- Loading...
- No images or files uploaded yet.
A. EpidemiologieEen depressieve stoornis komt veel voor binnen Nederland. Zo heeft 18,7% van de volwassen Nederlandse bevolking tot de leeftijd van 65 jaar ooit een depressieve stoornis gehad. Van de vrouwen heeft bijna een kwart (24.3%) ooit een depressieve stoornis gehad; bij de mannen is dit 13.1%. In het jaar 2010 had 5,2% van de volwassen Nederlandse bevolking tot 65 jaar een depressieve stoornis (mannen 4,1%, vrouwen 6,3%). In totaal hadden ongeveer 546.500 inwoners van Nederland in 2010 een depressieve stoornis (2). In de westerse wereld lijdt 4 tot 10% van de bevolking jaarlijks aan een depressie en heeft 15% tot 17% ooit een depressie gehad (3, 4).
B. Etiologie/biologische/neurologische factoren van depressieDe huidige kijk op de etiologie van depressie is dat het een complexe interactie tussen genen en omgeving is. De focus ligt hierin op drie grote monoamine systemen:
Serotonine (3)
Noradrenaline (NE) (3)
Dopamine (3)
C. Neuroanatomie van depressie (3):Er zijn bij depressie hele neuronale circuits betrokken. Zo is in onderzoek aangetoond dat met name een reductie in de hippocampus en caudate nucleus wat betreft grootte zichtbaar is in patienten met depressie. Ook is de hypofyse in volume toegenomen. Ook de amygdala en andere limbische structuren worden abnormaliteiten gevonden. In de amygdala is bij depresise sprake van hyperactiviteit en in de frontal corticale gebieden is juist een verminderde activiteit.
Veel patienten met depressie hebben een verhoogde secretie van cortisol (het ‘major’ adrenocortical stress hormoon).
Naast de neuronale gebieden speelt ook de omgeving een rol bij depressie. Een trauma wat vroeg in het leven is doorgemaakt beïnvloedt het ontstaan van een depressie op latere leeftijd. Variabelen als positieve zorg vanuit de ouders, persoonlijkheid en kwaliteit van relaties met peers kunnen hier beschermende factoren voor zijn, dit is echter geen 1 op 1 relatie.
2. Medicatie depressieAntidepressiva is een verzamelnaam voor de psychofarmaca die worden gebruikt bij behandeling van depressie (5). Een antidepressivum is een medicijn dat de intentie heeft de symptomen van een depressie te verbeteren. Het Farmacotherapeutisch Kompas (7) verdeelt de antidepressiva in op grond van hun bijwerkingenprofiel en de mogelijke ernst van de bijwerkingen:
A. Werking antidepressivaEen belangrijke hypothese is dat bij een depressie bepaalde neurotransmitter-systemen in de hersenen uit evenwicht zijn (specifiek de monoamines noradrenaline, serotonine en in mindere mate dopamine). De werking van antidepressiva bestaat uit de activiteit van deze neurotransmitters te verhogen, door hun heropname te remmen of door hun afbraak te verhinderen (5). Het antidepressieve effect, het normaliseren van de stemming en van de andere kenmerken van depressie zoals verlies van interesse en schuldgevoelens, is meestal pas na twee tot vier weken merkbaar, terwijl bijwerkingen al een paar uur na inname kunnen optreden (5-7). Hieronder staat de werking van de verschillende groepen antidepressiva kort beschreven: TCA’s remmen de heropname van de hoeveelheid serotonine en noradrenaline in het centrale zenuwstelsel (5-7). SSRI’s remmen/blokkeren de heropname van serotonine in het centrale zenuwstelsel. SNRI’s remmen de heropname van zowel serotonine als noradrenaline (5-7). MAO-remmers remmen de afbraak van onder andere noradrenaline, serotonine en dopamine (5-7). B. Bijwerkingen antidepressivaHet verschilt per persoon welk medicijn het beste werkt en de minste bijwerkingen heeft. Sommige medicatie is