen
|
TCA’s
|
Amitriptyline Nortriptyline Imipramine Clomipramine
|
Transpiratie Gewichtstoename Droge mond Wazig zien
Obstipatie Orthostatische hypotensie Serotoninesyndroom Tachycardie Hartritmestoornissen6
|
MAO-remmers
|
Moclobemide Fenelzine Tranylcypromine
|
Hypertensieve crisis Droge mond Duizeligheid Slaperigheid Seksuele stoornissen Diarree
Serotoninesyndroom
|
SSRI’s
|
Fluoxetine Sertraline Paroxetine Fluvoxamine Citalopram Escitalopram
|
Droge mond Duizeligheid
Seksuele stoornissen Misselijkheid Hoofdpijn Diarree Slaperigheid Slapeloosheid Agitatie Serotoninesyndroom9,3
|
SNRI’s
|
Venlafaxine Desvenlafaxine Duloxetine Nefazodon Milnacipran
|
Droge mond Duizeligheid Slapeloosheid
Hoofdpijn Hypertensie Nervositeit Serotoninesyndroom 6
|
-
Welke medicatie wordt voorgeschreven?
Zoals hierboven genoemd genieten SSRI’s en TCA’s bij huisartsen de voorkeur. Uit onderzoek zijn nog geen grote verschillen in effectiviteit tussen verschillende klassen antidepressiva gevonden10. Welk antidepressivum uiteindelijk wordt voorgeschreven, is afhankelijk van een aantal factoren, zoals contra-indicaties, interacties met andere medicatie, de voorkeur van arts en patiënt en de kosten11.
Literatuur
1Ashby, F.G., Valentin, V.V., & Turken, A.U. (2002).The effects of positive affect and arousal on working memory and executive attention.In: In S. Moore & M. Oaksford (Eds.), Emotional Cognition: From Brain to Behaviour (pp. 245-287). Amsterdam: John Benjamins.
2Baumeister, A.A., Hawkins, M.F. & Uzelac, S.M. (2003). The myth of reserpine-induced depression: role in the historical development of the monoamine hypothesis. Journal of the history of the Neurosciences, 12,207-220.
3Stahl, S.M. (2008) Essential Psychopharmacology, Neuroscientific Basis and practical Applications. (3rded.). New York, NY: Cambridge University Press.
4Van Marwijk, H.W.J., Grundmeijer, H., Bijl, D., Van Gelderen, M.G., De Haan, M., Van Weel- Baumgarten, E.M., … Romeijnders, A.C.M. (2012). NHG-Standaard Depressieve stoornis (depressie) (Rev. Ed.). Retrieved from www.nhg.artsennet.nl
5McCabe, B.J. (1986). Dietary tyramine and other pressor amines in MAOI regimens: a review. Journal of the Academy of Nutrition and Dietetics, 86, 1059-1064.
6Farmacotherapeutisch Kompas (n.d.). Achtergrondinformatie Depressie en Antidepressiva. Retrieved from www.fk.cvz.nl
7Thase, M.E., Frank, E., Mallinger, A.G., Hamer, T., & Kupfer, D.J. (1992). Treatment of imipramine- resistant recurrent depression, III: Efficacy of monoamine oxidase inhibitors. Journalof Clinical Psychiatry, 53, 5-11.
8Anderson, I.M., & Tomenson, B.M. (1995). Treatment discontinuation with selective serotonin reuptake inhibitors compared with tricyclic antidepressants: a meta-analysis. BMJ, 310,1433-1438.
9Ferguson, J.M. (2001). SSRI antidepressant medications: adverse effects and tolerability. Primary Care Companion to the Journal of Clinical Psychiatry, 3, 22-27.
10Nierenberg, A.A. (1994). The treatment of severe depression: is there an efficacy gap between SSRI and TCA antidepressant generations? Journal of Clinical Psychiatry, 55, 55-59.
11Volkers, A., De Jong, A., De Bakker, D., & Van Dijk, L. (2005). Doelmatig voorschrijven van antidepressiva in de huisartspraktijk. Utrecht: Nivel.
Comments (0)
You don't have permission to comment on this page.