niet geschikt voor mensen met hartklachten of andere aandoeningen, of zijn niet te combineren met andere medicijnen. Bij de behandeling van een depressie wordt de keuze van een antidepressivum bepaald op basis van de ernst van de aandoening, comorbiditeit, ander medicijn gebruik, bijwerkingen en de werking van het medicijn (7). Bijwerkingen tricyclische antidepressiva (TCA's): Bijwerkingen die frequent voorkomen bij TCA’s zijn onder andere: droge mond, duizeligheid, obstipatie, mictiestoornissen, erectiestoornis, tachycardie, orhostatische hypothensie, accommodatiestoornissen, sterke transpiratie bij de geringste inspanning, pupilverwijding. Ernstige bijwerkingen kunnen zijn: geleidingstoornissen van het hart, cognitief disfunctioneren en met name bij ouderen het risico op vallen, agitatie en verwardheid, bij een (te) hoge dosis kan dit lijden tot een delier met desoriëntatie, visuele hallucinaties, insulten en coma (5-7). Wanneer er sprake is van een bestaande cardiovasculaire aandoening moet voorzichtigheid geboden worden met het geven van deze medicatie. Bij het nemen van een overdosis TCA’s kunnen levensbedreigende hartritmestoornissen ontstaan (7). Bijwerkingen niet-tricyclische antidepressiva: Het bijwerkingenprofiel van de SSRI's wordt in het algemeen gekenmerkt met maag-darmklachten (zoals misselijkheid, diarree en obstipatie), (migraine-achtige) hoofdpijn, anorexia, agitatie, slapeloosheid en bloedingen. Verdere bijwerkingen van SSRI's zijn slaperigheid, tremoren, autonome effecten (droge mond, zweten), seksuele stoornissen, gewichtstoename en –afname en met name bij oudere parkinsonachtige verschijnselen (5-7). Deze bijwerkingen met uitzondering van gewichtstoename en seksuele stoornissen zijn in het begin het hevigst en verdwijnen meestal binnen een week (7). De bijwerkingen van SNRI's bestaan uit misselijkheid, droge mond, slaperigheid, constipatie, hypertensie, dysuria, orthostatische hypotensie (5-6). Bijwerkingen MAO-remmers: De bijwerkingenfrequentie is vergelijkbaar met die van de SSRI's, echter met iets minder maag-darmklachten en geen seksuele functiestoornissen. De ‘oude’ MAO-remmers remmen zowel MAO-A als MAO-B en wel op irreversibele wijze, waardoor het na staken van de behandeling één tot vier weken duurt voordat de MAO-activiteit weer op het normale niveau is. Een ander gevolg van de irreversibele MAO-remmers is het 'cheese'-effect. Tyramine – dat o.a. in salami, banaan, chocolade, bepaalde soorten oude of zachte kaas en in rode wijn voorkomt – kan bij volledige remming van het MAO niet meer worden afgebroken. In hoge concentratie veroorzaakt het ernstige bloeddrukverhoging en mogelijk een hypertensieve crisis of CVA. De nieuwere MAO-A remmers hebben dit gevaar niet (5-7). 3. Literatuurlijst1. Association AP. Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-IV-TR: Pearson Assessment and Information; 2008. 2. Graaf, de, R., Ten Have, M., Van Dorsselaer, S. (2010). NEMESIS-2: De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut. 3. WHO International Consortium in Psychiatric Epidemiology (2000). Cross-national comparisons of the prevalences and correlates of mental disorders. Bull.World Health Organ, 78:413-426 5. De Boer S, Van der Laan, J.W. Farmacotherapie bij depressie: huidige situatie en toekomstverwachtingen. 2001. 6. Volkers A, De Bakker, D., Van Dijk, L. Doelmatig voorschrijven van antidepressiva in de huisartsenprakijk: NIVEL; 2005. 7. Zorgverzkeringen Cv. Farmacotherapeutisch kompas 2013. Available from: http://www.fk.cvz.nl/. |
|
Comments (0)
You don't have permission to comment on this page.